erfgoedobject

Knechtjeshuis en Stedelijke Nijverheidsschool

bouwkundig element
ID
5716
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5716

Juridische gevolgen

Beschrijving

Voormalig jongensweeshuis gesticht in 1558 en hier gevestigd tot 1883. De gebouwen werden In 1891 aangepast tot Stedelijke Nijverheidsschool door stadsbouwmeester Gustave Royers, die het complex in 1895 en 1898 uitbreidde met schoolgebouwen tot aan de Rodestraat. Zijn opvolger Alexis Van Mechelen verhoogde de middenvleugel aan de Rodestraat met twee bouwlagen in 1907, en voegde in 1913 een monumentale klassenvleugel toe zijde Paardenmarkt. In 1930 werden drie klassenvleugels uit de jaren 1890 met één verdieping verhoogd, naar een ontwerp door de bestuurder van de Dienst voor Stadsgebouwen Aristide Bourgeois uit 1929.

Historiek en context

Knechtjeshuis

Het Knechtjeshuis werd in 1558 voor honderd arme weesjongens gesticht door Johanna Van Schoonbeke, weduwe van Hugo de Moreau en zus van Gilbert Van Schoonbeke. Voor de bouw werd datzelfde jaar een voormalig bleekhof tussen de Paardenmarkt en de Rodestraat aangekocht, nabij de Rodepoort. De eersteenlegging vond plaats op 3 september 1558, en het complex was vermoedelijk omstreeks 1560 voltooid. Tussen 1744 en 1754 werd de oostvleugel van de binnenplaats aangevuld met een schoollokaal en een infirmerie, voltooid onder het regentschap van jonker Philippe Vermoelen en zijn echtgenote Joanna Josepha de Pret. Hieraan herinnert een gedenksteen in de oostvleugel van het Knechtjeshuis. De instelling die de weesjongens huisvestte en een ambacht leerde, vormde van dan af een gesloten complex met vier vleugels rond een binnenplaats. Deze huisvestten werkplaatsen, een kapel met sacristie, een bakkerij, schoollokaal, infirmerie, refter, keuken en wasplaats. Ter vervanging van de vroegere slaapzalen op de zolders van het complex, werd tussen 1731 en 1763 op de onbebouwde gronden ten zuiden van het Knechtjeshuis (terrein schoolgebouwen uit 1898) een gesloten binnenhof opgericht. Het was aan vier zijden omringd was door galerijen met in totaal honderd individuele, overwelfde slaapcellen, elk met een bedstee, een zitbank en een 'gemak'. Het Knechtjeshuis behield zijn oorspronkelijke functie tot de ingebruikname van het nieuwe Jongensweeshuis in de Durletstraat. Dit gebouw werd in 1876 ontworpen door de architecten Leonard en Henri Blomme, en opgetrokken in 1879-1883.

Stedelijke Nijverheidsschool

De Stedelijke Nijverheidsschool gaat terug op de in 1859 opgerichte “nyverheidsakademie” van de “Maatschappy de Vlaemsche Vrienden”, die vanaf 1862 zelfstandig opereerde als “Vrye Nyverheidschool”, en vervolgens het voormalige annonciadenklooster aan de Lange Winkelstraat betrok. De school werd in 1866 hervormd tot een stedelijke instelling met driejarige leergangen voor werk- en ambachtslui vanaf 14 jaar, en nam in 1872 haar intrek in de vroegere werkhuizen van het Bureel van Weldadigheid in de Blindestraat. Naar aanleiding van de verhuis van de Stedelijke Nijverheidsschool naar het Knechtjeshuis, werden dit historische gebouwencomplex in 1891 door stadsbouwmeester Gustave Royers heringericht tot klassen, vaklokalen, een turnzaal, bibliotheek, bestuurskamer en een ruimte voor een stoommachine. De belangrijkste structurele ingreep betrof de verhoging van de lange oost- en westvleugels met een tweede bouwlaag, en als gevolg daarvan de installatie van trappen. Aannemer Florent Humblet uit de Bredastraat, kreeg de werken bij openbare aanbesteding in mei van dat jaar toegewezen, voor een bedrag van 29.940 Belgisch frank.

