Teksten van Site van de verdwenen Kleine Molen met pompgemaal en molenaarswoning

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/57980

Site van de verdwenen Kleine Molen met pompgemaal en molenaarswoning ()

De site van de verdwenen Kleine Molen van de Meetkerkse Moeren ligt 200 meter ten zuiden van de bewaarde Grote Molen. Het pompgemaal en de vroegere molenaarswoning zijn gelegen langs het Moerzwin dat beide sites verbindt. In 1868 werd de Kleine Molen, een poldermolen met buitenscheprad, afgebroken en vervangen door een pompinstallatie, aangedreven door een stoommachine met schoorsteen. Vanaf 1928 werd het gemaal aangedreven met een dieselmotor, vanaf 1942 door een elektrische motor.

Historiek van de Lage Moere en van de molensite

In het laaggelegen hooi- en weilandengebied van de Meetkerkse Moeren of de Lage Moere (tot op 0,75 m TAW, lager dan het omgevende poldergebied) is een apart ontwateringsysteem nodig. Vanaf de 11de en 12de eeuw vond in deze Moerlanden een grootschalige veenontginning plaats door de grote vraag naar brandstof in de steden. De kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571, rond 1600 gekopieerd door Pieter Claeissens jr.) toont hier dan ook een grote waterplas. Reeds aan het begin van de 16de eeuw bestonden plannen om de Lage Moere droog te leggen door middel van een ringdijk en een windmolen die het water zou opvoeren naar de Blankenbergse Vaart. In 1519 werd hiervoor advies ingewonnen bij een zekere Joachim, een Hanzekoopman die ‘verdronken landen’ in Holland op korte tijd succesvol had drooggelegd.

Pas honderd jaar later werden de Meetkerkse Moeren drooggelegd door de aanleg van de ovale Moerdijk (de Moerstraat is nog een deel van dit “Moerdycxken”) en de bouw van twee poldermolens. In 1622 kregen grootgrondbezitters Comelis Bertholf en Achilles Sproncholf een octrooi om twee “watermuelens” te bouwen en een watering of op te richten. Nog voor de goedkeuring van het octrooi werden op advies van onder meer ingenieur Jan Heymanssone Coucke “ter bequaemer plaetsen ghefondeert (...) achte pilaeren ofte teerelynghen om daer up te rechten een achtcante muelen noodich tot uutmaelen van de waeteren” naar de Blankenbergse Vaart. De “groote watermeulen” (ten noorden) en de “cleene watermeulen” (ten zuiden), houten achtkante bovenkruiers met een houten buitenscheprad, op ongeveer 200 meter van elkaar, worden vanaf 1623 vermeld. Uit een figuratieve kaart van 1787 blijkt dat de eigenaars van alle Moerlanden - binnen of buiten de Moerdijk gelegen in de parochies Varsenare, Sint-Andries, Meetkerke en Houtave - jaerlijks het “molengeschot” moesten betalen “tot onderhout van beede de wyntwatermolens staende ter prochie van Meetkercke door dewelcke alle de wateren van deze landen overgemalen worden tot in het Blanckenbergs vaerdeken.” In 1797 werd een molenhuis vermeld bij de Kleine Molen. Dit volume was reeds aangeduid op Ferrariskaart (1771-1778). Op het primitief percelenplan (rond 1835) en op de Atlas der Buurtwegen (rond 1843) is de Kleine Molen eigenaardig genoeg aangeduid met een vierkante plattegrond.

