Langgestrekte hoeve uit de tweede helft van de 19de eeuw met ordonnantie: stal - woonhuis. Vier traveeën en een bouwlaag onder zadeldak (nok parallel met de straat, mechanische pannen). Stijl- en regelwerk met witgekalkte lemen vullingen; de westelijke travee werd eind 19de eeuw - begin 20ste eeuw versteend. Ankerbalkgebint met vier gebintstijlen, zes tussenstijlen, twee gebintstijlschoren en een tussenstijlschoor. Het kapgebint is een ankerbalkstandjuk. Lage, gecementeerde bakstenen stoel, behalve over de oostelijke travee in de achtergevel, waar zich de onderkelderde opkamer bevindt, en waar de stoel vrij hoog is. Het woonhuisgedeelte is voorzien van twee beluikte vensters en een deur, het stalgedeelte van twee deuren, waarvan één halfdeur. De noordelijk georiënteerde achtergevel (straatzijde) is voorzien van kleine vensters.

Traditionele indeling met stookplaats tussen de twee kamers.

Kleine varkensstal met de latrine aan de overzijde van het erf.