Het nieuwe schoolreglement van de Stedelijke Nijverheidsschool uit 1894, breidde het programma uit tot vijf leergangen, waarvan de twee hoogste jaren waren onderverdeeld in vijf ‘beroepsafdelingen’: werktuigkunde, bouwkunde, scheepsbouw, hout- en marmerschilderen, marmerkappen en puntzetten. Datzelfde jaar kreeg de school een nieuwe directeur, doctor in de natuurwetenschappen J.B. Florent Boonrooy, die in functie bleef tot de aanstelling van ingenieur-architect Walter Van Kuyck in 1921. Tijdens zijn ambtsperiode werd het schoolcomplex in meerdere fasen uitgebreid, waarbij van het oude Knechtjeshuis enkel de voorbouw en de onderbouw van de oostvleugel behouden bleven. In 1895 tekende stadsingenieur Gustave Royers de plannen van de eerste uitbreiding met een L-vormige vleugel van in totaal zes klassen, die aansloot op de westveugel van het Knechtjeshuis. Bij deze ingreep, waarvan het aanbestedingsdossier niet werd teruggevonden, verdwenen de zuidvleugel en het cellenblok van het oude weeshuis. Al in 1898 volgde een tweede, ambitieuzer nieuwbouwproject in eclectische stijl op de overige terreinen van het cellenblok in de Rodestraat. Dit laatste omvatte drie parallelle vleugels, de twee uiterste met elk zes klassen, de middelste met zes atelierklassen. Het geheel sloot enerzijds aan op de oostvleugel van het Knechtjeshuis, en anderzijds op de klassenvleugel van 1895. De werken begroot op een termijn van vier maanden, werden in mei van dat jaar voor een bedrag van 104.650 Belgische frank toegewezen aan de aannemer Gebroeders Grangé uit de Antoon Van Dyckstraat. In 1899 kwam hogerop in de Rodestraat de directeurswoning tot stand, eveneens een ontwerp van Royers uitgevoerd door Grangé.

Aan de middenvleugel met atelierklassen zijde Rodestraat werden later twee verdiepingen met tentoonstellingszalen toegevoegd. Stadsarchitect Alexis Van Mechelen tekende in 1906 het ontwerp, en de werken begroot op een termijn van 3 maanden, werden in maart 1907 voor een bedrag van 69.200 frank toegewezen aan de aannemer Frédéric Masson uit de Amerikalei. De laatste grote bouwcampagne vóór de Eerste Wereldoorlog betrof de bouw van de monumentale vleugel in neo-Vlaamserenaissance-stijl met twintig klassen aan de Paardenmarkt, waarvoor de westvleugel van het Knechtjeshuis inclusief de uitbreiding uit 1895 verdween. Het ontwerp door Van Mechelen dateerde van 1912, de werken begroot op een termijn van zes maanden, werden in februari 1913 voor een bedrag van 378.325 Belgische frank toegewezen aan de aannemer Georges Minnen uit Leuven. De plaatsing van de tien beelden die de verschillende beroepsafdelingen voorstellen, door de beeldhouwers Eduard Melis, Jules Anthone, Emile Jespers, Alfons Jozef Strijmans en Arthur Pierre, volgde in 1921-1922. In 1930 werden in totaal nog eens tien nieuwe klassen gecreëerd, door verhoging met één verdieping van de drie klassenvleugels uit de jaren 1890, de oostvleugel van het Knechtjeshuis en beide zijvleugels aan de Rodestraat, inclusief de behouden zuidvleugel van de uitbreiding uit 1895. De bestuurder van de Dienst voor Stadsgebouwen Aristide Bourgeois tekende de bouwplannen in 1929. De werken begroot op een termijn van zes maanden, werden bij openbare aanbesteding in juni 1930 voor een bedrag van 936.560 Belgische frank toegewezen aan de aannemer John Spiessens-Van Néreaux uit Deurne.

