Pakhuis in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van de Société Anonyme La Coloniale Anversoise, naar een ontwerp door de architect Ernest Pelgrims uit 1912. Het gebouw vormt het enige restant van een groter complex dat oorspronkelijk uit drie parallelle volumes bestond, met een kantoorvleugel aan de Meistraat, en is vandaag geïntegreerd in een woningbouwproject, opgezet in 1997-1998. La Coloniale Anversoise, opgericht in 1898, legde die zich toe op de ontginning van grondstoffen uit Belgisch-Congo, anvankelijk rubber, later ook palmnoten, palmolie, ivoor en kopal. De maatschappij was gelieerd aan de Banque d'Anvers, dochter van de Société Générale, en de Brusselse vennootschap Compagnie du Congo pour le Commerce et l’Industrie, opgericht door de militair en ondernemer Albert Thys (Dalhem, 1849-Brussel, 1915).
Het complex van La Coloniale Anversoise behoort tot het rijpe oeuvre van Ernest Pelgims, die actief was vanaf omstreeks 1890, tot zijn overlijden in 1927. Zijn oeuvre bestaat hoofdzakelijk uit residentiële architectuur, aanvankelijk in neo-Vlaamserenaissance-stijl of het conventionele neoclassicisme, die tijdens de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog evolueerde naar een vrij pompeuze beaux-artsstijl. Tot zijn belangrijkste realisaties uit deze periode behoren het hotel Vanden Bussche aan de Arthur Goemaerelei. In zijn landhuizen paste hij op hetzelfde moment de cottagestijl toe, waarvan het imposante kasteel Nottebohm te Brecht als een representatief voorbeeld geldt. Uit het vroege interbellum dateert het monumentale gevelfront van het warenhuis Grand Bazar aan de Groenplaats, dat Pelgrims samen met Edouard Van Opstal ontwierp.
Met een gevelbreedte van vijf/drie traveeën, omvat het gebouw vijf bouwlagen onder een plat dak. Opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, onderscheidt het opengewerkte gevelfront zich door een staalskelet. De lijstgevel heeft een parement uit geel baksteenwerk in kruisverband, op een pui uit witte natuursteen met een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Gemarkeerd door de zware, centraal gebogen puilijst en voluutsleutels, beantwoordt de pui aan een alternerd ritme, sinds een verbouwing in 1930 geopend door verdiepte korfboogpoorten en rechthoekige vensters; de bouwplannen tonen een korfboogpoort in de linker en alternerend rechthoekige deuren en korfboogvensters boven keldermonden in de overige traveeën. De bovenbouw wordt in kolossale orde geritmeerd door pilasters met sokkel en lijstkapiteel, die de brede middenas en de zijtraveeën afbakenen. Verder is het opengewerkte gevelfront gevat in geklinknageld staalskelet van I-profielen met beglaasd vensterschrijnwerk en gesloten borstweringen uit plaatstaal, versierd met rozetten, voluten en spiralen, en eindigend in korf- en rondbogen. Een sluitsteen en een gebogen pseudo-fronton op uitgelengde consoles markeert de middenas. De gevelbeëindiging wordt gevormd door een zware kroonlijst op klossen uit witte natuursteen.
Oorspronkelijk interieur met zelfdragende betonconstructie: kolommen - met betonnen moerbalken en vlakke betonnen vloerplaat. De bouwplannen tonen een geknikte plattegrond met een inrijpoort en kantoren op de begane grond, en opslagruimten ontsloten door een zijdelings ingeplante traphal en hijskoker.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#1653 en 1930#35840.
- FIERENS J. 1977: Antwerpse stapelhuizen: een balans van 1850 tot 1910, onuitgegeven verhandeling Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedebouw Antwerpen, 105-106.