Loodswezen ()

Een opvallend gebouw langs de Scheldekaaien is het eclectische Loodswezengebouw. Het werd eind 19de eeuw op deze plaats gebouwd naar een ontwerp van architecten Hendrik Kennes en Ferdinand J.A. Truyman.

Historiek

Op 12 mei 1890 hakte de Antwerpse gemeenteraad de knoop door voor de oprichting van "een constructie op de Oude Zeeuwse Korenmarkt voor de diensten van Antwerpen, afhangende van den Staat", te weten het loodswezen met alle aanverwante diensten, woongelegenheid voor de hoofdloods, kantoren, magazijnen, post- en telegraafkantoor, archiefruimte, enzovoort.

Vier jaar eerder reeds had de Maatschappij van Antwerpse Bouwmeesters een wedstrijd uitgeschreven, waarvan de vijftien ingestuurde projecten in zitting van 4 augustus 1886 werden beoordeeld. Laureaat was Franz De Vestel uit Brussel met 24 punten (op maximum 28), op de voet gevolgd door Jaak Alfons Van der Gucht uit Antwerpen met 22 punten. De uitslag, die in het gezaghebbend tijdschrift "L’Emulation" werd bekend gemaakt, lokte blijkbaar heel wat verontwaardigde reacties uit, want nog in dezelfde aflevering werd de rangschikking door de jury uitvoerig gerechtvaardigd. Het gelobby achter de schermen haalde het echter van de academici en uiteindelijk werd geen van de genomineerden met de opdracht belast.

De definitieve keuze viel op het ontwerp van Hendrik Kennes en Ferdinand J.A. Truyman, waarvan de eerste nauw betrokken was geweest bij de inwendige verbouwing van het stadhuis (1884-1885), de tweede bij de bouw van het Koninklijk Atheneum (1882-1884), beide naar ontwerp van stadsarchitect Pieter Dens, en de herstelling en uitbreiding van het Steen (1889-1890 onder leiding van stadsarchitect Gustave Royers). Kort daarna, in 1893-1897 bouwde Truyman samen met architect Jan Frans Sel ook het vroegere Handelsgesticht op het Zuid. De uitvoeringsplannen van het loodswezen zijn echter alle ondertekend door stadsarchitect Royers.

Het algemene concept van een renaissancepaleis met sierlijke uitkijktoren en binnenkoer werd gehandhaafd doch in tegenstelling tot de riantere -en wellicht duurdere- gelauwerde ontwerpen die vooral op Italiaanse voorbeelden teruggingen, was het ontwerp Kennes-Truyman een soberder interpretatie van de Engelse renaissance.

De bouw werd bij openbare aanbesteding op 12 april 1892 toegewezen aan de aannemer Gebroeders Grangé, voor een bedrag van 456.990 Belgische frank. Op 20 juni 1892 ging de bouw van start, om op 20 juni 1894 te worden voltooid. Op 14 juli 1895 werd het loodswezen door burgemeester Jan Van Rijswijck plechtig ingehuldigd. De viering ging gepaard met de ingebruikname van de honderdste hydraulische kraan in de haven. De zogenaamde "boeienloods" ten zuiden van het loodswezen werd in 1899 gebouwd. Tot op heden (2007) biedt het gebouw onderdak aan verschillende zeevaart- en havendiensten, te weten de Zeevaartinspectie enerzijds, Loodswezen, Vloot en Maritieme Schelde anderzijds, respectievelijk ressorterend onder de federale en de gewestelijke overheid.

Architectuur

Op de rechter Scheldeoever nabij de (voormalige) toegang tot het Bonapartedok opgericht, vrijstaand gebouw in eclectische stijl met neorenaissance-inslag, met sterk beeldbepalende functie als scharnierpunt tussen de oude stad en de haven. Symmetrisch uitgewerkte volumes op vrijwel vierkant grondplan van negen op acht traveeën en vier of drie (achterste vleugel) slechts voor een klein deel onderkelderde bouwlagen; complex samenspel van zadeldaken en twee afgeknotte tentdaken, geopend met verschillende grote en kleine dakkapellen (nok parallel met Schelde, leien).

Bakstenen lijstgevels levendig opgemaakt met speklagen, waterlijsten, steunberen, lisenen, hoekkettingen, sierelementen, deur- en vensteromlijstingen van witte natuursteen op een arduinen plint en dito gebosseerde platen ter hoogte van de begane grond. Natuurstenen en houten kroonlijsten op verschillend uitgewerkte consoles. Naar de Schelde gerichte voorgevel met indrukwekkende inkompartij, voorafgegaan door een dubbele bordestrap met breed bordes, balustrades met ankermotief en postamenten met schilddragende leeuwen van natuursteen gesigneerd Alphonse Peeters, en inmiddels verwijderde smeedijzeren lantaarns, op de bel-etage voorzien van een gevelplaat met inscriptie S.P.Q.A. (Senatus Populusque Antverpiensis), op de dakkapel van een gevelsteen met inscriptie 1894 en helemaal bovenaan van een bronzen Brabobeeld door beeldhouwer Jules Weyns uit Merksem; een kopie van dit beeld vinden we terug aan de Cogels-Osylei nummer 1 in Berchem.

