Teksten van Parochiekerk Sint-Jacob

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6155

Parochiekerk Sint-Jacob ()

Voormalige Sint-Jacobskapel, sinds 1705 Vermaarde Collegiale Sint-Jacobskerk. Basilicale kruiskerk met westtoren in Brabantse hoog-gotiek, in drie grote bouwfasen opgetrokken van 1491 tot 1656, door de bouwmeesters Herman I, Domien en Herman II de Waghemakere en Rombout Keldermans.

Historiek

De Sint-Jacobskerk gaat in oorsprong terug op een gasthuis waar pelgrims naar Santiago de Compostella na het sluiten van de poorten konden overnachten. Het Sint-Jacobsbroederschap kocht in 1399 grond even buiten de toenmalige stadsomwalling, waarop in 1404-1413 het pelgrimshuis en een kapel ter ere van Sint-Jacob werden gebouwd, op kosten van meersenier Thomas Huygman. Na het uitgroeien van dit stadsgedeelte tot een voorname wijk van kooplieden, bankiers en edellieden werd de Sint-Jacobskapel in 1478 verheven tot zelfstandige parochiekerk. Onmiddellijk werden plannen gemaakt voor de bouw van een grote kerk in hoog-gotiek. Aangevat in 1491 en pas in 1656 voltooid, werd er dat zelfde jaar een kapittel van kanunniken geïnstalleerd door de bisschop. In 1705 verleende paus Clemens XI de titel ‘vermaarde collegiale kerk’. In de tweede helft van de 17de eeuw en de eerste helft van de 18de eeuw werd de Sint-Jacobskerk gestoffeerd met een uitzonderlijk rijk barokmobilair, gefinancierd door ambachten, broederschappen en voorname families. Deze verkozen de kerk als laatste rustplaats, vandaar de talloze grafstenen en gedenktekens. Het mobilair bleef gespaard onder het Franse bewind; slechts een gedeelte van de kerkschat diende verkocht voor oorlogsbelasting.

Vanaf de 16de eeuw is de kerk haast volledig in een huizenblok ingesloten, zodat ze voornamelijk wordt gekarakteriseerd door de massieve westtoren met het hoofdportaal, voorts door twee zijportalen aan de Lange Nieuwstraat en de Sint-Jacobsmarkt. In de totstandkoming van de Sint-Jacobskerk zijn drie grote bouwfazen te onderscheiden:

  • 1. 1491-1533: aanvang met de toren, waarvan de basis werd gelegd; in 1497 aanzet van de grote middenbeuk. Werken gestaakt wegens geldgebrek.
  • 2. 1552-1566: door toedoen van Keizer Karel verdere bouw: langs- en dwarsschip afgewerkt. Het bleek financieel en materieel onmogelijk de toren hoger op te bouwen. Interieur onder de beeldenstorm vernield; kerk in 1579-1581 aan de calvinisten toegewezen, en in 1585 hersteld voor de katholieke eredienst.
  • 3. 1602-1656: koor, waarvan de zuilen reeds eerder waren aangezet, voltooid, zijbeuken en -kapellen van het schip overwelfd; tussen 1626-1656 oprichting van de transkapellen, alsmede de Onze-Lieve-Vrouwe- en de Venerabelkapel. Deze laatste wordt in 1664-1665 vergroot, en in 1669-1670 uitgebreid met de trouwkapel.

