erfgoedobject

Artillerietoren van de Franse voorburcht

bouwkundig element
ID
59448
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/59448

Juridische gevolgen

Beschrijving

Artillerietoren en de restanten van de Franse voorburcht.

DWANGBURCHT

1300-1302: In het kader van de Frans-Vlaamse oorlog (1297-1305), uitgevochten tussen de Franse koning Filips de Schone (1285-1314) en zijn leenman Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen (1278-1305) werd het Kortrijkse domein van laatstgenoemde verbeurd verklaard en door de Franse koning met een sterke dwangburcht bebouwd. Deze dwangburcht werd ontdekt in 1959. Deze hoofdburcht bevond zich tussen de Leie, de Leie- en de Kapittelstraat en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Kenmerkend was het streven naar een min of meer regelmatige plattegrond met ronde hoektorens en muren voorzien van een talud. Het gaat duidelijk om een constructie, opgericht volgens de krachtlijnen van de nieuwe militaire architectuur van Filips August van Frankrijk. Afmetingen: circa 95 x 85 meter. Bouwmateriaal: natuursteen (bekleding) en baksteen (28x 13 centimeter). De burcht was aan drie zijden omwald en ingeplant in functie van bestaande beperkingen op het terrein.

Vanaf 1394: sloop door hertog Filips de Stoute (1384-1404)

1411: omwille van schulden door Jan zonder Vrees (1404-1419) aan het Onze-Lieve-Vrouwekapittel afgestaan.

1415: bij het stadsdomein ingelijfd.

Van 1415 tot 1429 verkaveld, het puin gesloopt en de grachten opgevuld.

VOORBURCHT

De voorburcht bevond zich oostwaarts van de hoofdburcht en was opgetrokken rondom de reeds bestaande Onze-Lieve-Vrouwekerk; tussen de hoofdburcht en de voorburcht bevond zich een oudere gracht. Zij werd tijdens de opgravingen van 1990-1996 bijna volledig in plan gebracht. Kenmerkend was de geheel onregelmatige, veelzijdige plattegrond met de nadruk op een sterke weermuur aan de zuidzijde en een enorme poort met brug en waterkeermuur aan de oostzijde. Hoewel het om een tijdsgenoot van de hoofdburcht gaat - opgetrokken in opdracht van dezelfde bouwheer - wijkt de voorburcht sterk af inzake plattegrond, opbouw, voet en doorsnee van de muren. Afmetingen: volgens de grootste assen circa 90 x 76 meter. Bouwmateriaal: natuursteen met name grote, regelmatig gehakte blokken Noord-Franse grés en Doornikse kalksteen en baksteen (28 x 6 x 13 centimeter). Eveneens aan drie zijden omgracht en opgetrokken in functie van bestaande beperkingen van het terrein (kerk en oudere gracht) rekening houdend met reliëf en plaatselijke waterhuishouding.

De indrukwekkende onderbouw van de zuidelijke weermuur van de Franse voorburcht in opbouw in 1301, werd in 1990-1995 opgegraven. De muur is opgetrokken uit grote regelmatige gehakte blokken Doornikse steen en Noordfranse gréssteen en uit baksteen (28x6x13). Over een lengte van 64 meter, vanaf de artillerietoren tot aan het Deken Zegerplein, werd de weermuur zichtbaar gemaakt. De uitsprongen aan de binnenzijde verwijzen naar een weermuur op spaarbogen. De muur werd hersteld en vlak afgedekt met Doornikse steen.

ARTILLERIETOREN

De Artillerietoren bevindt zich nabij het koor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, tegen het begijnhof en nabij het Sint-Vincentius, een tehuis voor bejaarden. Gelegen op oosthoek van de voorburcht, maakt hij er deel van uit als drinkwaterciternetoren. Aangezien de voorburcht op grond van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel gebouwd was, werd deze instelling er na de confrontatie van 1302 de volle eigenaar van. Het stond de oostelijke muur met poorten toren aan de stad af in 1359, liet de westelijke delen slopen in 1414-1415 om er een plein en een straat aan te leggen en behield de zuidelijke weermuur als begrenzing van de kapittelbegraafplaats; hij bestond nog in 1575. De zuidelijke gracht verdween rond het midden van de 17de eeuw door uitbreiding en nieuwbouw van het begijnhof.

