is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Den Brandt
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein Den Brandt: kasteel met bijgebouwen
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Nachtegalenpark
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Nachtegalenpark
Deze vaststelling is geldig sinds
Het kasteeldomein Den Brandt bestaat uit hoofd en dienstgebouwen in U-vorm geschikt rondom een staatsieplein met bloemperken en een fontein. Het omgevende park met waterpartijen bevat nog andere bijgebouwen zoals het koetshuis en de hovenierswoning, het strekt zich ten westen achter het kasteel uit, en loopt ten noorden en ten zuiden achter de dienstgebouwen door tot tegen de straat.
Het goed Den Brandt, een eerste maal vermeld in 1396, ontstond waarschijnlijk uit en naast het domein Middelheim. Vermoedelijk was Den Brandt oorspronkelijk een hoeve met huizing, later een hof van plaisantie en nadien een kasteel. Het goed kende diverse eigenaars en werd meermaals vergroot. Vanaf 1804 tot 1910 was de familie della Faille de Waerloos eigenaar, in 1910 kocht Albert Kreglinger (1874-1953), bestuurder van de handelsfirma G. & C. Kreglinger, het kasteel en 16 hectare van het park; een ander deel van het park ging samen met Middelheim en Vogelenzang op in het nieuw gecreëerde Nachtegalenpark. Het overgrote deel van het domein werd eveneens in 1910 door de erfgenamen van René Jacques della Faille de Waerloos verkaveld tot het prestigieuze villapark Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", met als hoofdas de Della Faillelaan. In 1962 kwam de stad Antwerpen ook in het bezit van het nog resterende parkgedeelte, dat op zijn beurt geïntegreerd werd in het Nachtegalenpark, en van het kasteel waarvan de gebouwen in 1965 ter beschikking werden gesteld van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA).
Volgens A. De Lattin stond het oude kasteel tegen de Beukenlaan waar nu het grasplein is; dit gebouw zou eind 18de eeuw gesloopt zijn en in 1790 vervangen door een laatclassicistisch kasteel dat zijn huidig uitzicht kreeg in de tweede helft van de 19de eeuw. Een tekening van Van den Eynden met een vermoedelijke afbeelding van Den Brandt circa 1840, toont een sober gebouw met een middenrisaliet eindigend op een attiek met balusters, benedenvensters met persiennes, laatstgenoemde uit begin 19de eeuw, en een bordestrap geflankeerd door leeuwenbeelden. Na de dood van Edouard della Faille (1799-1870), die Den Brandt verfraaide, liet zijn zoon René Jacques della Faille (1830-1902) grondige veranderingen aanbrengen in het park en waarschijnlijk ook aan het gebouw. Uit deze fase zouden het fronton met radvenster, het vooruitspringend balkon, de kroonlijsten, schouwen, vensteromlijstingen en neo-Lodewijk XVI-ornamenten dateren.
Het domein wordt aan de straatzijde afgesloten door een lage haag en natuurstenen muren bekroond met een balustrade, alternerende zware pijlers met topvazen, aansluitende dienstgebouwen (nokrichting loodrecht op de straat), een centraal gebogen ijzeren hek en poort tussen zware pijlers met topvazen.
Hoofd- (ten westen, loodrecht aan de straat) en dienstgebouwen staan in U-vorm geschikt rondom een met gras begroeid staatsieplein met bloemperken en een fontein. Het park met waterpartijen strekt zich ten westen achter het kasteel uit, en loopt ten noorden en ten zuiden achter de dienstgebouwen door tot tegen de straat.
Het laatclassicistische kasteel met latere aanpassingen in neo-Lodewijk-XVI-stijl, is opgetrokken op een rechthoekig grondplan en omvat twee bouwlagen onder een leien schilddak met zes schouwen onder ijzeren kappen. De gevels met een parement uit witte natuursten op een plint uit blauwe hardsteen, worden afgewerkt door een klassiek hoofdgestel met een gekorniste kroonlijst en tandlijst op klossen. De oostelijke voorgevel telt elf traveeën, met zijrisalieten van twee traveeën en een sterk geprononceerd middenrisaliet van drie traveeën. Dit laatste wordt gemarkeerd door een driehoekig fronton met radvenster, en een vooruitspringend balkon (tweede helft van de 19de eeuw) met balustrade op portiekvormende Ionische zuilen en halfzuilen. Ervoor strekt zich een breed bordes (zeven traveeën) uit, afgesloten door een balustrade, met een bordestrap van zes trappen, links en rechts geflankeerd door hardstenen leeuwen. Verder wordt de opstand geritmeerd door pilasters, bovenaan versierd met een festoen. De rechthoekige vensters hebben een bandomlijsting met oren en een paneel onder de lekdrempel, en in de risalieten een neo-Lodewijk-XVI-sluitsteen. Het houten schrijnwerk en ijzeren rolluikkasten dateren uit het vierde kwart van de 19de eeuw; de bovenvensters zijn voorzien van ijzeren leuningen. De rondboogdeuren bevinden zich in een bandomlijsting in het middenrisaliet. De nagenoeg identieke achtergevel rust bovenop een zichtbaar souterrain met schijnvoegen en rechthoekige keldervensters. De ritmerende pilasters hebben hier een composiet kapiteel; het middenrisaliet wordt op de gelijkvloerse verdieping gemarkeerd door een balkon met consoles en balustrade. De blinde zijgevels bevatten grote panelen en festoenversiering. Tegen de noordgevel is een trap naar de kelder afgesloten door een balustrade. Tot in 1987 bevond zich tegen de zuidgevel een begroeide pergola op een natuurstenen sokkel. Deze laatste vormde een metalen constructie met een houten bekleding van Ionische zuilen en balken, en balustrades van witte steen. Trappen leiden naar de vijver en de steiger.
