erfgoedobject

Hoeve Peralta de la Serna

bouwkundig element
ID
57859
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/57859

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historische hoeve zogenaamd "Peralta de la Serna", beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 8/03/1995. Achterin gelegen hoeve, aan de noordwestzijde begrensd door het industriegebied Herdersbrug-West. De hoeve lag tot het eind van de 19de eeuw op het grondgebied van Koolkerke tot het westelijk deel van de parochie met de hoeve tijdens de aanleg van de havenwerken bij de parochie Sint-Pieters wordt gevoegd.

Voormalige kasteelhoeve van de Spaanse familie de Peralta, die vanaf de 16de eeuw in Brugge was gevestigd. In 1567 wordt de hoeve vermeld als eigendom van Jan de Peralta en beschreven met een "hofstede en boomgaart". In 1701 is sprake van "casteel Peralta, hofstede en boomgaart" en in 1755 van "casteel, speelgoet en hofstede". Van deze site blijft enkel nog de hoeve, met datum 1650 op de traptoren, bewaard.

De oudste bouwfase gaat terug tot circa 1500. Toen bestaande uit een boerderij van het langgeveltype, met een woongedeelte met opkamer en stallingen. In 1650 wordt aan de noordkant van het toenmalige woonhuis een woontoren met opkamer toegevoegd met aan de westzijde een traptoren en aan de oostzijde een lage aanbouw. Aan de westkant liggen nu de woontoren en de zuidvleugel naast elkaar onder parallelle zadeldaken en met elk een opkamer.

In de 18de eeuw gebeuren enkele aanpassingen, de oorspronkelijke langsvleugel met de stallingen wordt verhoogd. De zolders onder de parallelle zadeldaken worden, wellicht in de loop van de 19de eeuw, via een doorgang met elkaar verbonden. In de loop van de 20ste eeuw worden de zadeldaken aan de zuidkant onder een doorlopend dakschild gebracht. In 1933 wordt een keuken aangebouwd.

De hoeve geraakt in de tweede helft van de 20ste eeuw door verwaarlozing en leegstand in verval. Vanaf 1996 tot 2003 volgt een grondige restauratie naar ontwerp van architect Antoine Dugardyn (Brugge) waarbij de authenticiteit van het gebouw zoveel mogelijk wordt nagestreefd. De keukenaanbouw van 1933 wordt afgebroken, de woontoren en zuidvleugel worden opnieuw afgedekt met afzonderlijke zadeldaken. De toren was vóór de restauratie iets lager en afgedekt met een lessenaarsdak. Het verhogen van de toren en afdekking met een tentdak berust op hypothese. De bepleistering op de hoeken van de traptoren, als imitatienatuursteen, wordt opnieuw over de hele lengte aangebracht.

De bewaarde 17de-eeuwse vensteropeningen worden voorzien van glas in lood, de 18de- en 19de-eeuwse vensters, al dan niet met schuiframen, hebben kleine roeden. De stallingen worden ingericht als woonruimte en toonzaal, het woonhuis met traptoren krijgt opnieuw zijn oorspronkelijke functie.

De oost-west georiënteerde hoeve met stallingen is een verankerde baksteenbouw onder pannen zadeldaken. Aan de westkant situeert zich de woontoren van 1650 van twee bouwlagen. Tegen de westzijde van de woontoren staat de vierkante traptoren en aan de zuidkant de lage zuidvleugel. De woontoren heeft een kelder en een opkamer en steekt uit boven de lage vleugel op L-vormige plattegrond. Deze ligt aan de oostkant en bestaat uit de stallingen en een woongedeelte.

1. De woontoren

De 17de-eeuwse woontoren met opkamer is gebouwd op een rechthoekige plattegrond.

De oostgevel is een tuitgevel met vlechtingen uitlopend in een schouwlichaam met veelhoekige schouwmonden op een rechthoekige basis. De nagenoeg blinde gevel heeft enkel in de top twee rechthoekige vensteropeningen.

De noordgevel met twee traveeën is opengewerkt door vier zandstenen kruiskozijnen onder geblokte ontlastingsbogen. De kelder onder de opkamer wordt verlicht door getraliede rechthoekige vensters met zandstenen onder- en bovendorpels.

De westgevel heeft één travee, het rechterdeel van de gevel gaat schuil achter de traptoren. De kruiskozijnen en kelderopening zijn gelijkaardig aan die in de oostgevel, in de top steekt een rondboogluik met geblokte omlijsting en daarboven een oculus.

De traptoren is aan de zuidzijde toegankelijk via een korfboogdeur met afgeschuinde dagkanten en een arduinen buitentrapje. De drie vrijstaande zijden van de toren zijn opengewerkt door kleine, rechthoekige en onregelmatig geplaatste venstertjes. Deze hebben afgeschuinde dagkanten, zandstenen onder- en bovendorpels en geblokte ontlastingsbogen. De hoeken van de toren zijn geaccentueerd door bepleisterde en zandkleurig beschilderde banden. Aan de westzijde is de datum "1650" in zandsteen aangebracht. De torenafwerking met tentdak onder daktegels is een reconstructie, gebaseerd op kaartmateriaal.

