erfgoedobject

Kasteeldomein van Schoonbeek

bouwkundig element
ID
623
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/623

Juridische gevolgen

Beschrijving

De oudste gedeelten van het kasteel worden door een gevelsteen op de kroonlijst van de oostelijke gevel van de oostelijke vleugel gedateerd 1628. De kern is vrijwel zeker ouder: in de centrale vleugel werd een laatgotisch venster uit de tweede helft van de 16de eeuw hergebruikt, dat waarschijnlijk afkomstig is van één van de begin 19de eeuw afgebroken gedeelten.

De oudste voorstelling van het waterkasteel is het grondplan zoals afgebeeld op de Ferrariskaart (1771-1777): het grachtensysteem, gevoed door de onmiddellijk ten zuiden stromende Demer, vormt een vierkant blok, waarbinnen zich drie delen bevinden, elk gescheiden door een gracht; het eigenlijke kasteel is een langgerekt, U-vormig complex aan de oostelijke zijde, de open zijde door een brug verbonden met het neerhof ten noorden, ten zuiden met de kapel, die zich buiten de U-vorm in de gracht bevindt; het neerhof bevindt zich op het L-vormige terrein ten zuiden en ten westen van het eigenlijke kasteel: we onderscheiden vier kleine gebouwen en een moestuin; dit gedeelte is met de hoger vermelde brug verbonden met de binnenplaats van het kasteel, en ten noorden via een brug met de weg naar het gehucht Schoonbeek: dit was de oorspronkelijke ingang tot het complex; een derde blok, eveneens volledig omgracht, ligt ten westen van dit geheel, en bevat de boomgaard; wat de cirkel, afgebeeld ten zuiden hiervan, in de gracht, voorstelt, kon niet worden achterhaald. De thans nog bestaande dreef ten oosten van het geheel bestond ook reeds: een brug voert over de Demer, doch slechts een klein voetpad verbindt het kasteel doorheen de moerassige vallei van de Demer met de dorpskern; de hoofdingang is duidelijk naar het noorden, naar het gehucht Schoonbeek gericht.

De chronologisch volgende voorstelling van het kasteel is die in de Atlas der Buurtwegen, van 1846. Het kasteel heeft in de tussentijd een grondige wijziging ondergaan, waarschijnlijk door een aantal opeenvolgende bouwcampagnes van graaf Jean de Preston (1753-1829), die het goed in 1780 kocht. Het is grosso modo in deze vorm dat het kasteel tot ons is gekomen. De oudste verbouwing is de verlenging van de oostelijke vleugel in noordelijke richting: de ingang van het kasteel wordt verlegd naar het oosten, met een poortgebouw in het verlengde van de oostelijke vleugel en een brug over de gracht naar de platanendreef; deze uitbreiding is boven de poort gedateerd 1785. In de loop van de volgende 40 jaar wordt het zuidelijke gedeelte van het U-vormige complex afgebroken: de zuidelijke dwarsvleugel en de zuidelijke gedeelten van de oost- en westvleugel; met hergebruik van oude materialen wordt een nieuwe, centrale verbindingsvleugel aan de noordzijde van de oorspronkelijke U-vorm gebouwd, en een torenachtig uitbouwsel aan het noordelijke uiteinde van de westelijke vleugel: de voltooiing van deze bouwcampagne wordt daar door een gevelsteen 1828 gedateerd. Op het einde van de 18de eeuw wordt ook het dienstgebouw onmiddellijk ten noorden van het kasteelcomplex gebouwd, door de kapel verbonden met het poortgebouw.

Het U-vormige koetshuis ten noorden dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw; bij de bouw ervan werden mogelijk de op de Ferrariskaart weergegeven neerhofgebouwen geïntegreerd, en werd materiaal ervan hergebruikt. Ten westen hiervan bevindt zich in L-vorm de oranjerie met serre, eveneens daterend uit de tweede helft van de 19de eeuw. Tussen deze gebouwen en het hoger vermelde koetshuis bevindt zich een poort, op de plaats van de oorspronkelijke ingang, door een brug over de gracht verbonden met een eveneens door een gracht omgeven stuk grond waarop zich een open schob bevindt (eind 19de eeuw).