5 maart 1359: de Artillerietoren wordt vermeld als "staande op de oude fundering"; zij wordt door het kapittel overgedragen aan de stad, die de toren naar eigen behoefte zal gebruiken in het kader van de stadsverdediging.

Van 1392-1393: de toren wordt door de stad gebruikt voor de opslag en de aanmaak van buskruit; regelmatig worden kanonnen en bijhorend tuig er ondergebracht. Geen enkel archiefdocument maakt ooit gewag van enig gebruik als geschutsplatform. Om die reden bleef de toren steeds bekroond met een tentdak, een toestand die we op alle plannen vanaf 1580 duidelijk herkennen.

2de helft 14de eeuw: de Artillerietoren wordt voorzien van schietgaten en bijhorende muurnissen voor het gebruik van vuurwapens.

15de-16de eeuw: de Artillerietoren is nog steeds in gebruik als stedelijke opslagplaats en tuighuis van de stad (wapens, buskruit).

13 maart 1578: inname van de stad door Gentse bendes. 28 februari 1580: bliksemactie van de Malcontenten, die de stad razendsnel heroveren. Wat het Gentse garnizoen in de Artillerietoren in voorraad had, lieten ze bij hun aftocht achter.

28 maart 1580: inventaris van geschut en munitie, aangetroffen in de poorten en torens na de herovering van de stad; het document vermeldt buskruit en vooral pijlpunten, die samen met de 161 achtergelaten kanonkogels tijdens de opgravingen van 1996 teruggevonden zijn.

Vanaf 1606-1622: door de uitbreiding met "Nieuwe Hof" van het begijnhof raakt de Artillerietoren stilaan aan zuidwestelijke en westelijke zijde begrensd door begijnenhuisjes en een achterpoortje van hun hof. Nadien wordt met allerlei bouwafval een scheidingsmuur aan de westzijde van de toren opgetrokken.

21 maart 1676: door een schenking van Lodewijk XIV, koning van Frankrijk (1643-1715) aan Guy de Pertuis, Frans gouverneur van Kortrijk en de kasselrij, wordt deze laatste eigenaar van de Artillerietoren (schenking van 6 november 1675). Het kapittel weet de aanspraken op de toren met acten van 1411 te staven, dreigt met een proces en slaagt erin de artillerietoren in eigendom te krijgen; hoewel deze sinds 1359 stadseigendom was.

Na 1676: inwendige verbouwingen aan de toren, ongetwijfeld in opdracht van het kapittel.
De opgravingen van 1996 en van 1999 tonen aan dat de citerne onder de toren vervangen werd door een ronde bakstenen waterput; wat in de citerne als ruimte overbleef vulde men met grof puin als filter. Deze waterput bleef in gebruik tot 1996. De bouw van de waterput noodzaakte het ophogen van de oorspronkelijke vloer (1300-1302) tot op het peil dat tot 1996 bewaard bleef, dit wel zeggen 0,80 meter hoger.

1751: de toren wordt aan zuidwestzijde begrensd door een eenlaagse constructie, die later tot een woning (Begijnhof nummer 9) zal verbouwd worden.

Eind 18de eeuw: vanaf 1795, jaar van de inlijving van de regio bij Frankrijk en omvorming tot "Le Département de la Lys", wordt de Onze-Lieve-Vrouwekerk in beslag genomen en het kapittel afgeschaft. Alle goederen van de instelling, waaronder de Artillerietoren, worden ten voordele van de Franse republiek verkocht als Nationaal Domein. De toren wordt privaat bezit tot 1987.

Begin 19de eeuw: al omstreeks 1820-1822 wordt de Artillerietoren aan zowel oost- als westzijde begrensd door bescheiden woningen voor behoeftigen. Oud metselwerk wordt beschadigd, andere delen van het muurwerk verdwijnen door afhakken en plaatselijk komt er nieuw, bakstenen metselwerk. Venster-, en geschutsopeningen worden dichtgemetseld, de trap boven wordt gewijzigd en de dakvorm aan de westzijde verhoogd.

