De haringrokerij is het opvallendste complex in de Kronenburgstraat. De rokerij, opgericht rond 1893 door de gebroeders Henri en Eduard Vanden Bemden, is ondertussen vooral bekend door de reconversie van dit beschermde monument tot gemeenschappelijk woonproject. Het complex werd in 1987 beschermd als monument; de bijhorende tuin als stadsgezicht. De restauratie en herbestemming werd gerealiseerd tussen 1990 en 1993 naar ontwerp van Groep Stramien en Archi-3 en geldt als een voorbeeldproject voor gemeenschappelijk wonen.
Historiek
Rond 1893 richten de gebroeders Vanden Bemden een haringrokerij op in de Kronenburgstraat. De gebouwen worden ontworpen door bouwmeester Henri Thielens in een neotraditionele stijl. De opvallende, in een versierde rode baksteenstijl uitgevoerde panden aan de straat bevatten een toegangsgebouw gemarkeerd door een drie bouwlagen tellende trapgevel, met links daarvan het bureel en rechts de verkoopszaal met traptoren tegen de achtergevel. Rechts van de ruime binnenplaats, drie achter elkaar gelegen pakhuizen met achterliggende eesten; tegen de achtergevel van de koer een aantal stallen en boxen, links naast de binnenplaats een tweede verkoopplaats. Twee jaar later ontwerpen de gebroeders Henri en Leonard Blomme de directeurswoning op het aanpalende perceel in de Scheldestraat 63. Deze gebouwen vormen de kern van het huidige complex.
In 1903 gebeurde een belangrijke uitbreiding, waarbij links van de bestaande gebouwen een magazijn werd aangebouwd met toegang vanuit de Kronenburgstraat. Architecten A. Cols & Defever kozen voor een naadloos aansluitende bouwstijl, met identieke detaillering als bij de bestaande gebouwen. Van de uitbreiding aan de rechterkant van het oorspronkelijke complex, bestaande uit een lang magazijn met trapgevel aan straatzijde, werd geen bouwaanvraag teruggevonden. Vermoedelijk dateert deze uitbreiding eveneens van begin 20ste eeuw.
In 1909 wordt ten noorden van de bestaande gebouwen een groot complex met paardenstallen gepland, aansluitende bij de bestaande stallen ten noorden van de binnenkoer. Het is een bouwdossier waarin de architect niet is aangeduid en die klaarblijkelijk ook niet is uitgevoerd. In 1927 wijzigt het bureau Cols en De Roeck de oostelijke opslagplaats gedeeltelijk in garage, waarbij het gebouw met trapgevel aan de Kronenburgstraat een gewijzigde begane grond krijgt. Een tweede moderne aanpassing gebeurt door hetzelfde bureau in 1929, met de inbreng van telefooncabines in het bestaande bureel.
Beschrijving
Dit industrieel complex in neotraditionele stijl bestaat gebouwen die uitgevoerd zijn in rode baksteenbouw met natuurstenen speklagen. Aan straatzijde kregen de gebouwen representatieve, rijk uitgewerkte gevels die ondanks een uitvoering in drie fases een homogene bouwstijl kennen. Het geheel telt negen traveeën, waarvan de zesde en negende travee verhoogd werden met een tweede bouwlaag en afgewerkt werden met een trapgevel. De centrale trapgevel van de hoofdingang is versierd met een Brugse travee. Op de penant rechts naast de hoofdtoegang is op 3,80 m hoogte een smeedijzeren gekruld stuk van een uithangbord bewaard. De gebroeders Vanden Bemden dienden in 1895 een aanvraag in voor het ophangen van dit uithangbord. Aan het gekrulde smeedijzeren gedeelte dat nu nog bestaat, was in hout een rood schild met drie vissen en een ijzeren visserssloep bevestigd.
De overige traveeën van de gebouwen aan de Kronenburgstraat hebben een lijstgevel versierd met kantelen. De twee originele poortopeningen zijn rechthoekig en hebben een ijzeren I-balk met rozetten en houten vleugeldeuren met origineel neomiddeleeuws ijzerbeslag. Van de later ingebrachte garagepoort in de rechtertravee blijft enkel de I-balk over. De vensteropeningen zijn eveneens rechthoekig en gevat onder een boogveld met siermetselwerk; de vensters op de begane grond zijn beveiligd met diefijzers.
De gebouwen van het achterliggende complex zijn eveneens uitgevoerd in neotraditionele bak- en zandsteenstijl, waarbij de traptoren aan de achtergevel van het hoofdgebouw het meest opvallende element is. Verder werkplaatsen en opslagruimtes van twee bouwlagen geschikt rond een gekasseide binnenkoer, en voorzien van neo-Vlaamse renaissancegevels, welke de interieurindeling en functies niet weerspiegelen. ln het zuidoosten van de binnenkoer zijn resten bewaard van twee eind-19de-eeuwse rookeesten (met bakstenen eestschouwen verborgen achter trapgevel), waarvan de voorbouw grotendeels gesloopt werd; de recentere eesten ten zuidwesten bleven intact. Ook de paardenstallen ten noorden van de binnenkoer bewaren enkele authentieke elementen. Het magazijn daterend van 1903, ten zuiden van de binnenkoer, heeft een zware constructie met bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken, rustend op gietijzeren kolommen met door aangegoten ribben ondersteunde vlakke kopplaat.
De gebouwen van de haringrokerij sluiten aan op de tuin van de directeurswoning die gelegen is in de Scheldestraat 63. In deze tuin bevindt zich een houten tuinhuis dat geïnspireerd is op de Skandinavische traditionele bouwtrant.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. 2012: Haringrokerij [online], https://id.erfgoed.net/teksten/130709 (geraadpleegd op ).
Industrieel complex in neotraditionele stijl uit het laatste kwart van de 19de eeuw, parement van bak- en natuursteen. Straatzijde afgesloten met bouwwerk van negen traveeën en één bouwlaag waarvan zesde en negende travee verhoogd werden met tweede bouwlaag en trapgevel (zadeldak met leien); overige traveeën beëindigd met kantelen. Rechthoekige, op begane grond getraliede vensters, onder boogveld met blokwerkversiering. Drie rechthoekige poorten onder I-balk met rozetten. Houten vleugeldeuren waarvan twee met origineel ijzerbeslag.
In achterbouw bevinden zich nog de resten van een voormalige haringrokerij (einde 19de en begin 20ste eeuw, doch later uitgebouwd). Hoofdzakelijk bedrijfsgebouwen van twee bouwlagen geschikt rond een gekasseide binnenkoer, en voorzien van neo-Vlaamse renaissancegevels, welke de interieurindeling en functies niet weerspiegelen.
Ten zuidoosten twee vroegere rookeesten (met bakstenen eestschouwen verborgen achter trapgevel), waarvan de voorbouw grotendeels gesloopt werd; de recentere eesten (rond 1930?) ten zuidwesten bleven intact.
Ten zuiden van de binnenkoer bevindt zich in interieur een voor dit gebouwentype zeer zware constructie; bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken, rustend via zware I-balken en uit twee tot drie I-balken samengestelde ligger, op gietijzeren kolommen met door aangegoten ribben ondersteunde vlakke kopplaat.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Haringrokerij [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6340 (geraadpleegd op ).