Neoclassicistisch herenhuis naar een ontwerp door de architect Frans J.H. Bex uit 1856. Opdrachtgever was de reder Pierre De Decker (Zele, 1793-Antwerpen, 1857), in 1831 gehuwd met Caroline Cassiers (Wijnegem, 1793-Antwerpen, 1874). Hij was burgemeester van Zele, lid van het Nationaal Congres van 1830, en sinds 1847 eigenaar van het kasteel Hof van Brabant in Hoboken.
Het hotel De Decker-Cassiers is representatief voor het rijpe oeuvre van Frans J.H. Bex, die verbonden was aan het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen. Over de bouwprojecten die hij in deze functie tot stand bracht is weinig bekend. Als privé-architect realiseerde hij met name tijdens de jaren 1850 enkele voorname neoclassicistische woningen, waarvan het hotel De Decker-Cassiers tot de meest imposante behoort. Daarnaast voerde hij verbouwingen uit aan meerdere van de meest prestigieuze patriciërswoningen in de stad.
Met een gevelbreedte van vier traveeën omvat de voorname rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met imitatiebossage op de begane grond, rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de geprofileerde, hardstenen puilijst, legt de compositie de klemtoon op het zijrisaliet in de linker travee. Dit laatste wordt gemarkeerd door de rondbogige koetspoort, gevat in een geprofileerde omlijsting met kwarthol beloop en sluitsteen tussen ingediepte pilasters, waarop de zware voluutconsoles van het bekronende balkon aansluiten, het geheel uitgevoerd in blauwe hardsteen. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde, hardstenen omlijsting. Een doorgetrokken, hardstenen balustrade met natuurstenen balusters, oren en in het risaliet een vensterentablement op voluutconsoles, accentueren de eerste verdieping. De gevel wordt beëindigd door een breed, klassiek hoofdgestel met een gelede architraaf, casementen in de fries, en een gekorniste, houten kroonlijst op modillons en tandlijst. Houten vleugeldeur en vensterschrijnwerk, smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschraper.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2018: Neoclassicistisch herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/280875 (geraadpleegd op ).
Neoclassicistisch enkelhuis van vier traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak, waarvoor bouwtoelating van 1856. Bepleisterde lijstgevel met gebruik van arduin voor de plint en de decoratieve elementen, begane grond verlevendigd met imitatiebossages. Licht zijrisaliet met rondboogpoort in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen op neuten, geflankeerd door pilasters met verdiepte schacht, bekronend balkon op zware bewerkte voluten voor een deurvenster in een hardstenen omlijsting met brede waterlijst op sierlijke consoles, de geajoureerde balkonleuning wordt doorgetrokken in de opengewerkte borstwering van de hoofdverdieping. Verder rechthoekige vensters in geriemde omlijstingen, op de tweede verdieping verrijkt met oren. Gevelbeëindiging bestaande uit een gelede architraaf, een panelenfries en een kroonlijst met tandlijst op modillons.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Neoclassicistisch herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6273 (geraadpleegd op ).