In de eerste helft van de 19de eeuw (Atlas der Buurtwegen) wordt het grachtensysteem uitgebreid; het omvat nu een veel ruimer gebied dan het oorspronkelijke vierkant, en ook het Engelse park, eveneens aangelegd door graaf de Preston, is erbinnen opgenomen; resten van het oorspronkelijke grachtensysteem bleven als een vijver in dit park bewaard.

In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw verdwijnt tenslotte een haakse vleugel, die in de Atlas der Buurtwegen ten zuiden van het centrale gebouw, tussen de twee nog bestaande vleugels is afgebeeld.

In zijn huidige vorm heeft het eigenlijke kasteel grosso modo een H-vorm: een centrale vleugel verbindt de twee resterende delen van de oorspronkelijke parallelle vleugels; op deze manier werd een naar de zuidelijke zijde open binnenplaats gecreëerd. Ten noorden hiervan werd in het verlengde van de westelijke vleugel een haakse vleugel op het centrale gedeelte geplaatst, ten oosten, in het verlengde van de oostelijke vleugel het poortgebouw.

Onmiddellijk aansluitend hierop bevindt zich de kapel, en de aldus gevormde noordelijke binnenplaats wordt aan de noordzijde afgesloten door een dienstgebouw, haaks op de kapel geplaatst.

Ten noorden hiervan bevindt zich het neerhof: een U-vormig koetshuis met paardenstallen ligt samen met het hogervermelde dienstgebouw aan een gekasseid erf, met rechts de mestvaalt.

Ten westen hiervan, in het verlengde van het koetshuis en met een poort ermee verbonden bevinden zich in L-vorm de oranjerie en een glazen serre.

De vermelde poort leidt via een brug over de gracht; daar bevindt zich een open schob op bakstenen pijlers.

Het oorspronkelijke grachtensysteem werd begin 19de eeuw uitgebreid en geïntegreerd in de Engelse tuin, die zich ten westen van het kasteel bevindt.

Zoals vermeld zijn de oudste gedeelten de oost- en westvleugel, die zich ten zuiden van het centrale gedeelte uitstrekken; de oostvleugel heeft aan zijn noordelijke uiteinde een torenachtig uitbouwsel, dat reeds op de Ferrariskaart te onderscheiden is. Dit gedeelte, en de twee aansluitende traveeën van de oostvleugel, door een duidelijke bouwnaad van de rest gescheiden, is op een gevelsteen in de kroonlijst 1628 gedateerd; ook de medaillons- en ruitenfries onder de kroonlijst van dit gedeelte verwijst naar de eerste helft van de 17de eeuw; twee thans gedichte kalkstenen kloosterkozijnen met negblokken dateren de rest van de vleugel in de tweede helft van de 17de eeuw. Het gebouw werd echter begin 19de eeuw grondig aangepast.

De gebouwen vertonen de kenmerken van de Maasstijl uit de 17de eeuw: baksteenbouw, voorzien van mergelstenen banden, hoekbanden, en steigergaten; de oorspronkelijke vensters zijn de voormalige kloosterkozijnen (de tussendorpel werd verwijderd), voorzien van mergelstenen negblokken (eerste helft 18de eeuw) en de hoger vermelde kalkstenen kloosterkozijnen (tweede helft 17de eeuw). Gesmeed ijzeren muurankers met krullen. De westvleugel telt zes traveeën, de oostvleugel vijf, doch bereikt een gelijke lengte door de torenachtige uitbouw aan de noordzijde; twee bouwlagen onder wolvedaken (leien), op een verhoogde begane grond met bakstenen of mergelstenen (aan de zijde van de gracht) plint. De toren is voorzien van een hoog schilddak (leien). Aangezien beide vleugels eind 18de eeuw - begin 19de eeuw aanzienlijk ingekort werd dient het nodige voorbehoud in acht genomen met betrekking tot de authenticiteit van de elementen en de ordonnantie van de gevels; de zuidelijke zijgevels zijn vrijwel zeker creaties uit de vermelde periode, met hergebruik van materiaal afkomstig van de afgebroken gedeelten. Ook de mijtervormige lateien van de vensters aan de zijde van de zuidelijke binnenplaats zijn moeilijk te verenigen met de bouwstijl van de rest van het gebouw (17de eeuw). De vensters van de westvleugel zijn nooit kruiskozijnen geweest; het ontbreken van mergelstenen banden is trouwens moeilijk te verenigen met dit venstertype; waarschijnlijk zijn al deze vensters begin 19de eeuw - reconstructies en werden zij aangebracht in functie van het toen gewijzigde interieur. Een duidelijk aanwijzing voor deze begin 19de-eeuwse wijziging van het interieur bieden de laat-classicistische vensters in de oostvleugel, rechthoekig in een vlakke kalkstenen omlijsting, typisch voor deze periode, en de aankleding van deze vertrekken -hal, wachtkamer en salon-, in een overgangsstijl tussen Lodewijk XVI en Directoire.