De Universiteit Antwerpen, die sinds 2013 gebruik maakt van de vroegere Stedelijke Nijverheidsschool, plant een grondige renovatie van het gebouwencomplex in de periode 2019-2021, onder leiding van de architectenbureaus DMT architecten en MAAT_WERK architecten, bestemd voor de opleiding Productontwikkeling.

Gustave Royers, die in 1875 is dienst trad bij de stad Antwerpen, stond van 1888 tot 1907 als hoofdingenieur-directeur aan het hoofd van de dienst Werken. In die functie volgde hij Pieter Dens op als stadsbouwmeester. Behalve de Nijverheidsschool, behoren tot zijn belangrijkste bouwkundige realisaties de oranjerie van de Kruidtuin uit 1883, de brandweerkazerne uit 1885 aan het Kipdorp, de vismijn uit 1891 in de Scheldestraat, de Schippersbeurs uit 1894 in de Lange Nieuwstraat, een twaalftal stadsscholen waaronder de lagere school uit 1898 op het Stuivenbergplein, en de ambtswoning van de hoofdhavenmeester uit 1899 aan de Oudeleeuwenrui. Van historische betekenis was het aandeel van Royers in de waterbouwkundige aanleg van de Antwerpse haven tijdens zijn ambtsperiode, met het graven van het Lefebvredok, het Amerikadok, het Eerste Havendok en de bouw van de Royerssluis.

Alexis Van Mechelen, stads(hoofd)bouwmeester van 1902 tot zijn overlijden in 1919, is vooral bekend van de Opera aan de Frankrijklei en de Stadsfeestzaal op de Meir die hij in de jaren 1900 realiseerde. Deze gebouwen kenmerken zich door een monumentaal eclecticisme onder invloed van de beaux-artsstijl. De uitbreidng van de Stedelijke Nijverheidsschool behoort tot zijn latere ontwerpen in stadsdienst. Tijdens zijn ambtsperiode ontwierp hij een tiental schoolcomplexen zowel in eclectische (Kasteelstraat) als in neo-Vlaamserenaissance-stijl (Grotehondstraat) of in beaux-artsstijl, waarvan het postuum gerealiseerde Stedelijk Onderwijsgesticht voor Meisjes 3 in de Lamorinièrestraat het meest opmerkelijke voorbeeld vormt.

Architectuur

Knechtjeshuis

De bewaarde voorbouw van het Knechtjeshuis vormt een langgerekt volume van één bouwlaag en elf traveeën onder een zadeldak. Sober en gestreng van opzet, behoort de architectuur tot de traditionele bouwstijl met renaissance-inslag uit het midden van de 16de eeuw. Het gevelfront aan de straat, dat in de jaren 1920 werd gerestaureerd, onderscheidt zich door een volledig zandstenen parement, verankerd met smeedijzeren muurankers. Belijnd door een hoge afgeschuinde sokkel en een geprofileerde daklijst boven steigergaten, wordt de opstand volgens een axiaal-symmetrisch schema bekroond door drie dakkapellen met puntgevel en schouderstukken in de derde, zesde en negende travee. Registers van beluikte kruiskozijnen met druiplijst aan weerszij van de inkompoort; beluikte keldermonden eveneens met druiplijst. Rondboogpoort in een eenvoudige omlijsting met een verweerde Christuskop als sluitsteen. De houten poort met spijkerbeslag en gebeeldhouwde makelaar werd samen met de vensterluiken vernieuwd naar een ontwerp door stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen uit 1910. De vrouwenfiguur van de makelaar geplaatst op een composiete halfzuil verbeeldt Industria.

Nagenoeg identieke bepleisterde en beschilderde achtergevel van zes traveeën. Hiertegen leunt een schutdakje of luifel uit 1618 aan, een rechthoekige houten constructie met leien schilddak, die op drie hardstenen Toscaanse zuilen rust. Eronder staat een hardstenen pomp opgesteld.

