is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Voormalig Meisjesweeshuis
Deze vaststelling is geldig sinds
Voormalig Meisjesweeshuis in eclectische stijl naar een ontwerp door de architect Ernest Dieltiëns uit 1876, gebouwd in opdracht van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen in 1879-1882.
De oprichting van het Meisjesweeshuis, dat het 16de-eeuwse Maagdenhuis in de Lange Gasthuisstraat moest vervangen, kaderde in de vernieuwing van de liefdadigheidsinfrastructuur van de stad Antwerpen. Het Liberale stadsbestuur gaf hiertoe de aanzet tijdens de eerste ambtsperiode van Leopold de Wael (1823-1892), burgemeester van 1872 tot 1892. Met dit doel werden in 1875 door het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen gelijktijdig drie architectuurwedstrijden uitgeschreven, voor het Meisjesweeshuis in de Albert Grisarstraat, het Jongensweeshuis in de Durletstraat, en het verdwenen Ouderlingenhuis in de Lange Lozanastraat. Voor het Meisjesweeshuis ging het wedstrijdprogramma uit van een instelling voor 400 weeskinderen, 50 van beide geslachten onder de leeftijd van 5 jaar, en 350 meisjes ouder dan 5 jaar. Een maximumbudget werd niet vooropgesteld, aangezien het aantal lokalen reeds vastlag, en "par le motif qu'elle ne demande que des constructions simples, en excluant, autant que possible, les matériaux de luxe." Uit de zeventien inzendingen voor het Meisjesweeshuis bekroonde de jury in 1876 het project van Ernest Dieltiëns, die ook de wedstrijd won voor het Ouderlingenhuis, en de tweede prijs behaalde in de wedstrijd voor het Jongensweeshuis. Deze werd gewonnen door de architecten Léonard en Henri Blomme, die de tweede prijs behaalden in de wedstrijd voor het Meisjesweeshuis. De bouw van het Meisjesweeshuis werd aangevat in 1879 en voltooid in 1882, ongeveer gelijktijdig met het Jongensweeshuis en het Ouderlingenhuis. In deze periode kwam ook het Stuivenbergziekenhuis door Frans Baeckelmans, Jules Bilmeyer en Jozef Van Riel in de Lange Beeldekensstraat tot stand, en in 1879 organiseerde het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen nog een architectuurwedstrijd voor een Krankzinnigengesticht.
Later deed het Meisjesweeshuis dienst als kinderziekenhuis, aanvankelijk onder de naam “Adolf Stappaertsgasthuis”, later als "Algemeen Kinderziekenhuis Good-Engels". Deze instelling verhuisde in 1998 naar de campus Middelheim onder de nieuwe “Koningin Paola Kinderziekenhuis”. Het complex aan de Albert Grisarstraat werd vervolgens in twee fasen herbestemd tot woningen. Tussen 1998 en 2003 vormde het OCMW de rechtervleugel om tot serviceflats, aangevuld met een nieuwbouwvleugel achteraan op het terrein. Het poortgebouw en de rechtervleugel werden tussen 2005 en 2008 op privé-initiatief opgedeeld tot 47 loftappartementen, aangevuld met 16 nieuwbouwflats, onder de benaming “Residentie Kasteelpark". Bij deze (en wellicht eerdere) ingrepen verdwenen van het oorspronkelijke complex beide dwarsvleugels, de bibliotheek en linnenkamer in het verlengde van de westvleugel, het keukenpaviljoen als annex van het poortgebouw, het bad- en washuis achteraan op het terrein.
