Huis De Marentak werd opgetrokken naar een ontwerp in art-nouveaustijl uit 1908 door de architect Flor Van Reeth.
Historiek
In 1908 verbouwde Flor Van Reeth een oude middeleeuwse woning in het centrum van Antwerpen voor Egidius Hubert Godfried Muls (°Neerlanden, 1844), de vader van de letterkundige en jurist Jozef Muls (Antwerpen, 1882-kapellen, 1961), later conservator van het Museum voor Schone Kunsten. De jonge Muls had Van Reeth leren kennen via het project met de Teniersvrienden en hij zocht jong talent voor zijn pas opgerichte tijdschrift Vlaamsche Arbeid. Hij aarzelde niet om hem aan te bevelen aan zijn ouders voor de bouw van hun woning. Oorspronkelijk werd het perceel ingenomen door een traditioneel diephuis, waarvan de trapgevel volgens de bouwtoelating van 1870 vervangen was door een lijstgevel. Na afbraak realiseerde Van Reeth in 1908 een volledig nieuwe woning met voorgevel van natuursteen en interieur in art-nouveaustijl. Aannemer van de werken was Jaak Enzlin gevestigd in de Lamorininièrestraat.
In deze vroege zelfstandige opdracht toont Flor Van Reeth zich als een bijzonder creatief kunstenaar: hij hanteert de art-nouveauvormentaal op een eigen wijze en -in tegenstelling tot vele tijdgenoten- beperkt hij zich niet louter tot een vernieuwende gevelarchitectuur, maar geeft hij de woning een nieuw planconcept om een aangenaam en kunstzinnige woonomgeving te creeëren.
Architectuur
Enkelhuis van drie traveeën en vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde met dakkapel. Gevelparement van witte natuursteen op een sokkel van blauwe hardsteen. Registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, voorzien van bewerkte lekdrempels en waterlijsten met ojiefprofiel; bewaard houten schrijnwerk en op de tweede verdieping ijzeren parapetten. Op de lage begane grond met getraliede vensters, zijn de lateien en penanten versierd met een marentakmotief. De als attiek opgevatte derde verdieping onderscheidt zich door vijf gekoppelde vensters met een doorlopende lekdrempel en waterlijst. Uitspringende kroonlijst op modillons. In het gevelontwerp is de volledige zone tussen de bovenste vensters en de kroonlijst bekleed met een figuratieve fries, vermoedelijk uit te voeren in sgraffito of mozaïek.
Het rijhuis beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die over de volledige breedte wordt opgedeeld door de centrale traphal met bovenlicht. Van Reeth verliet hier bewust de traditionele indeling van de burgerwoning: naast de ruime traphal ligt de praktijkruimte voor Jozef Muls. De keuken ligt achteraan. De bel-etage biedt volgens de bouwplannen ruimte aan het salon en de eetkamer. De traphal met dakkoepel zorgt voor overvloedig licht en een aangenaam ruimtegevoel in alle kamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1870#247 en 1908#199.
- S.N. 1997: Flor Van Reeth (1884-1975) en zijn vrienden, tentoonstellingscatalogus, Deurne, 29 en 35.