In de rechter flank van de begane grond is het art-nouveau-interieur van de bibliotheek bewaard, vermoedelijk ingericht in 1913, opgedeeld door een metalen galerij op consoles met trap; koperen luchters.

De gesloopte westvleugel en de in twee fasen verhoogde oostvleugel van het Knechtjeshuis, hadden oorspronkelijk eenzelfde langgerekte opstand van zestien traveeën geritmeerd door dakvensters. Sinds de bouwcampagnes van 1891, 1898 en 1930 is de oostvleugel drie bouwlagen hoog en negentien traveeën breed onder een schilddak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met afgeschuinde sokkel is opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen met lekdrempel. Een hardstenen gevelsteen draagt het opschrift: “VAN HET SIECKHUYS TOT HIER GEBOUWT DOOR EENE MILDE AELEMOESSE ANNO 1744 VOLBOUWT ANNO 1754 REGENT SYNDE VAN DESEN HUYSE IONCKER PHILIPPE VERMOELEN MET VROUWE IOANNA IOSEPHA DE PRET”.

Schoolcomplex aan de Rodestraat

Het schoolcomplex aan de Rodestraat door Gustave Royers uit 1898, bestaat uit drie parallelle vleugels van gelijke lengte, loodrecht ingeplant op de straat. De middenvleugel, oorspronkelijk slechts één bouwlaag hoog onder een zadeldak werd in 1907 verhoogd met twee bouwlagen onder een zadeldak. De kopgevels tellen één travee, de lange gevels zes brede traveeën. Beide zijvleugels, oorspronkelijk twee bouwlagen hoog onder een zadeldak, werden in 1930 verhoogd met een derde bouwlaag onder een zadeldak. Ook hier tellen de kopgevels één travee, maar zijn de lange gevels onderverdeeld in veertien traveeën. Van de zijvleugels sluit de zuidelijke aan op vijf traveeën brede zuidvleugel van de uitbreiding uit 1895, en de noordelijke in rechte hoek op de in 1891 verhoogde oostvleugel van het Knechtjeshuis. Bij de verhogingen in 1907 en 1930 werd de oorspronkelijke ordonnantie van de gevelopstanden doorgetrokken.

Het gevelfront aan de Rodestraat bestaat uit de drie kopgevels van de parallelle klassenvleugels, verbonden door twee inkomportalen. Het geheel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, geaccentueerd door gele baksteen voor baksteenmozaïeken en ontlastingsbogen. Van blauwe hardsteen is gebruik gemaakt voor de geprofileerde plint, poortomlijstingen, vensterposten, waterlijsten, sluit- en dekstenen, topstukken en frontons, en in beperktere mate van witte natuursteen voor speklagen, gevelcartouches, diamantkoppen en archivolten. Van de oorspronkelijke opstand is de volledig blinde, sokkelvormende pui met plint en entablement nagenoeg intact behouden. Deze wordt verlevendigd door een pilastergeleding, baksteenmozaïeken en tandfriezen in de middenvleugel, baksteenmozaïekfriezen en panelen met diamantkoppen op oren en neuten in de zijvleugels. Van de inkomportalen is enkel het linker bewaard, geflankeerd door muurpenanten met een blind boogveld. De rechthoekige poort in geriemde omlijsting wordt bekroond door een cartouchepaneel met het opschrift “NYVERHEID”, gevat in een entablement op voluutconsoles. Het topstuk vormt een fronton met acroteria en een centraal rolwerkmedaillon waarin een trofee samengesteld uit nijverheidssymbolen als een tandwiel. Een gevelsteen met het opschrift “VAKKUNDE” bekroonde het gesloopte rechter portaal. Oorspronkelijk bestond de bovenbouw van de middenvleugel uit een tuitgevel, bekroond door een cartouche met opschrift “VOORUITGANG” en een topstuk met voluten en gebogen waterlijst waarin het Antwerps stadswapen. Deze werd gemarkeerd door hoekpostamenten met voluten en topstuk, geritmeerd door rondbogige spaarvelden, en in de middenas geopend door een breed rondboogvenster met sluitsteen en wortelmotieven op de bewerkte middenposten. De zijvleugels hadden een puntgevel als bovenbouw, met rondboogdrielichten op pilasters. Bij de verhogingen uit 1907 voor de middenvleugel en 1930 voor de zijvleugels, werden deze opstanden zorgvuldig gedemonteerd en boven de toegevoegde verdiepingen heropgebouwd. Deze ingreep ging gepaard met het doortrekken van de spaarvelden en pilasterordonnantie, en het invoegen van rechthoekige drielichten onder een I-balk met rozetten op pilasters voor de nieuwe verdiepingen. In de middenvleugel kreeg de borstwering van het rondboogvenster een vandaag sterk verweerd reliëfdecor; de topstukken van de hoekpostamenten zijn later verwijderd.