In 1849-1850 overwoog men reeds de plaatsing van stoomwerktuigen voor het droogmalen. Twintig jaar later, in 1868, werd de Kleine Molen afgebroken en vervangen door een pompinstallatie, aangedreven door een stoommachine op steenkool. De hoge schoorsteen markeerde nu samen met de Grote Molen het polderlandschap. De kaart van het Militair Cartografisch Instituut van 1873 geeft naast de “Groote Molen” echter ook nog de “Kleyne Molen” aan. In de jaren 1920 liepen de herstellingskosten aan de ‘stoommolen’ op. Bij het stilvallen van het pompgemaal kon de grote Molen het water niet alleen bolwerken en overstroomden de Moeren. De grote overstroming van 1927 gaf de doorslag om het stoomgemaal te vervangen door een nieuwe pompinstallatie met een Deutz-dieselmotor van 60 pk. De motor werd geleverd door het Brugse bedrijf De Buyzere, de centrifugaalpomp door de Gebroeders Stork en co uit het Nederlandse Hengelo (zie bedrijfsplaatje). Voor de installatie van de pomp werd de grond aan de voet van het pompgebouw tot 4 meter uitgegraven en werden er nieuwe dammen aangelegd. De werken, uitgevoerd door aannemer Baete van Sint-Andries (Brugge), werden herhaaldelijk verstoord door overvloedige regen en sneeuw. Op 2 februari 1928 werd de pomp in gang gezet en op 15 maart stonden de Moeren - die sinds september 1927 overstroomd waren - geheel droog. De pomp met een capaciteit van 42 m3 per minuut werkte zo goed dat het scheprad van de Grote Molen in 1928 ook buiten werking werd gesteld. Vanaf 1942 werd het pompgemaal aangedreven met een elektrische motor. Sinds 1980 regelt het vijzelgemaal De Katte (grondgebied Varsenare) de waterstand in de Lage Moeren, en is het pompgemaal op de site van de Kleine Molen buiten werking gesteld.

Beschrijving van de molenaarswoning en het pompgemaal

De huidige site bestaat uit de vroegere molenaarswoning en het mechanisch pompgemaal, dat via het Moerzwin verbonden is met de hoger gelegen Blankenbergse Vaart. Deze gracht boordt het middendeel van de Biezenstraat af, maar maakt ter hoogte van het pompgemaal een bocht om onder het gemaal door te lopen.

De lage, langgestrekte molenaarswoning is gebouwd in witgekalkte baksteen (boven een zwart geschilderde plint) en gevat onder een zadeldak (rode Vlaamse pannen, nok evenwijdig met de straat en het zwin). Hoewel dit gebouw een gerenoveerd karakter heeft, gaan de grondvesten ervan terug op de Ferrariskaart (1771-1778) en midden 19de-eeuwse kaarten. Bouwsporen zoals muurvlechtingen in de linker zijpuntgevel wijzen ook op die ouderdom. Er is ook nog een vrijstaand nutsgebouwtje onder pannen zadeldak met schoorsteen. De oprit tot de woning wordt met een bakstenen brug over het zwin geleid. Aan de straat is deze oprit geflankeerd door bakstenen muren. Links betreft het een 19de-eeuwse muur (mogelijk het restant van een gebouw), rechts een muur uit de eerste helft van de 20ste eeuw, gevat onder ezelsrug en verstevigd met steunberen.

De oever van het Moerzwin is ter hoogte van het pompgemaal in baksteen opgemetseld en voorzien van borstweringen. Het pompgemaal is ondergebracht in een bedrijfsgebouwtje van 1868. Het gebouw van één bouwlaag is opgetrokken in verankerde donkere baksteen en gevat onder een overkragend zadeldak (golfplaten, nok evenwijdig met de straat en het zwin). Tegen de westelijke langsgevel (straatzijde) sluit een volume onder plat dak aan, waaronder de rechthoekig overwelfde watergang loopt (afgeschermd met een krooshek). Van de verzorgde architectuur van dit bedrijfsgebouwtje getuigen de zijpuntgevels. De bakstenen hoekpilasters lopen op in de afboording van het gevelveld onder de overstekende dakrand. Centraal zijn de gevelvelden versierd met blinde oculi. De licht getoogde muuropeningen (deuren, poort en vensters) zijn gevat onder strek en bewaren gedeeltelijk het oorspronkelijke houtwerk.

De binneninrichting met centrifugaalpomp en elektrische motor is bewaard. Het betreft een driefasige motor met gesloten motorlichaam. De elektrische installatie is voorzien van porseleinen isolatoren en schakelaars met vonkbeveiliging. De overbrenging gebeurt met meervoudige V-riemen.

  • DENEWET L. & AUGUSTYN B. 2016: Al in 1502 experimenten met windbemaling. De droogmakerij “de Lage Moere” van Meetkerke, Molenecho's 44.4, 177-199.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 424-429.
  • DEVYT C. 1966: West-Vlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 30-31, 93.
  • RONSE A. & RAISON T. 1918: Fermes Types & Constructions Rurales en West-Flandre, Brugge, 259, 262-263.
  • POLLET J. 1942: Toponymie van Meetkerke met een geschiedkundige schets, Brugge, 51, 66.

