Geheel van drie gekoppelde burgerhuizen in eclectische stijl, gebouwd in opdracht van Henri Waerseggers, naar een ontwerp door de architect Jean Le Roij uit 1886. Het vastgoedproject is representatief voor het rijpe oeuvre van de architect, die in Antwerpen actief was van midden jaren 1860 tot midden jaren 1900. Waar zijn architectuur aanvankelijk werd gekenmerkt door een conventioneel neoclassicisme, begon hij vanaf de jaren 1880 zoals vele van zijn generatiegenoten sporadisch de neo-Vlaamserenaissance-stijl toe te passen. Met zijn klassieke gevelopbouw en plastisch stucdecor, worden beide stijlstromingen in het project Waerseggers vermengt tot een typisch eclectisch idioom.
Met een gevelbreedte van drie traveeën voor de zijpanden, en twee traveeën voor het middenpand, omvat het complex een souterrain, drie bouwlagen en een mezzanine onder zadeldaken. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen op de begane grond, rusten op een geboste plint uit blauwe hardsteen. Uniform behandeld, gekoppeld volgens repeterend en spiegelbeeldschema, beantwoordt het gevelfront aan een klassiek symmetrisch opzet. Daarbij ligt de klemtoon op het hoger opgetrokken, als risaliet behandelde middenpand, dat over de volledige breedte wordt gemarkeerd door een rijk geornamenteerde, rechthoekige erker, en bekroond door een blinde attiek en een imposante dakkapel.
Nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst, de doorgetrokken balustrade en entablementen van de eerste verdieping, bestaat de gevelbeëindiging uit een klassiek hoofdgestel met kroonlijst en tandlijst op modillons. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting, gekoppeld tot twee- of drielichten op de bovenverdiepingen. Naast het gebruik van typische ornamenten als diamantkoppen, balusters en wortelmotieven, berust het neo-Vlaamserenaissance-karakter van het ontwerp vooral op de deuromlijstingen met pilasters, entablement, bovenlicht en gebogen fronton, en de dakkapel met rondboogvenster, voluten, driehoekig fronton en obelisken. De oorspronkelijke houten inkomdeuren met paneelwerk en het vensterschrijnwerk zijn inclusief rolluikkasten bewaard in het rechter en middenpand (nummers 18 en 20); smeedijzeren traliewerk, waaiers en gietijzeren voetschrapers bleven eveneens behouden. Later ingevoegde garage in het souterrain van het rechter pand (nummer 18).
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1886#220.