Woning "Zeeëgel" van 1964-1965 naar ontwerp van architect Jacques Dupuis (Quaregnon, 1914-Mons, 1984) in samenwerking met P. Rousseau. Gebouwd als zomerresidentie voor de schrijver Thomas Owen, pseudoniem van Gérald Bertot, die eveneens bekend is als romancier en kunstcriticus onder het pseudoniem Stéphane Rey. De opdracht geldt een zomerverblijf met ruime ontvangstmogelijkheid in familiale sfeer en een werkkabinet op maat van de auteur. Met de naam "Zeeëgel" kapittelt Bertot de sfeer van zijn residentie "...rébarbative au dehors, pleine de saveurs au dedans.une gentilhommière de l'insolite...".
De woning vormt een uitzondering binnen het oeuvre van Jacques Dupuis. Eerst en vooral is het zijn enige realisatie in de context van de kustarchitectuur. Het is ook een bijzondere oefening omdat de opgelegde conventies typologische variaties beletten. Bovendien kiest Dupuis ervoor te werken met schijnbaar veel voorkomende volumes, zich inspirerend op de traditionele Vlaamse hoeve, waaraan hij een eigentijdse en persoonlijke interpretatie geeft. Het meesterschap van deze residentie berust in de natuurlijke zorg die Dupuis aan het onderling verschuiven van de constructieve delen toekent, met een elegante spanning als gevolg.
Reeds vlak na de bouw van de villa voorziet de architect in 1964 een kleine uitbreiding aan de oostzijde, ter vergroting van de keuken en de ontbijthoek. De woning "Zeeëgel" is intact bewaard.
De villa "Zeeëgel" is gebouwd op een ruim perceel dat grenst aan de straat met een ondiepe voortuin met lage bakstenen tuinmuur; achteraan -aan zuidzijde- geopend naar de tuin. Haag deels tegen de woning ingeplant.
De woning is opgetrokken op een L-vormige plattegrond en bestaat uit twee rechthoekige volumes met een krachtig geprononceerde intersectie. Witgeschilderde baksteenbouw van één/twee bouwlagen op lage zwartgeschilderde plint, waaraan elementen in donkere baksteen, met name een traptoren (oostzijde) en een schoorsteen (zuidzijde) een sterk plastisch accent verlenen. De haaks op elkaar geplaatste zadeldaken van rode daktegels en de muren sluiten nauw op elkaar aan, zodat dakgoten tot een minimum worden herleid. Een ruime driehoekige dakkapel en twee regionaal geïnspireerde dakvensters verraden de bovenverdieping. De puntgevel op de intersectie van beide vleugels, die het dakvlak doorklieft, wordt geaccentueerd door de aanleunende, conische traptoren met zenithale verlichting.
De voorgevel vertoont een sober, sterk gesloten karakter, slechts onderbroken door de in nissen ondergebrachte deels beglaasde inkomdeur en garagepoort, beide opmerkelijk geschilderd in zwarte hoogglansverf. De geslotenheid wordt doorgetrokken in de oostelijke en westelijke zijgevel, waar enkel een venster met balkon en ijzeren leuning de avondzon capteert. De zuidgevel daarentegen is ruim beglaasd naar de tuin toe, die van de westenwind wordt afgeschermd door een tuinmuur halfrond uitgewerkt omheen een boom.
Het interieur van de woning wordt bepaald door de ruime leefkamer, met dubbele bouwhoogte die doorloopt tot in de daknok. Het plafond bestaat uit blinkend, zwartgeschilderd eikenhouten latwerk. Rondom de open haard is de vloer met 50 centimeter verlaagd, waardoor de ruimte intiemer wordt, maar het volumetrisch contrast groter. Middenin de leefkamer geeft een trap via een dominante scheiboog toegang tot het werkkabinet, de belangrijkste ruimte van de woning. Dit vertrek wordt gedeeltelijk omringd met 1,30 meter hoge bibliotheekkasten waarop een omlopend tablet.
Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 209: Mutatieschetsen, Knokke-Heist, 1964/9, 1965/21.
Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 212: Kadastrale Leggers, Knokke-Heist, artikel 6354.
BEKAERT G., Hedendaagse architectuur in België, Tielt, 1996, p. 60-65.
BEKAERT G. ; STRAUVEN F., Bouwen in België 1945-1970, s.l., s.d., p. 301-302.
BONTRIDDER A., Jacques Dupuis ou l'architecture perdue et retrouvée, in Architecture 61, Revue bimestrielle d'architecture et d'urbanisme, 39/40, 1961.
COHEN M. en THOMAES J., Jacques Dupuis. Architect, Antwerpen, 2000.
La villa Zeeëgel (Oursin) à Knokke-sur-mer, in La Maison, jg. 21, nr. 12, 1965, p. 421-422 en 426.
Bron: CALLAERT G., VANNESTE P. & HOOFT E. met medewerking van DE LEEUW S. & STRUYF J. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Knokke-Heist, Deel I: Deelgemeente Knokke, Deel II: Deelgemeenten Heist, Ramskapelle, Westkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL4, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)