erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Maarten

bouwkundig element
ID
59787
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/59787

Juridische gevolgen

Beschrijving

Georiënteerd gotisch bedehuis, opgetrokken tussen 1390 en 1466, ter vervanging van de eerste gotisch kerk, die verwoest werd in 1382 (Slag van Westrozebeke). Wanneer de Sint-Maartenskerk gesticht werd is onduidelijk. De oudste vermelding dateert van 1027, maar het ontstaan dient veel vroeger gesitueerd te worden. Tot 1027 bezat de bisschop van Doornik-Noyon het patronaat over de kerk. Voor bewezen diensten werd het door bisschop Harduinus van Croy (998/1000-1029/1030), samen met elf andere altaria voor de duur van drie generaties afgestaan aan Graaf Boudewijn IV (988-1035), die ze in leen gaf. Het patronaat van Sint-Maarten werd toegekend aan het huis van Oudenaarde. In 1149-1150 gaf Arnulf III van Oudenaarde het terug aan bisschop Gerald van Doornik. Tot 1270 stond op de plaats van de huidige Sint-Maartenskerk vermoedelijk een Romaans, driebeukig, basilicaal kerkgebouw. De archeologische vondsten zijn tot op heden te beperkt om het gebouw te reconstrueren. Op het einde van de 13de of het begin van de 14de eeuw werd op dezelfde plaats een nieuw bedehuis opgetrokken. De bouw gebeurde in twee fazen. Aan de westzijde werd in Doornikse kalksteen het schip opgetrokken, waarvan de noordelijke vier traveeën bewaard bleven, alsook een portaal aan de zuidzijde. In een tweede fase werd aan de oostzijde het koor gebouwd. Het betrof een driebeukige constructie eindigend op drie, driezijdige gesloten koren; de bakstenen gewelven waren hoger opgebouwd dan in de benedenkerk (zie tekening van 1813). Het resultaat was een grote driebeukige hallenkerk die binnenwerks gemeten 54 meter lang was en 26 meter breed. Na de veldslag van Westrozebeke (27 november 1382) werd de stad geplunderd door Bretoense huurlingen. Het gevolg was een enorme stadsbrand waarbij onder meer de Sint-Maartenskerk werd vernietigd. Het zou tot 1449 duren eer het gebouw volledig hersteld en vergroot was.

Geschiedenis

1382-1414: herstel van het koor, plaatsing van nieuwe daken en van nieuwe gewelven. In afwachting van de verdere herstellingen werd dit gedeelte als noodkerk in gebruik genomen.

1414-1415: start van de tweede fase onder leiding van Willem Alassenzone, bestuurder van de werken was Simon van Assche, waarin het westwerk hersteld en uitgebreid werd tot de nu bestaande vorm.

1416-1449: systematische aanleg van nieuwe gewelven. In 1439 was de bouw van de westtoren afgerond.

Vanaf 1454 werd de kerk stelselmatig uitgebreid in alle richtingen.

1454-1456: optrekken Sint-Elooiskapel, dit is de zuidelijke kruisbeuk. Bouwmaterialen: Brabantse witsteen en baksteen.

1459-1462: bouw van het noordtransept.

1466-1469: bouw Sint-Janskapel of de zuidelijke kruisbeukarm.

1472-1474: aanleg van de doopkapel met aanpalend portaal en archiefkamer, en twee kleine kapellen aan de zuidzijde. Afwerking van de kraagstenen en het doopvont door de Kortrijkse schilder Marcus van Ghistel.

1514-1522: bouw van de noordelijke Sint-Annakapel, links van het koor, het betreft een 14,6 meter lange en 7,7 meter brede constructie van drie traveeën eindigend op een driezijdige koorafsluiting.

Eind 15de-begin 16de eeuw: bouw van twee zuidelijke en twee noordelijk kapellen.

1566: de kerk bleef gespaard tijdens de beeldenstorm, maar op 30 augustus 1578 (tijdens het calvinistisch bewind) werd de ganse kerk leeggeroofd en het interieur zwaar beschadigd. Het herstel zou tot het midden van de 17de eeuw duren.

1603: torenbekroning met horloge.

1757: afbraak van het koordoksaal (eind 15de eeuw), waarvan de marmer gerecupereerd werd in de nieuwe sacristie (1761).