De centrale vleugel is een duidelijke creatie uit eind 18de- begin 19de eeuw, zij het met hergebruik van een aantal oude materialen, waarschijnlijk afkomstig van de toen afgebroken delen (gesmeed ijzeren muurankers, mergelstenen banden, mogelijk de mergelstenen kroonlijsten en de bak- en mergelstenen schoorstenen); in de noordelijke gevel bevindt zich het hoger vermelde, laatgotische venstertje, met een accoladevormige latei (tweede helft 16de eeuw). De muuropeningen uit de periode van de bouw zijn de laat-classicistische vensters in een rechthoek, vlakke, kalkstenen omlijsting, de huidige ingang in de noordelijke gevel -een rondboogdeur in een kalkstenen omlijsting met smalle, flankerende venstertjes en de rechthoekige deur met ovaal bovenlicht, eveneens in kalkstenen omlijsting in de zuidelijke gevel. Het gebouw telt drie traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak aan de noordzijde, zadeldak aan de zuidzijde (leien). Een klokkentorentje boven de middentravee van de noordgevel werd waarschijnlijk eveneens opgetrokken van hergebruikt materiaal, waartoe mogelijk ook de windvaan met de datering 1786 mag gerekend worden.

In 1828 werd de westvleugel van de noordelijke binnenplaats toegevoegd, in het verlengde van de oude westelijke vleugel. Het gebouw telt twee traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak (leien). Het jaartal duidt waarschijnlijk het einde aan van de grote verbouwingscampagne die begon in 1785 en het kasteel zijn huidig uitzicht gaf. Het bakstenen gebouw is voorzien van muuropeningen van hergebruikt materiaal, mergelsteen en kalksteen.

Het poortgebouw, in het verlengde van de oostvleugel is aan de buitenzijde een zuivere Lodewijk XVI-constructie: baksteen onder mansardedakje (leien), voorzien van een rondboogpoort in een rechthoekige geblokte omlijsting met op de architraaf de datering 1785 en daarboven een driehoekig fronton met het wapenschild van de Preston. De poort is geflankeerd door twee kleine, getraliede vensters in een vlakke kalkstenen omlijsting.

De westgevel heeft een minder duidelijke ordonnantie: de poort aan deze zijde is getoogd, in een kalkstenen omlijsting met de stijlkenmerken die eerder aan de overgangsperiode Lodewijk XV - Lodewijk XVI kunnen toegeschreven worden. Ook het bekronende venster in een kalkstenen omlijsting met driehoekig fronton is merkwaardig. Dat er gebruik werd gemaakt van ouder materiaal blijkt uit de gesmeed ijzeren muurankers en het getoogde venstertje in een rechthoekige omlijsting van kleine mergelsteenblokken.

Een stenen brug verbindt dit poortgebouw met de platanendreef.

