Neoclassicistisch poortje van het verdwenen Godshuis der Zeven Bloedstortingen, in 1843 gebouwd in opdracht van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden.
Bepleisterde en beschilderde opstand van één bouwlaag en één travee, op een plint uit blauwe hardsteen. Rondboogdeur met geprofileerde archivolt waarin ruimte voor een opschrift, op doorgetrokken imposten en geblokte penanten. Het geheel wordt bekroond door een driehoekig fronton geïntegreerd in een blinde attiek. Vernieuwde deur.
Het Godshuis der Zeven Bloedstortingen, werd in 1467 opgericht door Catharina Beys, was oorspronkelijk gevestigd nabij het minderbroederklooster in de Mutsaardstraat, en verhuisde in 1562 naar de Rodestraat. Het godshuis bestond uit een rijtje van zeven volgens spiegelbeeldschema gekoppelde huisjes, elk twee traveeën breed en één bouwlaag hoog onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, pannen). Ingeplant aan de noordzijde van een binnentuin, was het complex vanaf de straat bereikbaar via een gang tussen twee huizen. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, aangepast in de 19de eeuw, was volgens een alternerend ritme opgebouwd uit gekoppelde rechthoekige deuren en vensters met lekdrempel.