Ensemble van vier burgerhuizen in eclectische stijl met neotraditionele inslag, gebouwd in opdracht van de Fondatie Terninck, naar een ontwerp door de architect Edmond Leclef uit 1895, uitgevoerd op een grondstuk palend aan de instelling in 1896. Een van de panden (nummer 20) was vermoedelijk bedoeld als nieuwe directeurswoning, de drie overige (nummers 14-18) als huurwoning. Opgericht in 1697 als school en tehuis voor weesmeisjes, was de Fondatie Terninck sinds 1703 gevestigd in de Terninckstraat. Leclef had in 1887 al het het ontwerp geleverd voor het nieuwe, neogotische gebouwencomplex van de instelling, dat begin 1945 door een V-bominslag werd vernield.
Het vastgoedproject van de Fondatie Terninck is representatief voor het late oeuvre van Edmond Leclef, die de succesvolle praktijk van zijn in 1878 overleden vader Heliodore Leclef voortzette. Met statige herenhuizen voor de hogere burgerij, drukten vader en zoon Leclef tijdens de jaren 1870 hun stempel op de Leien. Vermoedelijk actief tot zijn overlijden in 1902, evolueerde de architectuur van Edmond Leclef van een door de Lodewijk XVI-stijl geïmpregneerd neoclassicisme, in de jaren 1880 naar een kleurrijk eclecticisme met invloeden van de neo-Vlaamserenaissance-stijl. Eveneens uit de jaren 1890 dateren het Sint-Jan Berchmanscollege in de Jodenstraat, de pastorie en lagere meisjesschool van de Sint-Lambertusparochie in de Lange Lobroekstraat, en het Werkmanswelzijn in de Londenstraat.
Nummers 14-18 vormen een geheel van drie volgens repeterend schema gekoppelde rijwoningen met enkelhuisopstand, elk drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog onder een zadeldak. Symmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op het hoger opgetrokken en rijker uitgewerkte middenpand. Nummer 20 onderscheidt zich door een dubbelhuisopstand, vier traveeën breed en drie bouwlagen hoog onder een zadeldak. De lijstgevels hebben een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen. Van blauwe hardsteen is gebruik gemaakt voor de plint, puilijst en lekdrempels, van witte natuursteen voor deur- en vensteromlijstingen, speklagen, waterlijsten, lateien, sluitstenen en boogvelden. De opstanden beantwoorden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen. Het houten schrijnwerk van inkomdeuren en vensters is bewaard, evenals de gietijzeren voetschrapers.
Het symmetrisch ensemble van drie burgerhuizen op nummers 14-18, onderscheidt zich door een nadrukkelijk horizontale geleding door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels. Panelen van ingelegde motieftegels sieren de borstweringen van het middenpand, en de fries van de zijpanden (verdwenen in nummer 18). Het middenpand wordt geaccentueerd door een pilastergeleding per register, op de eerste verdieping door balustraden en een balkon met voluutconsoles en vernieuwde borstwering, en op de tweede verdieping door boogvelden met waaier en sluitsteen. Een houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Eenvoudiger van opzet hebben de zijpanden negblokken als deur- en vensteromlijstingen, hanenkammen als sluitsteen op de eerste verdieping, en een klassiek hoofdgestel met casementen in de fries en een houten kroon- en tandlijst als beëindiging.
Het dubbelhuis op nummer 20 onderscheidt zich door een twee traveeën breed middenrisaliet, smeedijzeren sierankers, en een minder nadrukkelijke horizontale geleding beperkt tot cordonvormende lekdrempels. De door negblokken omlijste deur- en vensteropeningen hebben een getoogde ontlastingsboog met sluitsteen boven de latei. Een gekorniste houten kroonlijst op modillons vormt de gevelbeëindiging.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2018: Ensemble eclectische burgerhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/280815 (geraadpleegd op ).
Rijhuizen van drie en vier traveeën en drie bouwlagen, uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Parement van bak- en zandsteen op hoge arduinen sokkel met horizontaliserende kordons, plat, gekornist of ogiefvormig. Nummer 20 met sierankers. Rechthoekige vensters en deuren in vlakke omlijsting met sleutel (nummers 14 en 18) of segmentbogig met tussendorpel (nummer 20). Eenvoudig beëindigd met houten kroonlijst.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Ensemble eclectische burgerhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6235 (geraadpleegd op ).