1940-1944: schuilplaats voor de Zusters van Sint-Vincentius tijdens herhaalde bombardementen op Kortrijk. Wellicht dateert het cementbezetwerk aan noordwest- en noordoostzijde uit die tijd. Het dakgestoelte wordt hersteld met gebruik van recuperatiemateriaal uit de oudere constructies nl. houten balken en bruinrode dakpannen. Dit verklaart onder meer de vervallen toestand van het huidige dak.

1987: De Artillerietoren wordt stadseigendom.

3 december 1990: de Archeologische stichting voor Zuid-West-Vlaanderen start haar opgravingen, die weldra leiden tot de ontdekking van een volslagen onbekende Franse voorburcht uit 1300-1302. Deze vondst laat toe de Artillerietoren in zijn juiste context te plaatsen.

1991: het stadsbestuur staat de toren af aan de Archeologische Stichting als werklokaal en opslagplaats van bodemvondsten.

1993-1994: onderzoek van de Artillerietoren (exterieur) wijst uit dat hij als hoektoren deel uitmaakte van de Franse voorburcht (1300-1302).

1995: de Archeologische Stichting ruimt binnenin alle recente constructies op. Het bouwhistorisch onderzoek leidt tot de ontdekking van vier cannonières.

1996: onderzoek van de Artillerietoren (interieur) brengt een oudere (citernetoren) en een jongere (artillerietoren) constructie aan het licht. Met elf verschillende lagen heeft men de bodem 0,80 meter opgehoogd; de ontdekking van een waterput (17de eeuw), die eveneens geheel onderzocht is. Onder de toren blijkt de enorme waterciterne van 1300-1302 nog aanwezig te zijn.

Thans zevenhoekige, lage constructie onder kort overstekend tentdak (Vlaamse pannen). Noordoostelijke hoek onder overstek. Gecementeerde noordwestelijk en noordoostelijke gevel; pseudo-kroonlijst. Verscheidene getoogde muuropeningen. Vier schietgaten, waarvan drie zijn vrijgemaakt in 1994 en waarvan één is omgebouwd tot een huidige toegang, zijnde de noordgevel. Een getoogde kleine vensteropening uit de 20ste eeuw in de westgevel; in vermelde gevel sporen van oorspronkelijke korfbogige deuropening. Getoogde deuropening geeft toegang tot de zolderverdieping.

Interieur: Witgekalkte bakstenen muren en dito overwelving dit is metselwerk van de jongere toren daterend uit de 14de eeuw (voor 1359). Doorbroken door vermelde muuropeningen. 14de-eeuwse ventilatieschacht, ten dele afgedicht in de 19de eeuw in de oostgevel. In zuidoosthoek opvulling van een binnentrap met herbruikte, witstenen deuromspanningselementen uit de 17de eeuw. Deels vrijgelegde fundering van de oude citernetoren 1297-1302 in bakstenen metselwerk. Bakstenen vloer en tevens gewelf van de onderliggende citerne, daterend van 1300-1302. Restanten van de jongere waterput, gebouwd in de afgedankte en opgevulde citerne op het eind van de 17de of begin van de 18de eeuw. Smalle bakstenen trap met arduinen aantrede onder bakstenen tongewelf. Houten gebinte met herbruikt materiaal.

De strook tussen de weermuur en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Archeologisch onderzoek (1990-1996) van gebied ten zuiden van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de weermuur leverde de volgende resultaten: schervenmateriaal uit 2de eeuw na Christus.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief nr. W/01292.
  • DESPRIET P., De Artillerietoren in Kortrijk. Een inleidende studie met het oog op klassering als historich monument, onuitgeven nota, Kortrijk, 1999.
  • DESPRIET P., 2000 jaar Kortrijk, Kortrijk, 1990.
  • DESPRIET P., 25 jaar Kortrijkse opgravingen 1970-1995, Kortrijk, 1996.
  • DESPRIET P., Zuid-Westvlaamse opgravingen, Kortrijk, 1996, 1997, 1998.

Bron: DE GUNSCH A., DE LEEUW S. & METDEPENNINGHEN C. met medewerking van CALLENS T., SCHEIR O & VAN DEN MOOTER M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortrijk, Deel IA: stad Kortrijk, Straten A-K, Deel IB: stad Kortrijk, Straten L-Z, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL5, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callens, Toon; Scheir, Olivier; Van den Mooter, Maarten; De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Artillerietoren van de Franse voorburcht [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/59448 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.