    Bouwmeesters waren naar alle waarschijnlijkheid: Herman de Waghemakere de oude, in 1503 opgevolgd door zijn zoon Domien de Waghemakere en in 1512 door diens broer Herman de Waghemakere de jonge; vanaf 1525 tot 1531 Rombout Keldermans. Ondanks de lange duur van de bouw vertoont de kerk een gave architecturale eenheid: een enkele bouwstijl werd toegepast: de Brabantse gotiek. Samen met Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Andries en Sint-Paulus vormt ze een aparte regionale groep in de Brabantse gotiek gekarakteriseerd door de zware westtoren, de sobere buitenarchitectuur, de loopgang voor de bovenlichten (gereduceerd triforium) en de zuilen op achtkantige sokkels. In de grootse, hoog oplopende binnenruimte contrasteert het weelderige zware barokmobilair in donkere houten marmersoorten, dat het gehele benedenregister inneemt. Tot de latere ingrepen behoren de bouw in 1780 van het overdekte noordportaal in classicistische stijl aan de Sint-Jacobsmarkt, en de inrichting in 1804 van de doopkapel in laatclassicistische stijl door de architect Jan Kaulman ten zuiden van het westportaal.

    Begin 20ste eeuw wordt de restauratie aangevat onder leiding van architect Henri Blomme. In 1963 gaat de volledige restauratie van start onder leiding van architect Jos Gabriëls, die in 1967 wordt onderbroken door een brand in het koor. Sinds omstreeks 1980 leidt architect Rutger Steenmeijer de restauratiewerken. Een interieuronderzoek beëindigd in 2002 bracht sporen van muurschilderingen aan het licht. In 2006-2011 werd de schatkamer ingericht. Najaar 2018 gaat een restauratiecampagne van exterieur en interieur van start, waarvan de voltooiing voorzien is in 2027.

    Architectuur

    Plattegrond: vierkante westtoren met hoofdportaal, driebeukig schip van vijf traveeën, zijkapellen tussen de steunberen; uitstekend transept van twee traveeën aan de oostzijde verbreed met twee lagere beuken; basilicaal koor van vier traveeën met zijkapellen, vijfzijdige koorsluiting met kooromgang en drie vijfzijdige transkapellen.

    Massieve westtoren van vijf geledingen aangegeven door omgetrokken lijsten en borstweringen, geschraagd door vier zware hoeksteunberen met drie versnijdingen en lichtere contreforten in het midden van elke zijde. Tussen de steunberen verdiepte vlakken met spitsboognissen en fialen. Twee leien puntdakjes dekken de onvoltooide toren. Westportaal in de toren tussen twee steunberen, gevat in een brede korfboog. Op de penanten en dagkanten monumentale beelden van witte natuursteen uit 1921: in het midden Sint-Jacob door Louis Jacobin (geflankeerd door Heilige Ivo, Hubertus, Rochus en Onze-Lieve-Vrouw, Heilige Jozef, Dymphna, Donatus en Gertrudis).

    Basilicaal schip onder leien zadeldak door steunberen in vijf traveeën geritmeerd; in de bovenmuren spitsboogramen: zijbeuken onder haakse zadeldaken; eveneens spitsboogvensters. Uitstekende transeptarmen: zuidelijk transept met puntgevel met twee flankerende achtzijdige torentjes, geopend door een breed spitsboogvenster met gotisch tracé waarvoor een open galerij met ajour bewerkte borstwering; hierboven twee kleinere spitsboogvensters eveneens met galerij afgesloten door een ajour bewerkte leuning; in de top een rondvenster. Zuidportaal in gotische stijl; spiegelboogvormige deur in geprofileerde omlijsting met koolbladmotief, bekronend kruisbeeld, geflankeerd door de Heilige Maagd en Johannes door G. Vander Linden uit 1864. Noordelijk transept vertoont in het bovenregister eenzelfde ordonnantie; aan de straat classicistisch portaal uit 1780 met brede poort in boogvormig geprofileerde omlijsting met sleutel, geflankeerd door twee monumentale composiete pilasters, waarboven een klassiek hoofdgestel en bekronende balustrade. Basilicaal koor van vier traveeën aangegeven door de steunberen; kooromgang van drie transkapellen.

