Samenstel van twee in kern traditionele panden genaamd "De Peerboom" en "Fonteyn" die minstens opklimmen tot de 17de eeuw, en waar van 1689 tot 1797 de zusters apostelinnen gevestigd waren. Eigenaar J.H. Claes verkreeg in augustus 1923 een vergunning om het toen twee/drie bouwlagen hoge pand te verhogen tot vier bouwlagen en uit te breiden met een achterbouw, naar een ontwerp door de architect François Dens. In april 1924 volgde een alternatief bouwproject met een neotraditioneel gevelfront voorzien van trapgevels en arkeltorens, en een gekanteelde achterbouw met toren op de binnenplaats, waarvan architect noch aannemer uit het bouwdossier vallen af te leiden. Uiteindelijk ontwierp stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke begin 1926 de huidige gevel met slechts drie bouwlagen, in neotraditionele stijl geïnspireerd op Antwerpse voorbeelden, die datzelfde jaar werd opgetrokken met een premie van provincie Antwerpen.
Het gebouw met een gevelbreedte van negen traveeën omvat drie bouwlagen onder een zadeldak (leien); getrapt aandak van acht treden met schouderstukken aan de linker zijde. De lijstgevel, in de vierde en vijfde travee hoger opgaand in een trapgevel, heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, verankerd door smeedijzeren muurankers. Van witte natuursteen is gebruik gemaakt voor de pui, speklagen, waterlijsten, kruiskozijnen, kwartholle negblokken, steigergaten en dekstenen. De pui met plint vormt een korfboogarcade met waterlijst, waarin winkelramen en een koetspoort. Deze wordt in de linker travee geflankeerd door een hardstenen barokpoortje uit de tweede helft van de 17de eeuw, dat afkomstig zou zijn van een gesloopt pand in de Kaasstraat. Rondboogdeur in een geblokte omlijsting met sleutel en imposten, gevat in een schouderboogveld onder een gestrekte waterlijst. Een getralied bovenlicht tussen vleugelstukken onder een gekorniste mijterboog vormt de bekroning. Regelmatige registers van kruiskozijnen met druiplijst en wigvormige ontlasting op de twee bovenverdiepingen, belijnd met doorgetrokken waterlijsten. Trapgevel van zeven treden met overhoeks topstuk, in de eerste geleding geopend door een drielicht, waarboven een rechthoekig luik met druiplijst. Het drielicht is samengesteld uit een rondboogvenster met diamantkopsleutel en -imposten geflankeerd door kloosterkozijnen met druiplijst. Houten kroonlijst boven steigergaten; de afgesnuite dakkapellen zijn verdwenen. De houten inkomdeur en poort met spijkerbeslag zijn bewaard, evenals het houten vensterschrijnwerk met glas-in-loodramen. Binnenplaats in neotraditionele stijl.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1923#15936, 1924#18084 en 1926#23225; foto FOTO-OF#6837.