1862: op 7 augustus werd de toren door een blikseminslag getroffen, met als gevolg dat een aantal gewelven instortten en de kerk zware schade opliep (zo ging o.m. de beiaard volledig in de vlammen op). De restauratie zou 25 jaar in beslag nemen. Architect P.(N.) Croquison (Kortrijk) kreeg de opdracht de plannen voor de restauratie uit te werken. Zijn herstellingen waren dermate doortastend dat zij de sloping van de toren inhielden, alsook een ingrijpende verandering van de bouwvolumes.

1866: start van de wederopbouw van het koor.

1868: slopen van kleine noordkruisbeuk om de algemene bouwvorm te verbeteren en het Sint-Annakoor te vergoten. Op 5 juni 1870 kon men het koor opnieuw in gebruik nemen.

1875: start van de herstellingen aan de toren onder leiding van architect L. De Geyne (1836-1916), voltooid in 1876.

1884-1886: vernieuwing van het interieur en verbouwing van het buitenportaal.

1958: Oprichten van een neobarokkapel tegen de oostmuur van het noordelijke transept.

1978-1981: volledige restauratie van het interieur onder leiding van architect Luc Allaert.

1987: restauratie van de toren.

Beschrijving

De plattegrond ontvouwt: een driebeukig halleschip van zes traveeën en een westelijke torentravee (eerste kwart 15de eeuw) met ingangsportaal, twee zijkapellen ter hoogte van de eerste en tweede travee van de zuidelijke wand en doopkapel (derde kwart van de 15de eeuw) ter hoogte van de derde travee van de zuidelijke wand; transept van twee en een halve travee; neogotische koorpartij (tweede helft 19de eeuw), hoofdkoor (tweede helft 19de eeuw) van zes traveeën met driezijdige sluiting, ten noorden Sint-Annakapel (tweede helft 19de eeuw) en ronde Godskapel (derde kwart 20ste eeuw), ten zuiden Sint-Elooiskapel (derde kwart 15de eeuw) en sacristie (derde kwart 18de eeuw).

Materialen: schip: Doornikse en Lediaanse kalkzandsteen; koor: baksteen met verwerking van natuursteen. Alle beuken, zijkapellen en sacristie onder leien tent-, schild- of zadeldaken.

Westgevel met imposante toren (1414-1415) met houten torenspits (1876) en beiaard van 49 klokken (1880, gerestaureerd 1974). Vrij diepe en brede portaalnis bestaande uit vijf overkragende spitsbogen, waartussen beeldnissen, buitenwelfvlak van de buitenste boog is bekroond met ezelsrugboog, waarboven Sint-Martinusbeeld (C. Devreese), zwikken verlevendigd met beeldnissen. Twee houten rechthoekige deuren in korfboogopeningen met blind boogveld, gescheiden door een penant met portaalbeeld van Sint-Maarten van 1939, van J.J. Lelan. Geheel geflankeerd door boven elkaar geplaatste pinakels; inkomportaal geflankeerd door ronde traptorens met lichtgleuven en ter hoogte van de kroonlijst waterspuwers; boven opengewerkte borstwering met vierpassen, twee geprofileerde spitsboogvensters op afzaat, bekroond met kruisbloem; boven de omlopende waterlijst twee spitsbogige galmgaten, bekroond met ezelsrugboog en kruisbloem. De neogotische houten topbekroning met hoektorens is het resultaat van de restauratie na de brand van 1862 en vervangt een gelijkaardige bekroning, geleed door o.m. horloge, lantaarn en gesloten peer.

Zuidgevel schip: dwars gelegen westelijke travee met puntgevel en topkruis, spitsboogvenster met laatgotisch traceerwerk, waarboven kleiner spitsboogvenster met visblaastracering. Tweede en derde travee respectievelijk Dodenmemoriaal en Bossenierskapel, geritmeerd door versneden steunberen en geprofileerde spitsboogvensters met tracering. Doopkapel met driezijdige sluiting met spitsboogvensters met laatgotische tracering. Drie volgende traveeën geritmeerd door versneden steunberen en spitsboogvensters, vierde travee met gedichte deuropening onder korfboog en bekroond door spitsboog, samen ingeschreven in rondboog, hogerop spitsboogvenster met vierpas-tracering.