Noordwesthoek met deels ingebouwde octogonale uitkijktoren van vijf geledingen met bloemmotieven op de borstweringen van de derde bouwlaag, een pseudo-trans ter hoogte van de vijfde geleding en een driedelig opgebouwde, natuurstenen spits bestaande uit steeds kleiner wordende lantaarns met omloop en geajoureerde leuning, omlopende kroonlijsten op consoles, luchtbogen ter hoogte van de onderste geleding en een kleine klokvormige helm.

Voorts, risalietvormende midden- en hoektraveeën, begrensd door veelzijdige pijlers of verjongende op elkaar gestelde steunberen en bekroond met rijkelijk uitgewerkte dakkapellen met witstenen parement, pinakels en topversieringen. Overwegend pseudo-kruis- en kloostervensters met tudorboogvormige bovenvensters, gevat in een dito geprofileerde omlijsting met aansluitende waterlijst op consooltjes waarvan sommige met maskerkop. Betraliede, rechthoekige vensters met tussenstijl in het souterrain.

Tudorboogvormige hoofdingang met spiegelboogvormig uitgewerkt middenkalf, geprofileerde omlijsting van witte natuursteen en waterlijst op halfzuiltjes met bladwerkkapiteel, geflankeerd door pseudo-schietgaten. Achter- en zijgevels met op straatniveau korfboogpoort in rechthoekige omlijsting met florale motieven in de zwikken, aan de zijgevels ondergebracht in een kleine uitsprong onder lessenaarsdak; voorts enkele onopvallende rechthoekige deuren in de achtergevel. Geveltop met wapenschild van stad Antwerpen. Bewaarde eikenhouten ramen en deuren, eerstgenoemde met kleine ijzeren roedeverdelingen.

Interieur

De plattegrond van het complex vertoont een open binnenkoer (van zes op drie traveeën) waarrond de verschillende vleugels gebouwd zijn. De begane grond wordt nog steeds voornamelijk ingenomen door opslagplaatsen en ateliers, samen met de woning van de conciërge. Op de verdiepingen bevinden zich de kantoren van de verschillende diensten; de toren, eertijds met onder meer een vergaderzaal, bevat heden op de begane grond een kantine en op de bovenverdiepingen directiekantoren. Ten behoeve van het publiek werd een ruime bordestrap, type keizertrap, ingebracht ter hoogte van de grote ingang aan de achtergevel naast twee enkelvoudige bordestrappen ter hoogte van de zijgevels; twee enkele bordestrappen bestemd voor de interne circulatie werden aan weerszijden van de kantoren tegenover de hoofdingang geplaatst. In de torenspits bevindt zich een geklonken gietijzeren spiltrap. Het "schoon verdiep" vertoont, evenwijdig aan de voorgevel, een ruime inkomhal met aansluitende gangen; de andere gangen zijn smallere en/of korter.

Naar verluidt rust het gebouw, omwille van de drassige ondergrond, op houten palen. Alle zolderingen van kelder tot bovenste verdieping zijn samengesteld uit ijzeren liggers en bakstenen troggewelfjes. De doorlopende werkvloeren van de begane grond zijn gescheiden door zware, gemetselde rondbogen die de druk van de bovenliggende constructie dragen. In enkele grotere ruimtes op het "schoon verdiep" wordt de druk opgevangen door I-balken op dito gietijzeren zuilen. Ook in de toren werden zware, ijzeren I-balken verwerkt. Na de Tweede Wereldoorlog werd het dak grotendeels vernieuwd en voorzien van betonnen spanten. De oorspronkelijke, nog deels aanwezige dakstructuur vertoont samengestelde houten spanten.

Wat betreft het materiaalgebruik vermelden we als belangrijkste elementen: de bepleisterde en beschilderde binnenmuren, de omlijste met paneelwerk versierde binnendeuren van pitchpine onder een meer of minder uitgewerkte kroonlijst, het deels bewaarde originele sluitwerk van de ramen met koperen krukken en knoppen, de originele eikenhouten parketvloeren in de kantoren, de dito kleurrijke cementtegel- (geel, zwart en wit), granito- en mozaïekvloeren in de gangen en de witte natuurstenen trappen waarop later een antisliplaag werd aangebracht, de ijzeren trapleuningen.

Per verdieping worden de bijzonderste karakteristieken opgesomd: Op de begane grond noteerden we de overdekte binnenkoer met vernieuwde lichtkoepels en originele verluchtingsgaten in de hoeken, voorts de gemetselde rondbogen en deels beglaasde segmentboogpoorten. In de als woning of kantoor bestemde ruimten zijn nog granitovloeren bewaard en één houten bordestrap, de zogenaamde "loodsentrap".

