erfgoedobject

Woningcomplex Verswijver

bouwkundig element
ID
6467
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6467

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Complex gevormd door een herenhuis met kunstenaarsatelier en een meergezinswoning in zakelijke art-decostijl, gebouwd in opdracht van J. en P. Verswijver. Het ontwerp uit 1927 was één van de eerste gezamenlijke projecten van de architecten Paul Smekens en Carlos Van der Voodt, die vermoedelijk geassocieerd waren van begin 1927 tot midden 1931. In 1928, tijdens de bouw, ontwierpen de architecten nog een washuis en bergplaats, die in een hoek van de tuin werd opgetrokken. In opdracht van L. Verswijver voegde Smekens in 1936 een ronde oculus toe in de zijgevel van het herenhuis, voor een betere lichtvang in het heringerichte kantoor.

De dubbelwoning Verswijver behoort tot de belangrijkste realisaties uit het vroege oeuvre van Paul Smekens, die zich pas in 1921 als zelfstandig architect vestigde. Na een eerste traditionele fase, ontwikkelde hij vanaf 1924 een persoonlijke, eigentijdse vormentaal met kenmerken van de art deco. Zijn architectuur incorporeerde in deze periode vooral invloeden van de Amsterdamse School en Willem Marinus Dudok, opgedaan tijdens zijn verblijf in Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog. Hij toonde zich daarmee een pragmatisch modernist, met een kritische reserve ten overstaan van de puristische avant-garde. Nochtans was Smekens op hetzelfde moment als uitvoerend architect verantwoordelijk voor de bouw van de atelierwoning Guiette in de Populierenlaan, de enige realisatie van Le Corbusier in België. Daar hield hij zich evenwel niet aan de vooropgestelde constructiemethode in gewapend beton, volgens het principe van het gestandaardiseerde 'Citrohan'-type. Tijdens het jaar waarin de dubbelwoning Verswijver werd ontworpen, overleed Smekens eerste echtgenote Gaby Picard, met wie hij drie kinderen had.

In een geest van pre-modernisme koppelt de dubbelwoning Verswijver op geheel eigen wijze burgerlijke representativiteit aan functionaliteit en materiaalexpressie. Smekens bouwt daarmee verder op eerdere ontwerpen zoals de woning Neefs, die hem in 1929 de prestigieuze Prijs Van de Ven zou opleveren. De specifieke typologie van het bouwproject, een eengezinswoning in combinatie met huurappartementen, paste Smekens een jaar eerder ook al toe voor het woningcomplex Smekens-Devos in de Kruishofstraat, zij het in een andere samenstelling. Ondanks zijn pragmatische terughoudendheid behoort de dubbelwoning Verswijver tot de meest progressieve en stijlvolle voorbeeld van interbellumarchitectuur in deze wijk, waar de beaux-artsstijl of een meer conventionele art deco de toon aangaven.

Architectuur

Het vrijstaande complex dat vier bouwlagen telt onder een pseudo-mansardedak, manifesteert zich in het straatbeeld als een imposant volume van vier brede traveeën, met de allure van een eigentijds palazzo. Een streven naar perfecte symmetrie en regelmaat dicteert de compositie van het voorgevelfront, dat de afwijkende indeling van het interieur verhult. Het onderscheidt in typologie tussen enerzijds het herenhuis en anderzijds de meergezinswoning en hun functionele planopbouw, komen des te duidelijker tot uiting in de opstand van de achter- en zijgevels. Een opvallend kenmerk van deze architectuur is het zorgvuldig gearticuleerd reliëf van in- en uitspringende gevelpartijen, steunberen en korte luifels, met een grote plasticiteit. Gekoppeld aan de nadrukkelijke horizontale belijning, lijkt dit aspect via Dudok en andere Nederlandse voorbeelden terug te voeren tot de invloed van Frank Lloyd Wright en de ‘Prairie School’, die zich in de jaren 1920 sterk deed gelden. Het verzorgde materiaalgebruik ondersteunt deze expressieve vormgeving: wijnrode Belvédère-baksteen voor het metselwerk, in combinatie met witte natuursteen voor het parement van de pui, voor de kozijnen, omlijstingen en waterlijsten, en natuurleien voor de bedaking. Op advies van de baksteenfabrikant werd een horizontaal geaccentueerd metselverband met diepliggende lintvoegen en platvolle stootvoegen toegepast, dat contrasteert met het massieve blokverband van het natuursteenparement. Het schrijnwerk is uitgevoerd is staal voor de vensters, en hout voor de inkomdeuren en garagepoorten. Voor een decoratief detail zorgt het fraaie, smeedijzeren traliewerk met een typisch art-decopatroon. Bijzonder karaktervol is de integratie van beeldhouwwerk in het ontwerp: drie naar de natuur geboetseerde en in brons gegoten luipaarden door de Antwerpse 'animalier' Albéric Collin, twee in liggende en een in zittende houding, die vanop hoge sokkels de gevel overhoeks en centraal accentueren.

