Burgerhuis in neotraditionele stijl gebouwd in opdracht van de musicus Lodewijk Ontrop, naar een ontwerp door de Brugse architect Jozef Viérin uit 1905. Lodewijk Ontrop (Antwerpen, 1875-Antwerpen, 1941), van Nederlandse afkomst en gehuwd met de mezzosopraan Marie Breugelmans, was dirigent, componist, muziekpedagoog en volksliedvorser. Opgeleid door Jan Blockx en Peter Benoit, debuteerde hij omstreeks de eeuwwisseling als dirigent. Ontrop stond mee aan de wieg van de Maatschappij der Concerten van Gewijde Muziek, een muziekvereniging met een 50-koppig koor die vóór de Eerste Wereldoorlog concerten organiseerde van gregoriaanse en oude religieuze muziek, naast eigentijdse oratoria. Hij doceerde van 1904 tot 1940 compositieleer en harmonie aan het Antwerpse Conservatorium, en verwierf faam als musicograaf, essayist en recensent. Tot zijn eigen muziekstukken behoren enkele symfonische schetsen en cantates, maar furore maakte Ontrop vooral als liedcomponist.
De bescheiden rijwoning heeft een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, en telt een souterrain en twee bouwlagen onder een zadeldak (pannen). Het is een tamelijk vroeg werk van Viérin, die het gebouw ontwierp aan het begin van zijn Brugse periode, ongeveer gelijktijdig met "Het Lijsternest", de landelijke woning van de schrijver Stijn Streuvels in Ingooigem. De architect, die bekend staat als een voorvechter van een regionale Vlaamse architectuur, paste voor de stadswoning Ontrop een bouwstijl toe geïnspireerd op 16de-eeuwse traditionele voorbeelden uit Brugge. Viérin, vanaf 1906 daarna provinciaal architect van West-Vlaanderen, was in deze periode ook betrokken bij tal van gevelherstellingen en restauraties van het historische erfgoed in zijn thuisstad.
De lijstgevel heeft een verzorgd parement uit rode baksteen met knipvoegen, ruim verwerkt met natuursteen voor onder meer de speklagen, kozijnen en omlijstingen, op een plint in arduin en roze breuksteen. De asymmetrische compositie legt de klemtoon op het brede zijrisaliet, dat boven de kroonlijst doorloopt in een trapgevel met schouderstukken. In overeenstemming met de opdeling in hoofd- en nevenruimten van het interieur, markeert een driezijdige erker de begane grond, waarbij een balkon met balustrade en een drielicht aansluiten. Opmerkelijk gevarieerd zijn de venstervormen, afgeleid van traditionele kozijnen, met geprofileerde dorpels, monelen, en vaak een verdiept boogveld, zo ook de rondboogdeur met een bolkozijn als bovenlicht. Discreet geïntegreerde neo-Vlaamse-renaissance-ornamenten als maskerkopsleutels, diamantkoppen en rolwerkcartouches vullen het schema aan, naast smeedijzeren muurankers. Het houten schrijnwerk van de typische deur, de vensters met kleine roedeverdeling, en de kleine dakkapel bleef behouden, evenals het smeedijzer van het traliewerk en het voortuinhek. In de bouwplannen komt een smeedijzeren topstuk voor als gevelbekroning.
De plattegrond beantwoordt vermoedelijk aan de klassieke typologie van de burgerwoning, waarbij het salon en de eetkamer op de begane grond worden geflankeerd door de inkom en het trappenhuis.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1905#2617.
- VERVLIET R. 1998: Ontrop, Lodewijk, in DE SCHRIJVER, R., Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Deel 2, Tielt, 2308.