Voornaam herenhuis in beaux-artsstijl gebouwd voor Pierre Vanden Bussche, naar een ontwerp uit 1911 door architect Ernest Pelgrims (inscriptie). De bouwheer was bestuurder van de firma Nihoul-Meugens (Vanden Bussche Frères of Vanden Bussche & Fils successeur), een groothandel in wijnen en sterke drank en een likeurstokerij gevestigd in de Hoogstraat. Samen met het hotel werd op het rechts aanpalend perceel een koetshuis en paardenstalling opgetrokken. In 1957 kocht burgerlijk ingenieur bouwkunde Fernand Van Hauwaert het eigendom, om hier vervolgens het bekende studiebureau TKB te vestigen. Deze functiewijziging tot kantoren hield slechts beperkte verbouwingen in, ontworpen door architect A. Deconinck, zoals de nieuwe, doorlopende dakkapellen in de mansarde boven de zij- en achtergevel. Wel werd koetshuis omgebouwd tot garage en conciërgewoning. Plannen naar ontwerp van architect André Mees, in 1973 voor modernisering en uitbreiding met een tekenzaal tegen de achtergevel, en in 1976 voor een nieuwe kantoorvleugel ter plaatse van het koetshuis, vonden geen doorgang. Uiteindelijk werd dit laatste in 1999 gesloopt voor de bouw van het appartementsgebouw Evergreen op nummer 30.
Het hotel Vanden Bussche behoort tot de grotere en meest prestigieuze herenwoningen uit de periode vóór de Eerste Wereldoorlog in deze wijk. Naar omvang en typologie is het verwant met de gelijktijdig opgetrokken hotels Spruyt en Coveliers door de architecten en generatiegenoten Eduard Van Opstal en Frans Van Dijk in de Jan Van Rijswijcklaan. Binnen de loopbaan van Ernest Pelgrims, die omstreeks 1890 van start ging, behoort het werk tot de latere realisaties, en voor zover bekend tot de meest monumentale. Waar hij zich in zijn vroegere residentiële werk van vóór de eeuwwisseling, vooral bediende van de neo-Vlaamserenaissance-stijl en het conventionele neoclassicisme, paste hij hier een vrij pompeuze beaux-artsstijl toe. Het gebouw is in die zin vergelijkbaar met het verdwenen kantoorgebouw van de Société Coloniale Anversoise uit 1912, en zijn laatste grote verwezenlijking, het warenhuis Grand Bazar uit 1920 aan de Groenplaats.
Deze imposante, vrijstaande woning van het type stadsvilla, omvat een souterrain en twee bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien). De statige voorgevel van vijf traveeën heeft een verzorgd parement van natuursteen, met een bijzonder rijke detaillering, kwartholle hoekpenanten, een klassiek hoofdgestel en een attiek als beëindiging. Symmetrisch van opbouw streeft de compositie een evenwicht na tussen de horizontale geleding in een pui en een bovenbouw, en het verticale ritme van de kolossale pilasterindeling. De klemtoon ligt evenwel op de middenas, die als een breed en hoger oplopend risaliet het hoofdmotief van de lijstgevel uitmaakt. Geïnspireerd op de Lodewijk XIV-stijl, is dit middenrisaliet opgevat als een rondboognis in een geblokte, kwartholle omlijsting met een voluutsleutel, die wordt bekroond door een topstuk tussen klimmende voluten. Een halfronde erker met composiete zuiltjes markeert de begane grond, een vlak omlijste oeil-de-boeuf het boogveld. Waar de sobere pui wordt belijnd door schijnvoegen, vallen in het decor van de bel-etage vooral de drukke vensterentablementen van beide zijtraveeën op. Entrelacs-friezen ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl vullen zowel de borstweringen als de attiekbalustrade. Verder bestaat de ornamentatie uit typische medaillons met guirlandes, chutes en strikken, acanthusbladeren en draperieën. De overige gevels zijn eenvoudiger uit bak- en natuursteen opgetrokken, met gebruik van rode baksteen voor beide zijgevels en roomkleurige baksteen voor de tuingevel. Een houten bow-window markeert het inkomportaal en de traphal in de linkerzijgevel; aan de tuingevel paalt een terras met trappenbordes. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters met typische roedeverdeling bleef behouden, evenals het smeedijzer van het voortuinhek met bewerkte postamenten en de tuinpoorten.
De plattegrond vertoont de typologische kenmerken van een woning voor de vermogende burgerij, met een opdeling in ontvangst- en privé-vertrekken, dienstlokalen en -circulatie. De grote hal vormt op beide niveaus de centrale ruimte van het hotel, overeenstemmend met het middenrisaliet van de voorgevel. Hierbij sluiten de vestibule en het grote trappenhuis aan, aangegeven door de bow-window van de zijgevel. Volgens de bouwplannen wordt de begane grond verder ingenomen door het groot salon aan de straatzijde, en een suite van eetkamer en salon (?) over de volledige breedte van de tuinzijde, uitgevend op het terras. De diensttrap en de office verzekeren de circulatie met de keuken en het personeelskwartier in het souterrain, dat over een afzonderlijke dienstingang beschikt. Op de bovenverdieping bevinden zich een grote, drie kleinere slaapkamers en een badkamer; de mansarde omvat de meidenkamers. De rijke interieurinrichting vertoont dezelfde stijlkenmerken als de gevelarchitectuur, met verzorgd stuc- en schrijnwerk, parketvloeren en marmeren schouwen. De grote trapzaal wordt ingenomen door een houten eretrap in neorococostijl.
De gesloopte remise en paardenstalling vormde een langgerekt volume in baksteenbouw, een bouwlaag hoog onder een mansardedak, loodrecht ingeplant op de rooilijn. Door een glazen luifel verbonden met de dienstingang van het hotel, omvatte de plattegrond twee boxen voor paarden, een ruime stelplaats voor voertuigen en een hooizolder.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2012: Herenhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/139501 (geraadpleegd op ).
Imposant vrijstaand herenhuis van ongelijk aantal traveeën en twee bouwlagen onder pseudo-mansardedak (leien): neo-Lodewijk XVI-stijl naar ontwerp van E. Pelgrims (zie gevelsteen), te dateren circa 1905. Lijstgevel met centrale travee opgevat als rondboognis in omlopende geblokte omlijsting met topstuk, gemarkeerd door halfronde erker, balkon en oeil-de-boeuf. Flankerende travee met kolossale hoekpilasters en attiek. De boogvormige bovenvensters in druk bewerkte entablementen; originele houten roedeverdeling. Zijgevel met halfronde beglaasde erker en inkom.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Herenhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6470 (geraadpleegd op ).