Opstand

De opstand van de voorgevel volgt harmonieus de klassieke driedeling in een sokkel, een bovenbouw en een attiek, krachtig belijnd door horizontaal lijstwerk. De overstekende, houten kroonlijst neemt daarbij de vorm aan van een korte luifel, die de gekoppelde loggia’s in het midden van de attiekverdieping beschermt, nog extra gemarkeerd door de brede en hoger opgetrokken hoekpostamenten. Uiterst subtiel is de overgang tussen de voor- en zijgevels, door middel van een afgeschuinde hoekpenant. Op de begane grond flankeren twee ongelijke garagepoorten de twee raampartijen, die met plantenbakken zijn uitgerust. Ingedeeld als ondiepe driezijdige erkers, worden de drielichten van de bel-etage typisch geaccentueerd door een kepertje in de waterlijst. De vijflichten van de tweede verdieping vormen dan weer doorlopende bandramen, met net als op de attiekverdieping kleine roeden in het schrijnwerk. In de zijgevel van het herenhuis (nummer 22) genereert het patroon van kleine rechthoekige muuropeningen, die achtereenvolgens de diensttrap, de badkamer en het atelier verlichten, een dynamisch geometrische vlakverdeling. Het inkomportaal dat oploopt in de erker van de rookkamer, vormt een verticaal accent in deze compositie. De zijgevel van de meergezinswoning (nummer 24) legt de klemtoon op de middenpartij, die de indeling in appartementen weerspiegelt. In de asymmetrische achtergevel vallen vooral de massieve bordestrappen op, die van het overdekt terras op de bel-etage naar de tuin leiden, beschermd door een luifel in het herenhuis. Het smeedijzeren voortuinhek is bewaard, en een pergola maakt deel uit van de tuinaanleg.

Plattegrond

Het herenhuis volgt de typologie van de bel-etagewoning, gericht op een welstellende levensstijl, en uitgerust voor inwonend personeel. Opdrachtgever P. Verswijver was lid en begunstiger van de Antwerpse kunstenaarsvereniging Kunst van Heden/L'Art Contemporain (1905-55), opgericht ter promotie van de eigentijdse Belgische kunst. Zijn activiteiten als kunstverzamelaar en kunstschilder, weerspiegelen zich in de plattegrond van de woning, die een 'collectiekamer' en een atelier omvat. De ruime traphal met bovenlicht vormt het centrum van de woning, waarbij de vestibule met de vestiaire aansluit. Verder omvat de begane grond aan de straat een biljartkamer en de garage, en aan de tuin de eetkamer en de keuken met office en diensttrap. Op de bel-etage neemt het salon annex ‘collectiekamer’ de straatzijde in, en de 'livingroom' met terras de tuinzijde, met de rookkamer (later kantoor) tussen beide in. De tweede verdieping biedt ruimte aan de slaapkamer van de ouders, de kinderkamer, de badkamer, de logeerkamer uitgerust met een loggia en een badkamertje, en de linnenkamer. Het L-vormige kunstenaarsatelier vormt de derde verdieping die enkel bereikbaar is via de diensttrap, en waar zich ook nog drie (meiden)kamertjes bevinden. Het verzorgde interieur van deze woning, inclusief het door Smekens ontworpen inbouwmeubilair, de marmeren schoorsteenmantels en de houten staatsietrap met bewerkte houten balusterleuning, is volledig bewaard.

Volgens de bouwplannen omvat de meergezinswoning een ruim duplex-appartement dat de begane grond en de eerste verdieping beslaat, en vermoedelijk twee flats op de hogere verdiepingen. Deze indeling, die tijdens het interbellum wel vaker voorkomt, paste Smekens eerder al toe in de meergezinswoning Van Laten in de Jan Van Rijswijcklaan. In spiegelbeeld met het herenhuis vormt de identieke traphal het centrum van het gebouw, die ook hier ontdubbeld wordt door een diensttrap. De begane grond biedt verder ruimte aan de gemeenschappelijke vestibule en een dubbele garage. Het duplex-appartement omvat gelijkvloers aan de straat het salon, en aan de tuin de eetkamer met terras en de keuken met office, en op de verdieping twee slaapkamers met 'en suite' badkamer en terras, een privé-salon en een boudoir. De flat op de tweede verdieping bestaat uit een salon, een eetkamer met terras en een keuken aan de tuinzijde, twee slaapkamers en een badkamer aan de straatzijde. De indeling van de kleinere flat op de derde verdieping, die vier vertrekken en een badkamer telt, blijkt minder eenduidig uit de bouwplannen.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1927#26347, 1928#29637, 18#4467 en 18#5098.
  • Architectuurarchief Vlaanderen, archief Paul Smekens, dossier Verswijver.
  • DINET P. 1979: Paul Smekens opleiding en architektuur tot 1940, onuitgegeven verhandeling Hoger Sint-Lucas Instituut Gent, 45-50.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woningcomplex Verswijver [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6467 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.