Tegen de middenvleugel is een oorlogsmonument aangebracht ter herdenking van de gesneuvelden onder het personeel van de autofabriek Minerva Motors. Het monument uit 1920 bevond zich oorspronkelijk tegen de gevel van de Minervafabriek in de Karel Oomsstraat, en werd na het faillissement van Minerva in 1939 overgebracht naar de Rodestraat. Hardstenen gedenkplaat met als opschrift: "Minerva Motors N.V. aan de leden van haar personeel die hun leven veil hadden voor het recht en voor de verdediging van het vaderland", aan weerszijden geflankeerd door bronzen platen met de namen van de overledenen. Boven de waterlijst is een bronzen reliëf ingewerkt, gesigneerd door de beeldhouwer Pierre de Soete, met centraal Minerva op sokkel met opschrift "Pro Patria 1914 1918". Naast Minerva zijn respectievelijk burgers en militairen afgebeeld, aangevoerd door een zwevende, naakte Minerva.

De lange zijgevels van de middenvleugel onderscheiden zich door een parement in baksteenbouw verwerkt met natuur- en hardsteen, geritmeerd door hoger opgetrokken, kolossale lisenen met postament en afgewerkt door een kroonlijst. Regelmatig van opzet is de opstand opgebouwd uit registers van getoogde drielichten op lekdrempels, met breder middenvenster of -deur (begane grond). De zijgevels van de zijvleugels hebben een bepleisterde en beschilderde opstand met hardstenen plint en kroonlijst, geritmeerd door twee inkomrisalieten die corresponderen met de traphallen, en opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen met lekdrempels.

De plattegrond van de brede middenvleugel omvatte oorspronkelijk een enfilade van zes onderling verbonden, hoge atelierklassen onder een open dakstoel met bovenlichten. Hierop kwamen in 1907 twee niveaus van elk zes tentoonstellingszalen eveneens in enfilade, de bovenste onder een ijzeren Polonceauspant, ontsloten door een traphal aan straatzijde. De plattegrond van de klassenvleugels is opgedeeld in drie klassen, gescheiden door twee traphallen met vestibule.

Westelijke klassenvleugel

De westelijke klassenvleugel door Alexis Van Mechelen uit 1913, vervangt de 16de-eeuwse, in 1891 verhoogde en in 1895 verlengde westvleugel van het Knechtjeshuis. Het monumentale, langgerekte gebouw is ingeplant tussen de voorbouw van het vroegere weeshuis en de zuidelijke klassenvleugel uit 1895. Met een gevelbreedte van drieëntwintig traveeën omvat de klassenvleugel vier bouwlagen onder een koperen zadeldak, met een tuitgevel op de noordelijke kop zijde Paardenmarkt, en een door torens gemarkeerde lange gevel aan de speelplaats. De noordelijke tuitgevel met schouderstukken die oprijst boven de voorbouw van het Knechtjeshuis, heeft een parement uit witte natuursteen, met kruismonelen uit blauwe hardsteen. Opgebouwd uit registers van kruiskozijnen op de bovenverdiepingen, herhaalt de bekronende middenas van de geveltop de vorm van de dakvensters van het Knechtjeshuis.