Noordgevel schip: vier traveeën in Doornikse kalksteen, restanten van de oude Gotische hallenkerk (voor de brand van 1382), gemarkeerd door versneden steunberen en spitsboogvensters onder geprofileerde lijst gedragen door ranke posten met Ionisch kapiteel, bovenaan vierpastracering. Houten toegangsdeur onder korfboog gevat in een spitsboognis met blind boogveld en omgeven door rondboogopening. Twee traveeën met spitsboogvensters en dwarse westtravee met puntgevel met topkruis (eerste kwart van de 15de eeuw); spitsboogvenster met laatgotisch traceerwerk, waarboven kleiner spitsboogvenster met visblaastracering.

Koor: bakstenen constructie (tweede helft 19de eeuw) gemarkeerd door versneden steunberen en drielichten, behalve onderste geleding van de hoofdbeuk die is opengewerkt met groter neogotisch spitsboogvenster. Hoofdbeuk aan beide zijde geflankeerd door ronde traptoren met lichtgleuven.

Zuidelijke transeptgevel (derde kwart 15de eeuw): puntgevel met stenen topkruis en flankerende versneden steunberen, vernagelde houten deur onder korfboogvormige opening met geprofileerde lijst, waarboven beluikt kloosterkozijn met ingeschreven drielob.

Sint-Elooiskapel: puntgevel met stenen topkruis; boven lekdrempel spitsboogvenster met visblaastracering, onderaan Jezus aan Kruis.

Sacristie: verankerde bak- en natuurstenen gevel op witstenen sokkel, uitlopend in korfboogdoorgang onder waterlijst. Gevel opengewerkt met rechthoekige raamopeningen met witstenen negblokken, en voorzien van diefijzers; gedeeltelijk afgesloten door bakstenen muur (20ste eeuw) met rondboogfries.

Noordelijke transeptgevel (derde kwart van de 15de eeuw): puntgevel met stenen topkruis, spitsboogvenster met laatgotische tracering, geflankeerd door twee versneden steunberen, hogerop rechthoekige beluikte opening met driepas.

Godskapel (1958): neobarokke rotondekapel geritmeerd door pilasters uitlopend in fries met trigliefen en guttae onder kroonlijst, waarboven tweede geleding met zelfde ritmering van pilasters uitlopend in voluut, ovaal venster aan noordwand. Geheel bekroond met lantaarn met rondboogvensters geflankeerd door voluten.

Interieur. Toren aan de binnenzijde gemarkeerd door zwaarder uitgewerkte bundelpijlers. Houten portaal van 1595, hersteld in 1832. Groot orgelpodium (19de eeuw) onderschraagd door imposante balksleutels met voorstelling van de apostelen. Links, opgeklampte toegangsdeur tot traptoren met natuurstenen spiltrap naar orgelpodium.

Schip geritmeerd door spitsboogvormige scheibogen op natuurstenen zuilen met bladkapitelen en achtzijdige sokkel, die ook de kruisribgewelven ondersteunen; zijbeuken met gelijkaardige overwelving aan de noordwand steunend op gepolychromeerde consoles, aan de zuidwand op natuurstenen consoles, twee eerste traveeën op steunberen met halfzuilen met bladkapitelen. Wanden en gewelfschelpen grotendeels bepleisterd en witgeschilderd. In doopkapel acht kraagstenen die gewelfribben schragen met gepolychromeerde voorstellingen van de 'Zeven Sacramenten' en 'Sint-Maarten met de bedelaars' (1473, L. Vanden Berghe, polychromie M. Van Ghistel); de gepolychromeerde sluitstenen beelden 'God de Vader' en 'Onze-Lieve-Vrouw', uit (vermoedelijk L. Vanden Berghe). Kruisribben van doopkapel, Bossenierskapel en dodenmemoriaal eveneens gepolychromeerd. Hoofdkoor overkluisd door middel van kruisribgewelven ondersteund door monolithische zuilen met gezaagde voegen voorzien van knoppenkapitelen en achtzijdige sokkel. Schijntriforium met arcade van telkens zes spitsbogen met ingeschreven drielob, waarboven spitsboogvenster met maaswerk. Kruisribgewelven steunend op geprofileerde schalken. Zijbeuken gelijkaardige overwelving als schip. Koor over het algemeen gepolychromeerd met onder meer in de apsis, Mariabeuk, Sint-Jozefbeuk en Sacramentskapel muurgrisailles van J. Van Der Plaetsen (1885-1887) en E. Messeyne (1889).