De kapel van één travee, die aansluit bij het poortgebouw werd begin 19de eeuw ondergebracht in de L-vormige vleugel die thans ook het dienstgebouw bevat, en waarschijnlijk dateert uit eind 18de eeuw. Bakstenen gebouw onder zadeldak (leien), voorzien van hergebruikte, gesmeed ijzeren muurankers. Rechthoekige en getoogde vensters in een rechthoekige omlijsting van hergebruikte mergelsteenblokken. Getoogde deuren in een gelijkaardige, verankerde omlijsting. De achtergevel is voorzien van de tweede helft van de 19de eeuw -, rondboogvormige bakstenen muuropeningen.

De kapel heeft een rondboogvenster in mergelstenen omlijsting.

Het interieur dateert uit begin 19de eeuw.

Het neerhof omvat, naast hoger vermeld dienstgebouw, een U-vormig koetshuis uit de tweede helft van de 19de eeuw. Zeven traveeën en een bouwlaag onder mansardedak (leien en mechanische pannen). Ook hier werden oude materialen hergebruikt (mergelstenen hoekbanden). Mogelijk bleven in de haakse vleugels gedeeltelijk de authentieke neerhofgebouwen uit de 17de eeuw bewaard. De centrale vleugel is voorzien van twee getoogde poorten in een bakstenen omlijsting met mergelstenen aanzet- en sluitstenen; laatstgenoemde dragen het opschrift ANNO en een vrijwel onleesbaar jaartal (18..). Getoogde deur in een gelijkaardige omlijsting met oculus als bovenlicht, en vier rondboogvensters met houten roedeverdeling; laadvensters boven poorten en deur. De linkse vleugel heeft een rondboogdeur, de rechtse vleugel een getoogde poort waarboven twee getoogde vensters in een rechthoekige mergelstenen omlijsting met negblokken; de voorgevels van beide gebouwen zijn voorzien van een aandak met vlechtingen en topstuk.

In de westelijke zijgevel van dit gebouw bevindt zich een grafsteen met het opschrift: D.O.M./ HIC IACET/ CLEMENTINA WALBURGA/ DE BREDeRODE/ IN HOC CONVENTU/ SCHOLARIS/ OBIIT II IULY A(1689/AETATIS SUAE 13/R I P/ CETTE PIERRE DE L'AN/ 1689 A ETE RENDUE A LA/ FAMILLE COMTE DE RENESSE/ PAR MONSIEUR P.REGOUT/ DE MAESTRICHT APRES L'INCENDIE/ DU COUVENT DES PENITENTES/ EN JUIN 1866. De grafsteen is omgeven door de wapenschilden van de families Brederode, Reede, Arkel, Oostum, Renesse van Wulp, Zallandt, Renesse van Elderen en Lijnden.

Een L-vormige vleugel bevat aan de westzijde de oranjerie en aan de noordzijde een glazen serre. Beide gebouwen dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw. Bakstenen oranjerie van acht traveeën en een bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen), voorzien van grote bakstenen rondboogvensters met mergelstenen sluit- en aanzetstenen, en een gelijkaardige deur, alle voorzien van metalen roedeverdeling.

De noordgevel van het noordelijke poortgebouw behield resten van de oude, 17de-eeuwse kern (muurankers, mergelstenen hoekbanden en overhoekse muizentandfries). Bakstenen korfboogpoort met een mergelstenen sluitsteen. Aan de zuidelijke zijde bevindt zich boven de poort een kalkstenen gevelsteen met twee wapenschilden.

In het park bleven een paar tuinpaviljoenen uit begin 19de eeuw bewaard.

  • S.N., Kasteel van Schoonbeek, in Annuaire des châteaux de Belgique, 1897.
  • BUSSELS M. - J. VOLS, Het kasteel van Schoonbeek-Hasselt, in De Tijdspiegel, 47, p. 7.
  • BUSSELS M., Een Limburgse kastelentocht, in De Tijdspiegel, 13, 1958, p. 220-221.
  • GHELLINCK d'ELSEGHEM, J. de, Kastelen in België, p. 131-132.
  • PAQUAY J., Limburgse heerlijkheden: de heerlijkheden Schoonbeek en Croenendaal bij Bilsen, Verzamelde Opstellen, uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundige Studiekring te Hasselt, 6, 1930.

Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Schoonbeek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/623 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.