Teksten van Nottebohm Kliniek

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6527

Nottebohm Kliniek ()

Historiek en context

De Nottebohm Kliniek, werd opgericht als dermatologisch ziekenhuis door Maria Amelia Nottebohm-von Laer (1836-1907). Zij was de weduwe van André Gaspard Nottebohm (1816-1888), een zoon van Diederich Wilhelm Nottebohm (1787-1871). Deze laatste had zich in 1811 samen met zijn oudere broer Johann Abraham Nottebohm ( 1783-1866) vanuit het Duitse Bielefelt (Westfalen) in Antwerpen gevestigd. In 1817 richtten zij de firma Nottebohm Frères op met zetel in de Mutsaardstraat, die zich toelegde op de koloniale handel met name in graan, rijst, koffie en leder. Het bedrijf dat sinds 1852 over een rijstpellerij beschikte en betrokken was bij de uitbouw van transatlantische pakketbootdiensten, werd in 1882 overgenomen door Albert de Bary & C°. De familie Nottebohm ontwikkelde een lange traditie in het kunstmecenaat en de filantropie.

Getroffen door de slechte voorzieningen in de Antwerpse ziekenhuizen voor huidpatiënten, met name lupuslijders, nam Maria Amelia Nottebohm-von Laer in 1899 het initiatief tot het oprichten van een dermatologische kliniek, die volledig uit eigen middelen werd gefinancierd. Architect Jos. Bascourt tekende in 1899-1900 de plannen van het Hôpital Dermatologique Nottebohm, met een capaciteit van oorspronkelijk 50 bedden, die op 20 oktober 1901 werd ingehuldigd. De ziekenzorg was in handen van de Antwerpse Congregatie van Gasthuiszusters-Augustinessen. Na het overlijden van haar moeder nam dochter Augusta Nottebohm de leiding over de instelling. In 1927 ontwierp architect Jef Huygh een nieuwe ziekenhuisvleugel, die in 1928-1930 ten westen van het hoofdgebouw werd opgetrokken door aannemer Merckx-Verellen. Architect Gustaaf Van Meel voerde in 1950-1952 belangrijke verbouwingen uit, waarbij binnen het bestaande volume van het hoofdgebouw een extra attiekverdieping werd geïntegreerd, het volledige interieur heringedeeld, en het koor van de kapel vergroot, met toevoeging van een nieuwe kloostervleugel aan de oostzijde. Onder invloed van gewijzigde maatschappelijke noden evolueerde de Nottebohm Kliniek in 1976 van ziekenhuis tot revalidatiecentrum, sinds 1980 ook met de functie van rusthuis. Sinds 1995 opereert de instelling Nottebohm Antwerpen als woon- en zorgcentrum en medisch centrum, later uitgebreid met serviceflats. Een grondige renovatie gepaard met nieuwbouw werd voltooid in 2011. Ondanks talrijke verbouwingen, uitbreidingen en inwendige transformaties tijdens de naoorlogse periode, zijn het hoofdgebouw door Bascourt, de ziekenhuisvleugel door Huygh en de kloostervleugel door Van Meel grosso modo in hun uitwendige vorm bewaard. Meest ingrijpend was de sloop van Bascourts kapel, op de plaats van de huidige centrale vleugel van het zorgcentrum.

De Nottebohm Kliniek is het enige grote, publieke bouwproject dat Jos. Bascourt tijdens zijn loopbaan tot stand bracht, en daarmee ook zijn meest omvangrijke onderneming als architect . Het complex werd ontworpen op het hoogtepunt van zijn carrière omstreeks de eeuwwisseling, en vermengt invloeden van de neotraditionele architectuur, de neorenaissance- en de art-nouveaustijl tot een sober eclectisch idioom. Structuur en plattegrond beantwoorden aan de toenmalige typologie van de ziekenhuisarchitectuur, met een doorgedreven zorg voor hygiëne, nog strikt opgedeeld in gescheiden afdelingen voor mannen en vrouwen. Jef Huygh concipieerde de nieuwe ziekenhuisvleugel als een volkomen autonome entiteit, in de art-decostijl die zijn rijpe werk kenmerkt. De robuuste volumeopbouw van het gevelfront werd later herhaald in de Sint-Laurentiuskerk aan de Van Schoonbekestraat, de ritmische pilastergeleding van de zijgevel vormt een voorafspiegeling van het gevelfront van het Sint-Lievenscollege in de Kasteelpleinstraat. Met ziekenhuisbouw had Huygh vroeg in de jaren 1920 al ervaring opgedaan als ontwerper van het “Bethaniënhuis”, een klooster en psychiatrisch ziekenhuis in Zoersel . Gustaaf Van Meel, die in 1937 voor de Gasthuiszusters-Augustinessen het modernistische Sint-Augustinusziekenhuis aan de Oosterveldlaan had ontworpen, bouwde met zijn uitbreidingen en kloostervleugel dan weer naadloos voort op de architectuur van Bascourt.

Architectuur

Hoofdgebouw door Jos. Bascourt

In zijn oorspronkelijke vorm was het langgerekte complex, met een bebouwde oppervlakte van 987 m2, vrijstaand ingeplant op een ommuurd rechthoekig perceel van 3000 m2. Het 80 m lange gevelfront was georiënteerd op het zuiden, en het perceel werd door een rij bomen afgeschermd van het noorden. De plattegrond in de vorm van een dubbele, gespiegelde L, bestond uit een kruisvormige centrale vleugel met de inkomhal, het trappenhuis en de kapel, en twee T-vormige zijvleugels respectievelijk voor de mannen- en vrouwenafdeling, omringd door tuinen. De wasserij en het dodenhuisje kregen een geïsoleerde ligging in de uiterste hoeken. “La constante préoccupation a été de construire des locaux et des dégagements larges, vastes, aérés, éclairés, en parfait accord avec les grands principes de la désinfection facile et de laseptie obligatoire dans les hôpitaux.