Mobilair: Schilderij 'Onthoofding van de Heilige Catharina' van Karel van Mander (1582). Fraaie sacramentstoren van H. Mauris uit 1585-1586 in oorspronkelijk gepolychromeerde Avesnesteen met laatgotische toren en renaissance beeldhouwwerk. B. de Rijckere, 'Triptiek van de Heilige Geest' (1587). Vroegbarokke preekstoel (1665) van Ch. Hurtel, de brede zwaaitrappen van J. Bautemans (circa 1810) vervangen rechte steektrap. Barok retabel, waarin koororgel werd ingebouwd (Loncke, 1968), met schilderij 'Kruisafneming' van J. Ykens (1673). Doopvont (circa 1760) van rood marmer met vergulde sokkel van J. Dupont.

Apostelbeelden langsheen de zuilen van het schip (circa 1770) van N. Lecreux. Zes altaren van Sint-Anna, Onze-Lieve-Vrouw, Jezus, Maria en Jozef, Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën, Sint-Antonius, Sint-Rochus (P. Peeters, 1880-1890). Op het orgelpodium Scheyvenorgel van 1888. In de linker koorbeuk, voormalig hoofdaltaar in koper naar ontwerp van J. Bethune. J.J. Lelan, neogotisch koorgestoelte (1898) in de Sint-Annakapel naar ontwerp van J. Bethune. H. Bartoldus, kruisweg (1996), gegoten in verloren wastechniek.

Brandglasramen van koor en Sint-Annakapel uit de ateliers van H. en J. Dobbelaere (1873): Vagevuur; Maria, met gekruiste zoon op de schoot; Sint-Maarten; de Heilige Familie; Sint-Jozef; Melchisedech, Jozuë, Sint-Norbertus, Sint-Thomas; Sint-Paulus, Sint-Lodewijk, Sint-Joannes, Sint-Ferdinand; Sint-Margareta, Sint-Juliana, Sint-Clara, Sint-Theresia; Sint-Fransiscus van Assisi, Sint-Bernardus, Sint-Benedictus, Sint-Fransiscus Salesius; SintGudula, Sint-Catharina, Sint-Gertrudis, Sint-Barbara; Hiëronimus, Sint-Ambrosius, Sint-Augustinus, Sint-Gregorius. In de doopkapel: Sint-Augustinus, Sint-Sabina, Sint-Carolus, Sint-Clemens, de doop der Zaligmakers (1887).

  • Archief Afdeling Monumenten en Landschappen - Brussel, plannenfonds K.C.M.L., provincie West-Vlaanderen, Kortrijk, St.-Maartenskerk.
  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief nr. W/00408.
  • DESPRIET P., 2000 jaar Kortrijk, Kortrijk, 1990, p. 138-145.
  • De Sint-Maartenskerk van Kortrijk, in De Leiegouw, jaargang XXX (1988), afl. 1-2.

Bron: DE GUNSCH A., DE LEEUW S. & METDEPENNINGHEN C. met medewerking van CALLENS T., SCHEIR O & VAN DEN MOOTER M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortrijk, Deel IA: stad Kortrijk, Straten A-K, Deel IB: stad Kortrijk, Straten L-Z, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL5, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callens, Toon; Scheir, Olivier; Van den Mooter, Maarten; De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Orgel

De Kortrijkse hoofdkerk Sint-Maarten (die overigens tot 1785 de enige parochiekerk was in de stad) heeft als vanzelfsprekend een zeer rijke orgelgeschiedenis, reeds van in 1414: zowat alle namen van belangrijke Vlaamse orgelbouwers zijn hier aan te treffen (Langhedul, Carlier, Isoree, Medaert, Frémat, De Rijckere ...). In 1854 bouwde P.A. van Dinter een nieuw orgel, dat echter reeds in 1862 verloren ging in de brand van de kerktoren.

In 1886-1887 werd een groot nieuw orgel in romantisch-symfonische stijl gebouwd door P. Schyven. Het instrument onderging in het begin van de 20ste eeuw een lichte dispositiewijziging. In 1954 werd het ingrijpend geremoderniseerd door J. Loncke, maar het meeste Schyven-materiaal (windladen, pijpen ...) werd toch behouden.

Koororgel: in de voet van het hoogaltaar werd in 1968 een klein begeleidingsorgel gebouwd door de firma Loncke.

Auteurs: Roose, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Maarten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/59787 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.