Auteurs:  Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Hooft E. & Callaert G. 2020: Site van de verdwenen Kleine Molen met pompgemaal en molenaarswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360108 (geraadpleegd op ).


Pompgemaal en molenaarshuis ()

Pompgemaal en molenaarshuis. De Moere van Meetkerke is een waterrijk gebied dat ongeveer een halve meter onder de zeespiegel ligt. Het is tijdens de middeleeuwen ontstaan door ontvening. Vanaf 1622 wordt de Moere bij Meetkerke drooggelegd door de aanleg van de Moerdijk. Om het water uit de Moere weg te pompen naar de hoger gelegen Blankenbergse Vaart worden twee houten molens gebouwd, de Grote en de Kleine Molen, gelegen langs de Biezenstraat.

De Kleine Molen wordt afgebroken in 1868 en vervangen door een pompinstallatie die door een stoommachine wordt bewogen (Biezenstraat nummer 5), vanaf de jaren 1920 door een dieselmotor.

De huidige site bestaat uit een witgekalkt molenhuis en mechanisch pompgemaal, door een grachtensysteem verbonden met de poldermolen. Het erf is vooraan afgesloten door een bakstenen muur, deels nieuwe constructie. De beek die langs de weg ligt en die de windwatermolen en dit pompgemaal verbindt, is deels in baksteen opgemetseld. De oprit tot het molenaarshuis wordt met een bakstenen brug over deze watergang geleid. De ingang van de watergang is afgeschermd met een krooshek.

Het molenaarshuis (Biezenstraat nummer 5) is een witgekalkt laag langwerpig volume onder zadeldak (nok parallel aan de straat), dat wellicht teruggaat tot het 18de-eeuws molenhuis, zie aanduiding van volume op die plaats op Ferrariskaart (1770-1778), vermelding van molenhuis bij Kleine Molen in 1797 en bouwsporen die wijzen op die ouderdom, bijvoorbeeld muurvlechtingen in linkerzijpuntgevel. Gerenoveerd.

Het pompgemaal bestaat uit een gebouw van circa 1868, opgetrokken in een verzorgde baksteenbouw boven de verbindingsbeek met de stenen windwatermolen. Bruin bakstenen gebouw van één bouwlaag onder golfplaten zadeldak (nok parallel aan de straat), voor- en achterpuntgevels geflankeerd door pilasters en versierd met blinde oculus in top; licht getoogde muuropeningen. Aan beide zijgevels recentere bakstenen aanbouwen onder plat dak.

Toen de stoommachine, geïnstalleerd in 1868, begon te verslijten, koos men voor de vervanging door een pomp aangedreven door een dieselmotor, geïnstalleerd in 1928. De motor werd geleverd door De Buyzere van Brugge, de centrifugaalpomp van 60 PK door de "Gebroeders Stork en co - Hengelo" (Nederland). Het debiet van de pomp kon 50.000 liter per minuut bereiken; bleef in werking tot in de jaren 1980. De installatie van de pomp vroeg grote voorbereidende werken: de grond aan de voet van de gebouwen werd tot 4 meter. uitgegraven, nieuwe dammen moesten opgericht worden. De werken werden verschillende malen gebroken door de vloed. Onophoudende regen en sneeuw hinderden de werken, waardoor de Moere volledig onder water stond in januari 1928. Midden 20ste eeuw werd de aandrijving door de dieselmotor vervangen door een elektrische motor. De elektrische installatie is voorzien van porseleinen isolatoren; schakelaars met vonkbeveiliging; driefasige motor; motorlichaam is gesloten; overbrenging met meervoudige V-riemen.

  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 424-429.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse windmolens, Brugge, 93.
  • RONSE A. en RAISON T. 1918: Fermes Types & Constructions Rurales en West-Flandre, Brugge, 259.
  • POLLET J. 1942: Toponymie van Meetkerke met een geschiedkundige schets, Brugge, 51, 66.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SNAUWAERT L. 2002: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zuienkerke en deelgemeenten Houthave, Meetkerke en Nieuwmunster, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL13, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. & Callaert G. 2002: Site van de verdwenen Kleine Molen met pompgemaal en molenaarswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/57980 (geraadpleegd op ).