Herenhuis in classicistische stijl dat in zijn huidige vorm uit begin jaren 1780 dateert, opgetrokken in opdracht van Jean-François Joseph de Vinck (Antwerpen, 1747-Antwerpen, 1811), heer van Wuustwezel en Westdoorn , die in 1768 was gehuwd met Hélène Françoise Stier (Antwerpen, 1746-Antwerpen, 1807). Hij had het eigendom dat zich oorspronkelijk uitstrekte tussen Sint-Jacobsmarkt, Paradijsstraat (Frans Halsplein) en Kattenstraat, en in kern minstens opklom tot de 16de eeuw, in 1781 verworven, en vervolgens aangepast en gedeeltelijk heropgebouwd. Tot de vroegere eigenaars behoort de postmeester Jean Baptiste Anthoine (†Antwerpen, 1730), echtgenoot van Isabella van Hoboken (†1729), die in de vroege 18de eeuw eveneens belangrijke verbouwingen liet uitvoeren. In 1802 liet de Vinck de voorbouw van het hotel door meester-metser Pierre Jean Coreblom uitbreiden met de rechter travee en een aanpalend, in 1854 verdwenen poortgebouw.
Het hotel de Vinck werd in 1829 aangekocht door Helena Van Celst-Kums (Antwerpen, 1779-Antwerpen, 1864), weduwe van de lakenhandelaar Guillaume Van Celst (1754-1813). Na het overlijden van haar echtgenoot richtte ‘juffrouw Van Celst' in 1817 een school voor arme volksmeisjes op, gevolgd door een weeshuis voor behoeftige meisjes en een heropvoedingstehuis voor penitenten. Deze instellingen, die in 1832 in het herenhuis aan de Sint-Jacobsmarkt werden ondergebracht, gaven het ontstaan aan een kloosterorde, de Zusters van het Heilig Hart, ook bekend als de zusters Van Celst. In de noordvleugel tussen de twee binnenplaatsen, werd door de architect François Durlet een neogotische kapel ingericht,waarvan de eerstesteenlegging plaats vond in 1847, en de inwijding door kardinaal Engelbertus Sterckx op 25 oktober 1852. In 1854 breidde juffrouw Van Celst het complex uit met het aanpalende hotel Van Celst naar een ontwerp door de architect Heliodore Leclef, na afbraak van het poortgebouw uit 1802 en een rijwoning. Na het overlijden van haar moeder, kwam dochter Sophie Van Celst (Antwerpen, 1803-Antwerpen, 1878) aan het hoofd van de instelling. Vanaf 1920 werd het weeshuis omgevormd tot een internaat voor meisjes, en vanaf 1960 bood het Instituut Van Celst regulier handelsonderwijs aan, waarvoor gebouwen werden betrokken aan de Italiëlei, sinds 2008 in fusie met de Secundaire Handelsschool Sint-Lodewijk. Op het terrein van de vroegere schoolgebouwen achter het huidige complex zijde Frans Halsplein en Kattenstraat, werd midden jaren 1990 een wooncomplex opgetrokken. Sinds 2016 is het complex opnieuw eigendom van de congregatie Zusters van het Heilig Hart.
Het complex omvat een hoofdvolume aan de Sint-Jacobsmarkt, en meerdere vleugels gegroepeerd rond twee binnenplaatsen, waarvan de kapel mede de noordvleugel inneemt, doorlopend tot het Frans Halsplein. Het hoofdvolume aan de straat is vermoedelijk in de jaren 1780 volledig heropgebouwd, de achterliggende westvleugel van de eerste binnenplaats rust op een kwarthol geprofileerde sokkel, wijzend op een traditionele kern uit de 16de of 17de eeuw. De noordvleugel omvat behalve de kapel uit 1847-1852 een monumentale traphal en twee salons in Lodewijk XVI-stijl, waarvan de inrichting samen met de voorbouw begin jaren 1780 tot stand kwam.
Statig hoofdvolume met dubbelhuisopstand en centrale vestibule, vijf traveeën breed en drie bouwlagen hoog onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel onderscheidt zich door een overvloedig gebruik van blauwe hardsteen, voor de plint, de pui en pilasters van het risaliet, vensteromlijstingen, lekdrempels, de architraaf, tandlijst en consoles van het hoofdgestel. Geleed door de puilijst beantwoordt de opstand aan een axiaal-symmetrisch compositieschema, opgebouwd uit de pui en de bovenbouw in kolossale orde. De klemtoon ligt op het drie traveeën brede middenrisaliet, waarvan de geblokte pui wordt geritmeerd door rechthoekige spaarvelden met sluitsteen, afgewerkt door de puilijst op gekoppelde voluutconsoles met acanthusblad. Gecanneleerde pilasters bekroond door de gekoppelde consoles van het hoofdgestel ritmeren de bovenbouw. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatige ordonnantie met een rechthoekige koetspoort in de middenas en registers van rechthoekige vensters, alle in geriemde omlijsting. Op de bel-etage deurvensters vanaf de puilijst, geaccentueerd door een entablement op voluutconsoles in de middenas. In de lagere topgeleding haast vierkante vensters met lekdrempel op voluutconsoles, geaccentueerd door onderdorpels in het risaliet. Een klassiek hoofdgestel met gelede architraaf, vlakke fries en een houten kroonlijst met tandlijst vormt de gevelbeëindiging, gekornist op voluutconsoles in het risaliet.