    Interieur

    Bijzonder hoog (26,5 m) en tamelijk smal schip met aansluitend koor; doorlopend perspectief gebroken door de monumentale koorafsluiting. Onder de westtoren gebogen marmeren portaal op massieve Ionische zuilen, waarboven het orgel, onder koepelvormig stergewelf. Schip door twee rijen van rondzuilen op hoge achtkantige basementen met koolbladkapiteel in drie beuken van vijf traveeën verdeeld. Tweeledige opstand met zuilen verbonden door brede, spitse scheibogen en hoge spitsboogvormige bovenlichten met fraaie tracering in vijfpas; smalle loopgang voor de ramen (pseudo-triforium) afgesloten door ajour bewerkte borstweringen in laat-gotisch maaswerk; kruisribgewelven opgevangen door consoles aansluitend op de kapitelen van de zuilen. Zijbeuken met kruisribgewelven geopend op de smalle rechthoekige zijkapellen met spitse scheibogen op halfzuilen; zijkapellen gekarakteriseerd door de hoge tuinen van zwarte en witte marmer. Transept aan de oostzijde met twee lagere beuken verbreed tot een ruime hal, eveneens met kruisribgewelven; boven de kruising een stergewelf met druipers, rustend op vier massieve bundelpijlers met koolbladkapiteel; vertoont dezelfde opstand als het schip. Een trede hoger gelegen koor, aangezet aan de hoekpijlers door zuilen met koolbladkapiteel in drie beuken van vier traveeën verdeeld met vier zijkapellen; gelijke opstand als het schip, echter met een ingewikkelder overkluizing door middel van stergewelven met druipers; koor geopend door vijf smalle lancetvensters: kooromgang en transkapellen gescheiden door spitse scheibogen onder kruisribgewelven.

    Zijkapellen met 17de-eeuwse, barokke portiekaltaren, van west naar oost in de noordelijke zijbeuk: Sint-Gertrudiskapel; Kapel van de Heilige Naam Jezus; Sint-Jozef- of Driekoningenkapel (Houtzagers); Sint-Dymphnakapel (familie Rockox); Sint-Christoffelkapel (Turfdragers); Heilig-Kruiskapel (Robynskapel). Zijkapellen van west naar oost in de zuidelijke zijbeuk: Sint-Joriskapel voorheen kapel van Onze-Lieve-Vrouw Presentatie (Zijde- en Halfzijdewerkers) met Sint-Sebastiaansaltaar van de Jonge Handbooggilde uit de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal door Robrecht en Hans Colijns de Nole; Sint-Antoniuskapel; Sint-Rochuskapel; Sint-Jobkapel (Speellieden); Sint-Annakapel; Sint-Janskapel. In het noordelijk transept: Onze-Lieve-Vrouwekapel met barokaltaar door Sebastiaan van den Eynde uit 1664, en gestoelte van Artus Quellinus uit 1678. In het zuidelijk transept: Venerabelkapel of Sacramentskapel met barokaltaar door Peter Verbruggen de oude en Lodewijk Willemsens uit 1670, en communiebank door Willem Kerrickx en Hendrik Verbruggen uit 1696. In de kooromgang van noord naar zuid: Kapel van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie (familie Lopez-Franco); Sint-Pieter- en Pauwelkapel (familie Bollaert); Sint-Carolus Borromeuskapel (familie Carenna), Rubenskapel gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw opgericht in 1642 met altaar door Cornelis Van Mildert, Onze-Lieve-Vrouw van Smarten door Lukas Fayd’herbe, en altaarstuk "Onze-Lieve-Vrouw met Heiligen" door Pieter Paul Rubens uit 1634; Verrijzeniskapel (families Vinque en Le Candèle); Sint-Ivokapel (Rechtsgeleerden); Heilige Drievuldigheidskapel (Trinitariërs). Laatclassicistische, ronde Doopkapel met koepel en marmerschildering door architect Jan Kaulman uit 1804 ten zuiden van het westportaal. Barokke Trouwkapel met tongewelf en portiekaltaar uit 1669-1675, opgesmukt in 1772-1775 met een classicistische altaartafel en tabernakel, ten oosten van het zuidportaal.

