Burgerhuis in beaux-artsstijl naar ontwerp door de architect Gerard De Ridder uit 1906. Opdrachtgever was de begrafenisondernemer Edmond Bastiaens-Ruys (1875-1953), echtgenoot van Aline Ruys (1875-1927). Tot het project uitgevoerd in 1907, behoorde een koetshuis en paardenstal.
Het hotel Bastiaens-Ruys is representatief voor het vroege oeuvre van Gerard de Ridder, wiens loopbaan kort na de eeuwwisseling van start was gegaan. Uit dezelfde periode dateren het woning Elebaers in de lange Lozanastraat en Papeteries De Ruysscher aan de Lombardenvest, drie projecten in beaux-artsstijl die in 1910 samen werden gepubliceerd in het Jubelalbum van de Kring voor Bouwkunde. Van vóór de Eerste Wereldoorlog dateert ook een ensemble cottagevilla’s in Ekeren. De Ridder associeerde zich omstreeks 1928 met architect Joseph Hertogs, en zette na diens dood hun gezamenlijke praktijk verder. Tot de meest bekende realisaties van het bureau behoort de Arenbergschouwburg in de Arenbergstraat.
Met een gevelbreedte van vier/vijf traveeën omvat de voorname rijwoning drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel onderscheidt zich door een parement uit witte natuursteen met geblokte begane grond, op een hoge plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de zware puilijst en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet in de linker travee. Dit laatste wordt gemarkeerd door de rondbogige koetspoort met schamppalen en een voluutsleutel tussen ranken, en hogerop door een oplopend, getoogd spaarveld met rankwerk, guirlandes en een schelpsleutel, waarin de houten bow-window van de eerste verdieping vervat is. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema met gebundelde traveeën, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen op de eerste twee en steekboogvensters op de derde bouwlaag. Festoenen en gestrekte waterlijsten accentueren de eerste verdieping, onderdorpels en een chute op de middenpenant de tweede verdieping. De gevelbeëindiging wordt gevormd door een klassiek hoofdgestel met lauwerkransen in de fries, en een vernieuwde, geprofileerde houten kroonlijst, gebogen in het risaliet en oorspronkelijk op klossen, waarboven een blinde attiek. Bewaard gevernist houten schrijnwerk van de koetspoort en inkomdeur met siersmeedwerk, en de vensters, guillotineramen met kleine roeden in het bovenlicht op de eerste twee bouwlagen; deurbel, smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschraper.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1906#2152.
- GOEYVAERTS J. & DE RIDDER G. [1910]: Jubelalbum van de Kring voor Bouwkunde 1900-1910, Antwerpen, 24.