In de oksel van de woon- en traptoren zit een bewaarde latrine onder een lessenaarsdak. De blinde gevels zijn enkel opengewerkt door twee ruitvormige verluchtingsopeningen.

2. De zuidvleugel

Deze lage vleugel met opkamer werd tijdens de restauratie opnieuw onder een zadeldak gebracht. In de onderbouw zijn in het metselwerk nog sporen te zien van de oudste bouwfase van circa 1500. De getraliede kelderopeningen hebben zandstenen onder- en bovendorpels. De tuitgevel met vlechtingen aan de westkant heeft één travee. Het dichtgemetselde venster op de begane grond is tijdens de restauratie opengemaakt. Het rechthoekig venster heeft afgeschuinde dagkanten, een zandstenen onder- en bovendorpel en een ontlastingsboog. In de tuittop zit een luik met een geblokte rondboogomlijsting.

De lijstgevel aan de zuidkant heeft twee traveeën. De rechthoekige vensters werden in de 18de eeuw verlaagd en voorzien van schuiframen, de bewaarde afgeschuinde dagkanten duiden de oorspronkelijke hoogte aan.

Aan de oostkant zijn vlechtingen van de bovendaks uitstekende muur zichtbaar.

3. De lage vleugel op L-vormige plattegrond

De korte westvleugel heeft een 17de-eeuwse kern en geeft toegang tot de woontoren via een korfboogdeur. Rechts daarvan steekt een rechthoekig venster onder strek. De lange vleugel met de voormalige 18de-eeuwse stallingen, met oudere kern, heeft witbeschilderde lijstgevels boven een gepikte plint. De deuren hebben een segment- of korfboog, de rechthoekige vensters zijn beluikt, enkele dakkapellen onder sleepdak.

Interieur. Binnen zijn de verschillende bouwfasen van de hoeve nog afleesbaar. Van de schouwen blijven enkel de 18de-eeuwse houten schouwbalken bewaard. De verdwenen schouwwangen waren 16de- en 17de-eeuws en versierd met hoofdjes van een echtpaar of voluten. Er zijn nog meerdere oude opgeklampte deuren aanwezig met bewaard hang- en sluitwerk.

De kelder onder de zuidelijke opkamer heeft een tongewelf. De tweebeukige kelder onder de noordelijke opkamer heeft twee traveeën, de graatgewelven worden opgevangen door een achthoekige zandstenen pijler op console. In de muren steken vier segmentbogige muurnissen.

In de lage L-vormige vleugel situeert zich rechts de inkom overwelfd met graatgewelven. In de zuidmuur van deze ruimte leidt een korfboogopening met afgeschuinde dagkanten naar een leefkamer. Deze is afgedekt met moer- en kinderbalken met balksleutels rustend op zandstenen console.

De noordelijke opkamer is toegankelijk via een bakstenen steektrapje. Deze kamer is overwelfd door twee stergewelven rustend op zandstenen kraagstenen in barokstijl. De gewelven zijn afgescheiden door een brede gordelboog en versierd met geometrische motieven. De vloer bestaat uit rode en zwarte plavuizen gelegd in een zigzagmotief. De zuidelijke opkamer is afgedekt met moer- en kinderbalken en met balksleutels, de rode en zwarte plavuizen van de vloer liggen in een dambordpatroon. De opkamers staan in verbinding door een segmentboogopening met afgeschuinde dagkanten.

De kamer boven de noordelijke opkamer heeft twee graatgewelven afgescheiden door een brede gordelboog en versierd met geometrische motieven. De vloer is bekleed met rode plavuizen.

De traptoren is via de opkamers toegankelijk langs een tudorboogingang met afgeschuinde dagkanten. De 19de-eeuwse spiltrap is in olmenhout, het afdekkende graatgewelf en zoldergebinte is een hypothetische reconstructie.

Aan de noordzijde van de toren ligt ter hoogte van de opkamers de latrine. De zolderkamer in de woontoren heeft grijze plavuizen. De dakconstructies met schaargebinten en koningsstijl zijn 18de-eeuws.

De stallingen, in de zuidvleugel, bewaren enkel nog de 18de-eeuwse dakconstructies.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief DW 000603.
  • Dienst Monumentenzorg en Stadsvernieuwing Brugge, Nota, 2 september 1991.
  • Dienst Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening Brugge, Bouwvergunningen, nummer 911/1997.
  • Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 888/1933.

Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Koolkerke, Sint-Jozef en Sint-Pieters, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL12, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Peralta de la Serna [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/57859 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.