    Mobilair

    Omwille van de bijzondere rijkdom van de kerk kunnen enkel de voornaamste werken worden aangehaald. Talrijke altaarstukken en schilderijen, onder meer: twaalfdelig Sint-Rochusretabel uit 1517, werk van Gerard Seghers, Jacob Jordaens, Gaspar de Crayer, Maarten De Vos, Erasmus Quellinus de jonge, Theodoor Boeyermans, Michiel Coxie, Frans Floris, Hendrik Van Balen de oude, Wenceslas Coeberger, Ambroos Francken de oude en Jan Sanders.

    Glas-in-loodramen, onder meer: "Het Laatste Avondmaal" uit 1538 in de Heilig-Kruiskapel; het “Habsburgerraam” uit 1626 in de Venerabelkapel, "De Boodschap" uit 1629 en de “De Visitatie” uit 1641 in de Onze-Lieve-Vrouwekapel door Jan de Labaer; “Heilig Sacrament” uit 1874 in de Venerabelkapel, “Sint-Jan in de olie” uit 1876 in de Sint-Janskapel, “De Opdracht in de tempel” uit 1877 in de Onze-Lieve-Vrouwekapel door Jean-Baptiste Capronnier; reeks glas-in-loodramen door Crespin of Hizette en Calders uit 1949-1965.

    Monumentale koorafsluiting met zij-altaren in hoog-barok uit 1669 door Sebastiaan de Neve; bekronend kruisbeeld uit 1865 en orgel door Jan-Baptist Forceville uit 1727, met beeldhouwwerk door Michiel van der Voort de oude uit 1728. Koorgestoelte door Artus Quellinus de oude en de jonge in hoog-barok met getorste zuilen uit 1658-1670, en marmeren hoogaltaar met Sint-Jacobsbeeld en Heilige Drievuldigheid door Willem Kerrickx en Artus Quellinus de jonge uit 1685. Preekstoel in laatbarok door Lodewijk Willemssens uit 1678, met voorstelling van vier Mysteries van Jezus, de vier Evangelisten, Geloof, Waarheid, Godgeleerdheid en Onderricht. Zes hoog- en laat-barokke biechtstoelen onder meer door Artus Quellinus de oude, Lodewijk Willemssens en Frans II Somers. Doksaal en binnenportaal in laat-barok door Hendrik Frans Verbruggen uit 1723. Orgel door Charles Anneessens uit 1884, met beeldhouwwerk door Jan Baptist De Boeck en Jan Baptist Van Wint.

    Vrijstaande beelden, onder meer: Sint-Paulus door Andries Colijns de Nole de oude uit 1639 en Sint-Pieter uit 1660 door Peter Verbruggen de oude tegen de vieringzuilen; reeks apostelbeelden in het transept waaronder uit de vroege 18de eeuw Sint-Pieter, Sint-Paulus door Michiel van der Voort uit 1723, Sint-Jacobus de Meerdere door Jan Claude De Cock en Sint-Johannes; Piëta door Artus Quellinus de oude uit 1660 en Moeder van Smarten door Mathys van Beveren uit 1665 in de Onze-Lieve-Vrouwekapel; "Ecce Homo" door Jan Pieter van Baurscheit. Kruiswegstaties door Petrus Josephus De Cuyper en Joseph Geefs uit 1858.

    Talrijke grafmonumenten, onder meer: Markies Don Francesco Marcos del Pico door Pieter Scheemaeckers uit het derde kwart van de 17de eeuw in de Sint-Gertrudiskapel, afkomstig van de kapel van het Zuidkasteel; epitaaf van Jan-Antoon van Wonsel (‘kartuizertje’) door Jan Claude de Cock uit 1712 in de Heilig-Kruiskapel, afkomstig van het kartuizerklooster; epitaaf van Cornelis Lantschot de jonge door Sebastiaan van den Eynde uit 1660 in de Zoete-Naam-Jezuskapel; twee grafmonumenten door Guillaume Geefs uit 1850 in de Rubenskapel.

