Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van de boekhouder Florent Laruelle, naar een ontwerp van architect Ferdinand Dermond uit 1906. Het gebouw behoort tot het vroege oeuvre van Dermond, die pas sinds een drietal jaar als zelfstandig architect actief was, en geldt als een van zijn meest zuivere en voldragen ontwerpen in florale art nouveau.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, telt de rijwoning een souterrain en twee bouwlagen onder een leien zadeldak. De verzorgde lijstgevel heeft een parement in roomkleurige Silezische baksteen en natuursteen, geleed door de puilijst en de arduinen plint. In overeenstemming met de interieurindeling, legt de asymmetrische compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet. Dit laatste is als een manke tuitgevel uitgewerkt, met als topstuk een gestileerde kruisbloem waarin het jaartal 1906. Bij de driezijdige erker die op de begane grond het salon markeert, sluiten een smeedijzeren balkon en een drielicht met gietijzeren zuiltjes aan. Opmerkelijk zijn de ijzeren I-balken met rozetten als latei van de bovenvensters, en de naar boven toelopende steekboogvorm van de deur en het tweelicht in de geveltop. Het art-nouveaukarakter spreekt echter vooral uit de gevelversiering, zoals de kleurrijke tegelpanelen met een vrouwenhoofd of bloemmotieven in de boogvelden en de fries, en uit de lijnvoering in zweepslagstijl van het smeedijzer en het schrijnwerk. Bijzonder fraai is de gevernist houten vleugeldeur met traliewerk en een luifel in ijzer en glas. Ook het vensterschrijnwerk met kleine roedeverdeling in het bovenlicht bleef behouden, net als de dakkapellen en het voortuinhek.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van de burgerwoning, waarbij de keuken zich oorspronkelijk in het souterrain bevond. Volgens de bouwplannen wordt de gebruikelijke suite van salon en eetkamer op de begane grond, geflankeerd door de vestibule en het trappenhuis. Een achtzijdige veranda leunt aan de tuinzijde tegen het terras aan. De bovenverdiepingen worden ingenomen door de slaapkamers, de badkamer en de meidenkamer. Voor het salon wordt een interieurinrichting vermeld in neo-Lodewijk XV-stijl.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1906#1841.
- GOEYVAERTS J. & DE RIDDER G. [1910]: Jubelalbum van den Kring voor Bouwkunde 1900-1910, Antwerpen, 40.
- VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven verhandeling RUG, Gent, 19.