is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Kasteel van Meetkerke
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Meetkerke, hoeve van het langgeveltype
Deze vaststelling was geldig van tot
Hoeve "Kasteel van Meetkerke", hoeve van het langgeveltype met lange erfoprit, waarvan de naam verwijst naar de middeleeuwse feodale geschiedenis van de site. Het Kasteel van Meetkerke was het leenhof van Meetkerke, afhankelijk van het Brugse Vrije. De eerste familie die eigenaar was van het leenhof, is de familie de Visch, al vermeld in 13de-eeuwse bronnen. Het leenhof bestond uit "Casteel metten boogaerde, walgrachten ende synghele rontsomme en metten nederhove opt zuuthende" (1554). Onduidelijk afgebeeld op de kaart van P. Pourbus van 1561-1571. De opperhof-neerhof-situatie is goed af te lezen op de kaart van Ferraris (1770-1778), op de Atlas der Buurtwegen (circa 1845) en op de kaart van het M.C.I. van 1911. Daarnaast vonden we verschillende archiefkaarten terug van de site op ommelopers bewaard in het Rijksarchief van Brugge. Jammer genoeg zijn niet al deze kaarten gedateerd, en zijn op verschillende ook latere aanvullingen gebeurd, waardoor niet duidelijk is tot wanneer het kasteel als dusdanig in gebruik was. Grosso modo bestond het uit een rechthoekig volume met licht vooruitspringende centrale deurtravee, vierkant omwald, met een centrale dreef naar de Oostendse Steenweg. Het lijkt ons waarschijnlijk dat in de 19de eeuw het kasteel in gebruik is genomen als hoevegebouw, met intact gebleven walgracht. In 1986 werden deze grachten gedempt en werd het volume van het oorspronkelijke kasteel met nieuwe gebouwen uitgebreid. De resten van het kasteel zijn verworden tot een vrij bouwvallige schuur in donkere baksteen onder laag pannen zadeldak.
Het neerhof, bestaande uit één langwerpig volume (nok loodrecht op straat), was nooit omwald en is in kern zeker 17de-eeuws (zie kaart van 1714). De witgekalkte boerenwoning ten zuiden, bestaat uit drie traveeën en één opkamertravee onder pannen zadeldak. Aansluitend stalgedeelte van vijf witgekalkte traveeën en elf bakstenen traveeën, onder een lager pannen zadeldak. In 1908 werd het volume verlengd. In de noordelijke zijpuntgevel van de stal is het jaartal "1836" aangebracht, verwijzend naar een verbouwing van de stalvleugel. Deze wordt getypeerd door stalkruisen, een zeldzaam geworden gebruik waarbij kruisen boven de staldeuren worden gekalkt om het onheil te bezweren.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SNAUWAERT L. 2002: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zuienkerke en deelgemeenten Houthave, Meetkerke en Nieuwmunster, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL13, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)