    • GOOVAERTS B. 1977: Verkenningstocht in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, Antwerpen.
    • MANNAERTS R 2008-2012: De sleutel ter openbaring van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, eertijds de ‘vermaarde collegiale. Didactische syllabus, Antwerpen (online geraadpleegd op 27 juni 2018).
    • PERK A.M. 1971: De Sint-Jacobskerk te Antwerpen. Plannen en bronnen voor een museologische studie van de kunstschatten, onuitgegeven verhandeling, Leuven.
    • S.N. 1975: Antwerpen die scone nummer 2.

Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Jacob [online], https://id.erfgoed.net/teksten/297620 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Jacob ()

Voormalige Sint-Jacobskapel en Vermaarde Collegiale Sint-Jacobskerk. Eind 14de eeuw: gasthuis even buiten de stadsomwalling waar pelgrims naar Sint- Jacob van Compostella na het sluiten van de poorten konden overnachten. 1404-1413 bouw van een kapel ter ere van Sint-Jacob door Thomas Huygman. Na het uitgroeien van dit stadsgedeelte tot een voorname wijk van kooplieden, bankiers en edellieden in 1477 verheven tot zelfstandige parochiekerk. Onmiddellijk werden plannen gemaakt voor de bouw van een grote kerk in hoog-gotiek. Pas in 1656 voltooid werd er datzelfde jaar een kapittel geïnstalleerd door de bisschop. In de tweede helft van de 17de eeuw en de eerste helft van de 18de eeuw gestoffeerd met een uitzonderlijk rijk barokmobilair, gefinancierd door ambachten, broederschappen en voorname families, die deze kerk verkozen als laatste rustplaats, vandaar de talloze grafstenen en gedenktekens. Mobilair bewaard door de Fransen; slechts een gedeelte van de kerkschat diende verkocht voor oorlogsbelasting.

Begin 20ste eeuw restauratie aangevat onder leiding van architect Henri Blomme. In 1963 volledige restauratie ingezet onder leiding van architect Jos Gabriëls; 1967 brand in het koor. Vanaf de 16de eeuw is de kerk haast volledig in een huizenblok ingesloten, zodat ze voornamelijk is gekarakteriseerd door de massieve westtoren met hoofdingang, voorts twee toegangen aan de Lange Nieuwstraat en Sint-Jacobsmarkt. Voltooid in drie grote bouwfasen:

  • 1. 1491-1533: aanvang met de toren, waarvan de basis werd gelegd; in 1497 de grote middenbeuk aangezet. Werken gestaakt wegens geldgebrek.
  • 2. 1552-1566: door toedoen van Keizer Karel verdere bouw: langs- en dwarsschip afgewerkt. Het bleek financieel en materieel onmogelijk de toren hoger op te bouwen. Interieur onder de beeldenstorm vernield; kerk aan de Calvinisten toegewezen.
  • 3. 1602-1656: koor, waarvan de zuilen reeds eerder waren aangezet, voltooid, zijbeuken en -kapellen van het schip overwelfd; tussen 1626-1656 oprichting van de transkapellen, alsmede Onze-Lieve-Vrouwe- en Venerabelkapel.

    Bouwmeesters waren naar alle waarschijnlijkheid: Herman de Waghemakere de oude (+1503), opgevolgd door zijn twee zonen Domien en Herman de jongere; vanaf 1525 Rombout Keldermans (1460-1531). Ondanks de lange duur van de bouw vertoont de kerk een gave architecturale eenheid: een enkele bouwstijl werd toegepast: de Brabantse gotiek. Samen met Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Andries en Sint-Paulus vormt ze een aparte regionale groep in de Brabantse gotiek gekarakteriseerd door zware westtoren, sobere buitenarchitectuur, loopgang voor de bovenlichten (gereduceerd triforium) en zeilen op achtkantige sokkels. In de grootse, hoog oplopende binnenruimte contrasteert het weelderige zware barokmobilair in donkere houten marmersoorten, dat het gehele benedenregister inneemt.