Het "schoon verdiep" vertoont aan de voorzijde een ruime ontvangsthal en aansluitende gangen met fraai uitgewerkte granito- en mozaïekvloer, marmeren gedenkplaten ter nagedachtenis van de tijdens Eerste en Tweede Wereldoorlog gesneuvelde personeelsleden van het zeewezen, verzorgd uitgewerkte deuromlijstingen, een houten tochtportaal en de betaaldienst van de loodsen (zie origineel plan "Pilotage Bureau des Recettes") met nog steeds aanwezige driedubbele brandkast. Het voormalig bureau van de hoofdwaterschout in de toren bezit nog een origineel interieur gedomineerd door een monumentale, gebeeldhouwde schoorsteenmantel van witte natuursteen, een haard met geglazuurde tegels en symbolen en een, met de spreuk "Recht door zee", een schildering met wapenschilden (Antwerpen en Brabant) en een bas-reliëf (zeilschip), versierde boezem; gietijzeren kachel; voorts een omlopende houten lambrisering met briefmotief, een houten plafond met moer- en kinderbalkjes op consoles versierd met verschillende schildjes en een bronzen bolluchter.

Monumentale publiekstrap, type keizertrap, met opengewerkte neogotische leuningen van natuursteen en fraai uitgevoerd smeedwerk, bordessen met rondboogarcades op zuilen en pilasters met composiet kapiteel, bewerkt plafond voorzien van sluitstenen met blad- en bloemmotieven, aansluitende overlopen met zwaarder uitgewerkte deuromlijstingen. De trapzalen die uitgeven in de zijgevels zijn overwelfd met neogotische kruisribgewelven met versierde sluitstenen.

Op geringe herinrichtingswerken in de jaren 1960-1970 onder meer van een deel van de zolderverdieping op het achtergebouw na, onderging het gebouw geen noemenswaardige verbouwingen die de originele structuren, circulatie of afwerking ingrijpend hebben gewijzigd.

  • Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#82381 en plannen 697#2320-2334.
  • L’Emulation XI, 1886 kol. 51-53 en 88-89.
  • L'Emulation XII, 1887, pl. 19-22.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002435, havengebied Eilandje.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 2007: Loodswezen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134094 (geraadpleegd op ).


Loodswezen ()

In 1890 werd door de Gemeenteraad beslist aan de voormalige Zeeuwse Korenmarkt een gebouw op te richten voor verschillende openbare diensten. Het gebouw werd opgericht in 1892-95 naar ontwerp van de architecten H. Kennes en F. Truyman. In 1899 werd ten zuiden hiervan een magazijn opgericht.

Neogotisch gebouw op rechthoekig grondplan, negen en acht traveeën, drie à vier bouwlagen onder zadeldaken (leien). Bakstenen lijstgevels verlevendigd met natuursteen (waterlijsten, lisenen, venster- en deuromlijstingen) en arduinen bossages op de begane grond. Uitspringende hoek- en middentravee telkens bekroond met puntgevels + topstukken. Een- of tweelichtsvensters onder korfboogvormige waterlijsten op consooltjes. Gekorniste kroonlijst op smalle consoles. Westgevel met sterk gemarkeerd middenrisaliet waarvoor een perron en trappen met opengewerkte leuningen bekroond met leeuwen. Gedrukte spitsboogdeur omgeven door een waterlijst neerkomend op Ionische halfzuiltjes. Bovenvensters gevat in eenzelfde omlijsting op consooltjes met maskers. Borstwering met opschrift "S.P.Q.A.". Bovenaan bekroond met puntgeveltje waarop een beeld van Brabo, onder het venster gevelsteen met de datering 1894. Achtzijdige linker hoektoren van acht bouwlagen waarvan de bovenverdieping volledig van natuursteen en rijker uitgewerkt (geajoureerde balustrades, gekorniste waterlijsten op fijne consoles, luchtbogen, en lantaarn).

Ten zuiden hiervan gebouw der Technische Dienst van het Loodswezen, voormalig stadsmagazijn; zeven + drie traveeën en één bouwlaag (zadeldak, gebitumeerd), opgetrokken uit baksteen en arduin, gemarkeerd door hoektorentjes. Interieur: Polonceau-spanten.

Ten noorden: alleenstaand neoclassicistisch dienstgebouw (Rijkswacht) van vier + drie traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (gebitumeerd), uit eerste helft 19de eeuw. Geblokte, sokkel vormende begane grond met arduinen parement geritmeerd door rondboogvensters, bovenverdieping: bepleisterde gevelwanden met rechthoekige vensters onder gestrekte waterlijsten, e.g. aansluitend bij de gekorniste puilijst. Dak bekroond met een geajoureerde balustrade.


Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Loodswezen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6232 (geraadpleegd op ).