De lange gevel onderscheidt zich door een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en kruismonelen, en witte natuursteen voor de pui, speklagen, waterlijsten, vensterkozijnen, beeldnissen, hoekkettingen en steigergaten. Geleed door de puilijst en volkomen symmetrisch van opzet, wordt de opstand geritmeerd door twee vooruitspringende en hoger opgetrokken, vierkante traptorens in de zesde en achttiende travee. Deze zijn over begane grond en eerste verdieping geflankeerd door hoektorens met een koperen bedaking (volgens de bouwplannen een leien tentdak), met op de begane grond een drieledige, rondbogige portaalloggia. De op een boogfries overstekende topgeleding, werd volgens de bouwplannen bekroond door een hoge leien spits met vierkante basis, een dubbele krans dakkapelletjes en een smeedijzeren windwijzer. Vandaag is de linker toren vlak afgedekt en de rechter met een tentdak. De traveeën aan weerszij van en tussen beide torens zijn per drie gebundeld, met de klemtoon op de brede, drieledige middenas. Geflankeerd door zijlichten gevat in rondbogige spaarvelden, mondt de middentravee telkens uit in een hoog dakvenster met tuitgevel, schouder- en vleugelstukken, een kruiskozijn en een rechthoekig luik. Ter hoogte van de tweede verdieping maken de zijlichten plaats voor rondboognissen met een gebuikte sokkel en koepelvormig baldakijn. Hierin staan tien levensgrote beelden van mannenfiguren opgesteld die de verschillende vakafdelingen verbeelden, in historische of eigentijdse kostumering en vergezeld van vakattributen. Van links naar rechts stellen zij Houtbewerking en Bouwkunde voor door Eduard Melis, Marmerbewerling en Loodbewerking door Jules Anthone, Boekdrukkunst en Edelsmeedkunst door Emile Jespers, Werktuigkunde en Elektriciteit door Alfons Jozef Strijmans, Scheikunde en Scheepsbouw door Arthur Pierre. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van kruiskozijnen, drieledig in de uiterste traveeën en de torenschacht, drie- en vijfledig in de torenbekroning, en kloosterkozijnen als zijlichten van de middenassen. Een houten kroonlijst boven steigergaten vormt de gevelbeëindiging. Een glazen luifel met een ijzeren structuur op winkelhaakconsoles is boven de pui tussen de torens aangebracht; smeedijzeren lichtarmen met lantaarn accentueren beide portalen.

De plattegrond van begane grond en bovenverdiepingen omvatten per niveau vijf klaslokalen, twee grote aan de uiteinden en twee drie kleinere in enfilade in het midden, ontsloten door twee traphallen met vestibule en lift, flankerende vestiaires en sanitair.

  • Stadsarchief Antwerpen, dossiers MA#82316 (1891), MA#82686 (1898), MA#83172 (1906-1907), MA#83575 (1912-1913), 13830#6200, 13830#6244 en 838#133-137 (1921-1922), MA#84744, 13830#6988 en 868#579 (1930), plannen 697#2235-2236 (1891), 697#2546-2547 (1895), 697#2672-2677 (1898), 697#3418-3419 (1906-1907), DWG#6514 (1910), 697#4083-4089 (1912-1913) en 697#5986-5987 (1930); foto’s 934#23002 en FOTO-OF#6833
  • GEUDENS E. 1895: Het Antwerpsch Knechtjeshuis sedert zijn voorhistorisch tijdperk tot op onze dagen, Antwerpen.
  • VAN DAELE H. 1969: 150 jaar stedelijk onderwijs te Antwerpen 1819-1969, Antwerpen, 171-178.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Knechtjeshuis en Stedelijke Nijverheidsschool [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5716 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.