Het Meisjesweeshuis en het verdwenen Ouderlingenhuis dat aan een gelijkaardig opzet beantwoordde, behoren tot het vroege oeuvre van Ernest Dieltiëns, winnaar van de Prijs van Rome in 1871. In dezelfde periode bracht hij in opdracht van de stad Antwerpen ook het Zuiderpershuis aan de Waalsekaai tot stand. Van de late jaren 1880 tot begin jaren 1900 drukte de architect zijn stempel op de ontwikkeling van de wijk Zurenborg, met een groot aantal groepsbebouwingen in sobere neoclassicistische of exuberante neo-Vlaamserenaissance-stijl. Het meest beeldbepalende van deze woningensembles, die voor het merendeel ontstonden in opdracht van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen, is de eenheidsbebouwing op de rotonde van de Cogels-Osylei. Omstreeks 1900 ontwierp Dieltiëns ook het neobarokke handelspand op de hoek van Leysstraat en Kipdorpvest, pendant van het Grand Hôtel Métropole.
De inplanting van het complex bestond oorspronkelijk uit een centraal achteruitwijkend poortgebouw met het keukenpaviljoen als lagere annex, en twee parallelle noord- en zuidvleugels van 33 traveeën lang, onderling verbonden door twee parallelle dwarsvleugels van 18 traveeën lang. Zo vormde het poortgebouw het centrum van een halfopen, door ijzeren hekken en verbindingsgalerijen afgesloten binnenplaats, die de westelijke helft van het complex uitmaakte. De oostelijke helft bestond uit een aan vier zijden ingebouwde speelplaats met een sanitair paviljoen in het centrum, en ten oosten hiervan een bad- en washuis met droogzolder. Gemiddeld omvatte het gebouwencomplex twee bouwlagen onder schild- en zadeldaken, met een bijkomende entresol- of attiekverdieping voor het poortgebouw en de koppaviljoenen van de noord- en zuidvleugel. Het keukenpaviljoen, de oostvleugel en het badhuis telden slechts één bouwlaag.
Oorspronkelijk bood de plattegrond van het poortgebouw over de verschillende niveaus ruimte aan de inkomhal, spreekkamers, kantoren van administratie en directrice, de conciërgeloge, kledingmagazijnen, dienstbodenkamers en de infirmerie, met de keuken in annex. De noord- en zuidvleugel met op de kop de woningen van de directrice en haar adjunct, en centraal de traphallen, omvatten op de begane grond ateliers, een muziekzaal, de bibliotheek en twee slaapzalen voor de jongste weeskinderen, en op de bovenverdieping vier slaapzalen met eigen waszaal, kleedkamer en toezichtlokaal voor de oudere meisjes, en de linnenkamer. In de westvleugel bevonden zich gelijkvloers twee refters met gemeenschappelijke office, en op de verdieping nog eens twee slaapzalen met aanhorigheden, daar waar twee speelzalen de oostvleugel innamen.
De constructie is opgetrokken uit bak- en natuursteen, horizontaal gemarkeerd door lange, over heel het gebouw doorlopende speklagen, verticaal door per travee weerkerende lisenen met afgeschuinde kop en deksteen.
Het poortgebouw is uitgewerkt als een burcht met vierkante donjon geflankeerd door zware driekwartronde hoektorens onder leien zadel- en kegeldaken. Rechthoekige poort met spitsbogig, door neogotische tracering gemarkeerd bovenlicht, gecantonneerd door versneden steunberen van natuursteen. In de bovenbouw, gevelbreed rondboogvenster met rijk kopmaaswerk. Imposante architraaf bekroond met een opengewerkte galerij en een geveltop met kantelen en torentjes. De geledingen van de hoektorens en de aanpalende gevels worden gemarkeerd door brede lijsten en een indrukwekkende kroonlijst. Oorspronkelijk neogotische inkomhal: stergewelf met natuurstenen ribben op bewerkte consoles en bakstenen vulling.
De overige vleugels hebben een soberder uitzicht, met overwegend rechthoekige en licht getoogde muuropeningen en enkele spitsboogramen; de aangebouwde terrassen dateren van de recente renovatie en herbestemming. De hoger opgetrokken hoekpaviljoenen aan straatzijde, onder een schilddak met houten dakkapel en ijzeren dakvorst, worden gemarkeerd door driekwartronde hoektorentjes met kegeldak, waarbij aan de zijde van de binnenplaats een trapgevel aansluit.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Voormalig Meisjesweeshuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6385 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.