    Plattegrond: vierkante westtoren met hoofdportaal, driebeukig schip van vijf traveeën, zijkapellen tussen de steunberen; uitstekend transept van twee traveeën aan de oostzijde verbreed met twee lagere beuken; basilicaal koor van vier traveeën met zijkapellen, vijfzijdige koorsluiting met kooromgang en drie vijfzijdige transkapellen. Massieve westtoren van vijf geledingen aangegeven door omgetrokken lijsten en borstweringen, geschraagd door vier zware hoeksteunberen met drie versnijdingen en lichtere contreforten in het midden van elke zijde; tussen de steunberen verdiepte vlakken met spitsboognissen en fialen. Twee leien puntdakjes dekken de onvoltooide toren. Westportaal in de toren tussen twee steunberen, gevat in een brede korfboog. Op de penanten en dagkanten monumentale beelden van witte natuursteen van 1921: in het midden Sint-Jacob. Basilicaal schip onder leien zadeldak door steunberen in vijf traveeën geritmeerd; in de bovenmuren spitsboogramen: zijbeuken onder haakse zadeldaken; eveneens spitsboogvensters. Uitstekende transeptarmen: zuidelijk transept met puntgevel met twee flankerende achtzijdige torentjes, geopend door een breed spitsboogvenster met gotisch tracé waarvoor een open galerij met ajour bewerkte borstwering; hierboven twee kleinere spitsboogvensters eveneens met galerij afgesloten door een ajour bewerkte leuning; in de top een rondvenster. Portaal in gotische stijl; spiegelboogvormige deur in geprofileerde omlijsting met koolbladmotief, bekronend kruisbeeld, geflankeerd door de Heilige Maagd en Johannes door G. Vander Linden uit 1864. Noordelijk transept vertoont in het bovenregister eenzelfde ordonnantie; aan de straat laatclassicistisch portaal van circa 1780 met brede poort in boogvormig geprofileerde omlijsting met sleutel, geflankeerd door twee monumentale composiete pilasters, waarboven een klassiek hoofdgestel en bekronende balustrade. Basilicaal koor van vier traveeën aangegeven door de steunberen; kooromgang van drie transkapellen.

    Interieur: bijzonder hoog (26,5 m) en tamelijk smal schip met aansluitend koor; doorlopend perspectief gebroken door de monumentale koorafsluiting. Onder de westtoren gebogen marmeren portaal op massieve Ionische zuilen, waarboven het orgel, onder koepelvormig stergewelf. Schip door twee rijen van rondzuilen op hoge achtkantige basementen met koolbladkapiteel in drie beuken van vijf traveeën verdeeld. Tweeledige opstand met zeilen verbonden door brede, spitse scheibogen en hoge spitsboogvormige bovenlichten met fraaie tracering in vijfpas; smalle loopgang voor de ramen (pseudo-triforium) afgesloten door ajour bewerkte borstweringen in laat-gotisch maaswerk; kruisribgewelven opgevangen door consoles aansluitend op de kapitelen van de zuilen. Zijbeuken met kruisribgewelven geopend op de smalle rechthoekige zijkapellen met spitse scheibogen op halfzuilen; zijkapellen gekarakteriseerd door de hoge tuinen van zwarte en witte marmer. Transept aan de oostzijde met twee lagere beuken verbreed tot een ruime hal, eveneens met kruisribgewelven; boven de kruising een stergewelf met druipers, rustend op vier massieve bundelpijlers met koolbladkapiteel; vertoont dezelfde opstand als het schip. Een trede hoger gelegen koor, aangezet aan de hoekpijlers door zuilen met koolbladkapiteel in drie beuken van vier traveeën verdeeld met vier zijkapellen; gelijke opstand als het schip, echter met een ingewikkelder overkluizing door middel van stergewelven met druipers; koor geopend door vijf smalle lancetvensters: kooromgang en transkapellen gescheiden door spitse scheibogen onder kruisribgewelven.

