Geheel van oorspronkelijk twee gekoppelde burgerhuizen in second-empirestijl volgens de bouwaanvraag uit 1860 opgetrokken in opdracht van Pauline Thérèse Anna Maria Walburge David de Gheest (°1800), weduwe van de koopman en bankier Corneille Benoit David (1795-1856). Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. Haar Duitse schoonzoon Otto Günther (1823-1893), echtgenoot van Hortense David de Gheest (°1833), liet het complex in 1886 door de architect Edmond Leclef opsplitsen tot drie winkelpanden met klassieke houten winkelpuien, die alle drie verdwenen zijn.

Rijwoningen van samen zes traveeën en drie bouwlagen onder zadeldaken. Bepleisterde, beschilderde lijstgevels, waarvan de begane grond oorspronkelijk belijnd was met schijnvoegen en een hardstenen plint. Horizontaal geleed door de puilijst, beantwoordde de opstand oorspronkelijk aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers ven rechthoekige deur- en vensteropeningen. Verkleinende bovenvensters in geriemde omlijsting met doorgetrokken lekdrempels op de eerste verdieping, individuele lekdrempels en second-empire-onderdorpels op de tweede verdieping. Het klassieke hoofdgestel met architraaf, fries en houten kroon- en tandlijst versierd met rozetten, is net als het houten vensterschrijnwerk enkel bewaard in de twee linker traveeën (nummer 32). Verbouwde begane grond.

Eenheidsbebouwing van drie enkelhuizen van 1860 samen zes traveeën en drie bouwlagen (plat dak). Bepleisterde, beschilderde lijstgevel eindigend op een geleed kordon, fries met paneel en kroonlijst met rozetten op een tandlijst. Brede puilijst dienend als lekdrempel van de tweede verdieping. Rechthoekige bovenvensters in geriemde omlijstingen met sierlijke panelen onder de afzonderlijke lekdrempels van de derde bouwlaag Bewaarde houten winkelpui onder brede puilijst op nummer 28.