Van het classicistische interieur van het hotel de Vinck, uit het laatste kwart van de 18de eeuw, zijn in de noordvleugel twee fraai gelambrizeerde salons bewaard en de monumentale traphal. De door stafwerkpilasters en -friezen gelede ruimte, met gebroken frontons en bloemenkorven boven de deuren, wordt bepaald door de houten bordestrap waarvan de leuning is samengesteld uit sierlijk geajoureerde spijlen en een plastische puttigroep als trappaal. Beeld van de Heilige Maria Magdalena tegen de wand. Het kleine 'roze' salon onderscheidt zich door een houten lambrisering met guirlandes en bloemenslingers, een stucplafond met fakkels in de centrale rozet en een houten parket. In 2018 werd achter de lambrisering een geschilderde wanddecoratie in renaissancestijl aangetroffen, mogelijk opklimmend tot de 16de eeuw. Het grote salon, in de 19de eeuw omgevormd tot kapel met een altaar waarin een Mariabeeld op de plaats van de schouw, heeft eveneens een lambrisering met wandbespanning, een stucplafond met puttidecor en rozetten en een houten parket.
De kapel in vroege, flamboyante neogotiek vormt een eenbeukige ruimte met een narthex onder het doksaal van twee traveeën, een schip van vijf traveeën en een recht afgesloten koortravee, waarop loodrecht de eenbeukige bovenkapel of penintentenkapel van vijf traveeën aansluit, alle verlicht door spitsboogramen met maaswerk, overwelfd door kruisribgewelven uit stucwerk, en rijk gepolychromeerd. In de narthex, waarin twee (neo)barokke houten altaren staan opgesteld, rust het kruisribgewelf op een centrale kolom en colonnetten. De kapel men vloer uit wit en zwart marmer en een kruisribgewelf op colonnetten, wordt bepaald door het neogotische eikenhouten meubilair, meer bepaald het gestoelte over de volledige lengte van de zijwanden, het doksaal met polygonale orgeltribune en de preekstoel in het koor. Het hoofdaltaar met tabernakel uit beschilderd hout en gedreven koper, heeft een kopie van de Kruisiging van Pieter Paul Rubens als altaarstuk. Het geheel is ontworpen door de architect François Durlet, met in het gestoelte geïntegreerde kruiswegstaties en beeldjes van de Acht Zaligheden, deze laatste uit 1858 door de beeldhouwer Jan Baptist De Boeck, neef van juffrouw Van Celst. Beelden van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef door Walter Pompe uit de 18de eeuw. Vijf glas-in-loodramen door de glazenier Wim Geerts uit 2003. Orgel door het Brusselse atelier Merklin-Schütze. De penitentenkapel die via een spitsboogarcade geopend is op het koor, wordt bepaald door monumentale kruiswegstaties van een onbekende maker.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. & Braeken J. 2018: Hotel de Vinck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281179 (geraadpleegd op ).
Voormalig "hotel de Vinck" gebouwd in het vierde kwart van de 18de eeuw, nu Instituut Van Celst. Statig herenhuis van vijf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel verlevendigd met hardsteen. Middenrisaliet van drie traveeën met hardstenen bossages op de begane grond; bovenbouw geordonneerd door hardstenen pilasters met verdiepte gegroefde schachten op brede sokkels rustend op gekoppelde consoles. Gevelbeëindiging bestaande uit een hardstenen geleed kordon, een vlak fries en een geprofileerde daklijst onder de omgetrokken kroonlijst op gekoppelde consoles. Rechthoekige vensters in geriemde omlijstingen, op hoofdverdieping steunend op de gekorniste puilijst en voorzien van gebogen leuningen, middenvenster in een hardstenen omlijsting onder gekorniste waterlijst op consoles; op de lagere hoogste bouwlaag nagenoeg vierkante vensters met lekdrempels op consooltjes, in middenrisaliet verrijkt met paneelwerk.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Hotel de Vinck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6130 (geraadpleegd op ).