    Zijkapellen van west naar oost, aan de zuidzijde te beginnen: 1. Sint-Gertrudiskapel; 2. Kapel van de Zoete Naam Jezus; 3. Driekoningenkapel (Houtzagers); 4. Sint-Dymphnakapel; 5. Sint-Christoffelkapel (Turfdragers); 6. Heilig Kruiskapel; 7. Onze-Lieve-Vrouwekapel met gestoelte van Artus Quellin (1678); 8. Kapel van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie; 9. Sint-Petrus en Pauluskapel; 10. Sint-Carolus Borromeuskapel; 11. Rubenskapel opgericht in 1643 met altaar door Cornelis Van Mildert en schilderij van Rubens "Onze-Lieve-Vrouw met Heiligen" van 1634; 12. Verrijzeniskapel; 13. Sint-Ivokapel; 14. Kapel van de Heilige Drievuldigheid; 15. Venerabelkapel; 16. Sint-Janskapel; 17. Sint-Annakapel; 18. Sint-Jobkapel (MuzikantenSpeellieden); 19. Sint-Rochuskapel; 20. Sint-Antoniuskapel; 21. Kapel van Onze-Lieve-Vrouw Presentatie (Zijdewerkers).

    Mobilair. Omwille van de bijzondere rijkdom van de kerk kunnen enkel de voornaamste werken worden aangehaald; voor een omstandiger beschrijving verwijzen we naar de bibliografie. Talrijke altaarstukken en schilderijen, onder meer door Metsys, Gerard Zeghers, Abraham Janssens, Guido Reni, Antoon Van Dyck, Jacob Jordaens, Gaspard De Craeyer, Maarten De Vos. Glasramen, onder meer: "Het Laatste oordeel" (1528) en "De boodschap van de Engel" (1629). Monumentale koorafsluiting in hoogbarok van 1669 door Sebastiaan De Neve; bekronend kruisbeeld (1865) en orgel van Forceville (1727), gebeeldhouwd door Michiel van der Voort (1728). Koorgestoelte door Artus Quellin de oude in hoogbarok met getorste zuilen en marmeren hoogaltaar, toegewijd aan Sint-Jacob (1685) door Artus Quellin de oude. Preekstoel in laatbarok door Lodewijk Willemssens (1675). Talrijke hoog- en laat-barokke biechtstoelen, onder meer door Artus Quellin de oude, Lodewijk Willemssens. Doksaal en binnenportaal in laat-barok door Hendrik Frans Verbruggen (1723). Orgel uit 1884 door Anneessens met beeldhouwwerk door Jan Baptist De Boeck en Jan Baptist Van Wint. Merkwaardige vrijstaande beelden: Sint-Pieter en Sint-Paulus in de kruisbouk door J. Cl. De Cock (eerste helft van de 18de eeuw)"Moeder van Smarten" door Mattheus Van Beveren (1665) "Ecce Homo" door Jan Pieter van Baurscheit. Talrijke grafmonumenten, waaronder dat van Markies del Pico door Pieter Scheemaeckers (derde kwart van de 17de eeuw).

    • Antwerpen die scone, 1975, nummer 2.
    • GOOVAERTS B. 1977: Verkenningstocht in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, Antwerpen.
    • PERK A.M. 1971: De Sint-Jacobskerk te Antwerpen. Plannen en bronnen voor een museologische studie van de kunstschatten, onuitgegeven verhandeling, Leuven.

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Jacob [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6155 (geraadpleegd op ).