Het interieur wordt op de begane grond over de volledige diepte opgedeeld door de hall, met een lambrisering en schouw uit rood marmer en hout en een beschilderde kroonolijst. Rechts van de hal bevindt zich de traphal met een eiken eretrap in Lodewijk XVI-stijl, en parallel de eetkamer met een groen marmeren schouw en een rijk bewerkt stucplafond. Links van de hal geeft het boudoir met wit marmeren schouw en plafondschildering, toegang tot het ruime fumoir met een monumentale zwart marmeren schouw. De inrichting van deze vertrekken, met ingelegde parketten, lambriseringen en stucplafonds, dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw.
Aan de straat bevinden zich natuurstenen bijgebouwen uit de 19de eeuw, respectievelijk een koetshuis op L-vormig en een dienstgebouw op rechthoekig grondplan, één bouwlaag hoog onder leien mansardedaken (nokrichting loodrecht op de straat), met dakvensters onder geprofileerde gebogen of gebroken waterlijst. De opstanden worden geritmeerd door getoogde muuropeningen in een doorlopende bandomlijsting.
Voor het kasteel staat een ronde vijver met centrale ronde kuip uit natuursteen versierd met bladwerk en bekroond door de bronzen beeldengroep zogenaamd "Dansende Nimfen" door de Duitse beeldhouwer Walter Schott, gegoten door de Aktiengesellschaft G. Auenbeck uit Berlijn-Friedrichshagen (zie inscriptie). Dit beeld werd door de familie Kreglinger in 1910 gekocht op de Wereldtentoonstelling in Brussel, evenals de kopie van "David" van Michelangelo, in het park, die door de stad werd gekocht. Het origineel van de zogenaamde "Nymphenbrunnen" dat uit 1903 dateert, werd ontworpen voor het Brunnenhof van het grootwarenhuis Wertheim te Berlijn, en in 1934 overgebracht naar het kasteelpark Burg Schlitz in de Duitse deelstaat Mecklenburg. Een tweede exemplaar, de zogenaamde "Untermyer Fountain" bevindt zich sinds 1947 in de Conservatory Garden van Central Park in New York, overgebracht uit het landgoed van Samuel Untermyer in Yonkers (New York).
De parkaanleg gebeurde in verschillende fasen. Volgens Robert Van Passen is er in 1775 sprake van de aanleg van een "sterre" en andere plantages; bij de tuinaanleg in 1806 spreekt men van "bergen", een Engelse hof, een prieel en de "sterre". Na 1870 liet Emile della Faille grondige veranderingen aanbrengen - zoals het vergraven van de vijvers - mogelijk naar ontwerp van tuinarchitect Louis Fuchs. In 1911 werd het domein opengesteld voor het publiek. Over de vijver ten noorden en ten zuiden van het kasteel liggen gietijzeren boogbruggen uit de tweede helft van de 19de eeuw.
Nabij de vijver ten zuiden van het kasteel bevindt zich een pittoresk huisje in cottagestijl van circa 1910, opgetrokken uit houten stijl- en regelwerk onder een rieten schilddak, met een hoog oprijzende bakstenen schoorsteen, en een ijzeren ooievaar op de nok.
Het voormalig koetshuis van kasteel Den Brandt is ingeplant ten noorden van het kasteel, parallel aan de Beukenlaan en werd vermoedelijk opgetrokken tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw. Het is een pittoresk gebouw in chalet- of cottagestijl en werd in 1992 gerenoveerd en verbouwd tot restaurant, met toevoeging van een ruime wintertuin aan de achterzijde.
De rechthoekige plattegrond telt zeven bij drie traveeën, het koetshuis omvat één bouwlaag onder een complex zadeldak. De eenvoudige constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, deur- en vensterposten, en leien als dakbedekking.
Deze pittoreske cottage Villa La Chapelle in neogotische stijl werd tussen 1880 en 1885 gebouwd als hovenierswoning van kasteel Den Brandt, in opdracht van de toenmalige kasteelheer Emile Augustin Joseph della Faille de Waerloos (1835-1890). Albert Kreglinger (1874-1953), bestuurder van de handelsfirma G. & C. Kreglinger, liet de cottage in 1926 naar ontwerp van de architect Joseph Hertogs tot zijn huidige vorm uitbreiden en als landhuis herinrichten.
Het vrijstaande gebouw van twee bouwlagen onder een complex zadeldak, is opgetrokken uit rode baksteenbouw met gebruik van witte natuursteen voor de plint, hoekkettingen, kraag- en dekstenen, kozijnen en omlijstingen, en leien als dakbedekking. Oorspronkelijk T-vormig van plattegrond, voegde Hertogs in de stijl van het bestaande gebouw het portaal en de vestibule aan de oostzijde, het terras aan de westzijde en de ‘inglenook’ en schoorsteen aan de noordzijde toe. Het pittoreske karakter van deze architectuur, eigen aan dienstgebouwen van kasteeldomeinen uit de tweede helft van de 19de eeuw, berust vooral op het levendige silhouet, de contrastrijke materiaalpolychromie en de verscheidenheid aan venstervormen, nog deels voorzien van het oorspronkelijke schrijnwerk met metalen roeden.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Beukenlaan
Is deel van
Nachtegalenpark
Omvat
Bunker 7
Omvat
Bunker 8
Omvat
Bunker type 52a
Omvat
Bunker type 52a
Omvat
Bunker type 52a
Omvat
Bunker type 57a
Omvat
Bunker type SK1
Omvat
Bunker type SK1
Omvat
Villa La Chapelle
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Den Brandt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6523 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.