erfgoedobject

Dit Huis is De Passer genaamd, architectenwoning Jean Jacques Winders

bouwkundig element
ID
6371
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6371

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het meest opvallende pand in de Tolstraat is de eigen woning van architect Jean-Jacques Winders (1849-1936), opgericht in 1882-1883 in een zeer decoratieve, pure neo-Vlaamserenaissance-stijl.

De publieke carrière van Winders als architect gaat van start in 1873 op het Zuid. In dat jaar schrijft de stad Antwerpen een wedstrijd uit voor een monument ter herdenking van de tiende verjaardag van de afkoop van de tol op de scheepvaart op de Schelde in 1863. Dit monumentale, eclectische monument werd opgericht op de Marnixplaats, een centraal plein op het Zuid waar acht straten op uitgeven. De architectuurwedstrijd voor de bouw van een “Museum van Schoone Kunsten” in 1877 levert hem een nieuw prestigieus project op het zuid op, een ontwerp van dat hij samen met Frans Van Dijk dient uit te werken. Ondanks deze twee grote, beeldbepalende monumenten op het Zuid, realiseert hij in deze wijk slechts één project, namelijk zijn eigen architectenwoning in de Tolstraat. De Tolstraat is één van de straten die uitkomt op de Marnixplaats, met uitzicht op het monument Schelde Vrij.

Met zijn eigen huis “Dit huis is De Passer genaamd” wil J.-J. Winders aantonen dat de neo-Vlaamse renaissance de ideale bouwstijl is voor België. In het begin van zijn carrière kiest Winders voor het eclecticisme. Op het einde van de jaren 1870 gaat hij echter resoluut kiezen voor de neo-Vlaamse renaissance, een bouwstijl die op dat moment wordt naar voor geschoven als een "nationale" stijl. In die zin kan De Passer gelezen worden als een manifest. Anderzijds toont de woning tot welke hoogstaande zaken Winders in staat is: polychromie, clair-obscur en de gedurfde plasticiteit. Op 27 april 1882 dient Winders de bouwaanvraag in voor het huis dat hij voor zichzelf en zijn familie plant de bouwen. Hij brengt er ook zijn architectenbureel in onder. De woning wordt gebouwd op een langwerpig perceel van 8 meter breed, met een onregelmatige trapeziumvormige sluiting. De woning is opgetrokken in baksteen, als een enkelhuis van twee traveeën en vier bouwlagen onder zadeldak met getrapte zijgevel. De hele gevel, waarvan de bouwlagen zijn gemarkeerd door doorlopende waterlijstjes, is versierd met typische neo-Vlaamse renaissance-ornamentiek zoals prachtig gesmede muurankers, decoratieve bas-reliëfs en wortelmotieven, diamantkopjes, gespen en balusters.

Het rode bakstenen parement is verlevendigd met witte natuursteen en hardsteen. De brede venstertravee is afgewerkt met een opvallend in- en uitgezwenkte top. De smalle deurtravee is anders gerealiseerd dan weergegeven op de tekening in de bouwaanvraag: de deurtravee werd afgewerkt met een eenvoudige, horizontale houten kroonlijst en niet met de geplande getrapte, met voluten en topstuk gedecoreerde onregelmatige afwerking. De woning heeft een hoge hardstenen sokkel met imitatiebossage. De venstertravee is het meest uitgewerkt, met op de begane grond een drielicht in hardstenen kozijn, met portretreliëfs van Vredeman de Vries en Cornelis Floris, de renaissance grootmeesters van de Vlaamse renaissance. Hierboven is een opvallende rondbogige erker met balkon, deelzuilen en zware hardstenen omlijsting aangebracht waarin typische ornamentiek als wortelmotieven, maskers en imitatiebossage is verwerkt. Op de derde bouwlaag een houten erker onder leien afdak, met glas-in-loodruitjes. Op de zolderverdieping een loggia in de vorm van een serliana. Het vensterrisaliet is met een boogfries en hoekketting afgewerkt en bekroond door een indrukwekkende geveltop met jaarankers. De smalle deurtravee is minder monumentaal afgewerkt, met een fraai poortje in afgeknotte mijterboogomlijsting van witte natuursteen, voorzien van dubbel bovenlicht en gebogen fronton, met uitgewerkt driehoekig fronton, hierboven eenvoudig rechthoekig venster, bolkozijn en kruisvenster.

Ondanks de gedurfde, op dat moment zeer vooruitstrevende gevelafwerking, koos Winders voor een zeer klassieke, 19de-eeuwse indeling van de plattegrond, met in de rechtertravee de gang en het trappenhuis, en in de brede linkertravee op elke verdieping een enfilade van kamers. De interieuraankleding is zeer rijk en kan gezien worden als een echt visitekaartje van de architect, die in zijn woning talrijke nationale en internationale architecten en kunstenaars ontving. Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich het bureau van Winders, bestaande uit een aantal in elkaar overlopende werkkamers. In de voorkamer een zeer rijk uitgewerkte aankleding, met indrukwekkende schouw; in de achterste werkkamers een schouw met ingemaakte plannenkast en spiltrap naar de hoger gelegen achterkamer met bibliotheek. Op de eerste verdieping bevond zich achteraan de bibliotheek. De voorkamer werd als ontvangstkamer gebruikt, met aansluitend een eetkamer en boudoir. Deze verdieping is even spectaculair uitgewerkt als de werkkamers op de begane grond, met onder meer een 16de-eeuwse renaissanceschouw. Op de tweede verdieping bevonden zich de slaapkamers en de badkamer, eveneens met een verzorgde aankleding.

Achterin het perceel bouwde Winders een achterhuis van twee bouwlagen, deels opgetrokken met recuperatiemateriaal. Ook hier werd het interieur met zorg en fantasie uitgewerkt.

  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1882 # 611.
  • STYNEN H. & I. VAN DER AVOIRT 1986: Kunst brengt gunst. Jean-Jacques Winders (1849-1936) en de neo-Vlaamse renaissance, M&L, jaargang 5/6.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dit Huis is De Passer genaamd, architectenwoning Jean Jacques Winders [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6371 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.