Het gebouw omvat een souterrain, aanvankelijk twee en sinds 1950-1952 drie bouwlagen, onder een complex schilddak oorspronkelijk met een dubbele rij dakkapellen. De constructie is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisververband, met schaars gebruik van witte natuursteen voor speklagen, kozijnen, hoekblokken , kraagstenen en ornamenten, blauwe hardsteen voor de plint en lekdrempels, en leien als dakbedekking. Ingeplant achter de rooilijn met voortuintjes, beantwoordt de opstand aan een volkomen symmetrisch compositieschema met de klemtoon op het middenrisaliet, aan de uiteinden gemarkeerd door vooruitspringende dwarsvleugels. Opmerkelijk is het sobere karakter van de gevelbehandeling zonder enige profilering, en met een decor herleid tot het strikte minimum. Het door een puntgevel, flankeertorentjes met spits en korbelen geaccentueerde middenrisaliet omvat het vroegere hoofdportaal. Dit laatste wordt vanaf de imposten omlijst door een neorenaissance-entablement met Toscaanse zuiltjes en het opschrift HOPITAL NOTTEBOHM. Twee traptorens met ingesnoerde naaldspits en een uitgelengd postament met voluut en topstuk markeren beide dwarsvleugels. Registers van steekboogvensters bepalen de horizontale geleding, met een ontdubbeld ritme tussen souterrain en begane grond enerzijds en de oorspronkelijk hogere, en met een klassiek hoofdgestel afgewerkte bovenverdieping anderzijds. Van het oorspronkelijke houten schrijnwerk met kleine roeden zijn enkel de benedenvensters bewaard; keldertralies en voortuinhekken uit smeedijzer bleven behouden. De ten oosten aanpalende kloostervleugel, in aangepaste stijl en materialen ontworpen door Gustaaf Van Meel in 1950, heeft een gevelbreedte van zeven traveeën, en omvat een souterrain en twee bouwlagen onder een schilddak.

Volgens de bouwplannen bood het souterrain oorspronkelijk onder meer ruimte aan de keuken met aanhorigheden in de middenvleugel, de personeelsrefter en het strijkatelier in de zijvleugels. Op de begane grond werd de middenvleugel ingenomen door de inkomhal met portiersloge, de trapzaal en de kapel. De zijvleugels omvatten de refters en zitkamers van de patiënten, met verder in de mannenvleugel de wachtkamer, een tweepersoonskamer en het dokterskabinet met aanhorigheden, en in de vrouwenvleugel het directiekantoor, de refter en cellen van de zusters. De eerste verdieping groepeerde aan beide zijden van de traphal met linnen- en verbandkamers, een slaapzaal, drie eenpersoonskamers en een badkamer respectievelijk voor mannen en vrouwen. Kamers voor het personeel, kleedkamers en bergruimten bevonden zich onder het dak. Het interieur was uitermate sober van uitvoering met afgeronde hoeken en plinten, cementtegelvloeren, faiencelambriseringen, een dubbele eiken bordestrap, pitchpine schrijnwerk en beschilderde muren, blauwgroen van tint in de zalen en grijs in de gangen. De kapel in neogotische stijl was een recht afgesloten, eenbeukige ruimte van drie traveeën onder een kruisribgewelf, met een doksaal boven de sacristie, spitsboogdrielichten, en een muurschildering met voorstelling van de Kruisiging boven het hoogaltaar.

Ziekenhuisvleugel door Jef Huygh

Het vrijstaande gebouw op een rechthoekige plattegrond, is ingeplant in de diepte van het aanpalende perceel, en omvat een souterrain en drie bouwlagen onder een plat dak. Ook deze constructie is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met rollagen in de borstweringen, en gebruik van witte natuursteen voor bewerkte onderdelen als kraagstenen, kapitelen, en de centrale gevelbekroning. De drie traveeën brede voorgevel wordt gemarkeerd door een monumentaal, sterk geprononceerd en van doorlopende beglazing voorzien middenrisaliet, met in de topgeleding een breed steekboogvenster met zuiltjes en geknielde atlanten, bekroond door een gebogen fronton met medaillon. Het hierbij aanleunende, drieledige portaal, met door lantaarns bekroonde postamenten en eveneens geknielde atlanten aan weerszij, is vandaag verdwenen. De elf traveeën brede zijgevels ontlenen hun ritmische geleding aan de strakke pilasterordonnantie die steekbooglisenen genereert. Opvallend is bewerking van kapitelen en kraagstenen onder de dorpels met typische spiraalmotieven in florale art-decostijl; de beeldhouwer van de expressionistische atlanten is niet gekend. Latere verbouwingen zoals het openbreken van het portaal, de toevoeging van een met kunstleien beklede dakverdieping en de vernieuwing van schrijnwerk en beglazing, doen op storende wijze afbreuk aan het oorspronkelijke karakter van deze bijzondere architectuur.

Ontsloten door de traphal met lift, en per verdieping opgedeeld door een doorlopende, centrale gang, bood de begane grond ruimte aan drie consultatiekabinetten met wachtkamer en kleedkabines, en een verbandzaal . Op de eerste verdieping bevonden zich de apotheek en vier grote behandelkamers voor x- of ultravioletbestraling en lichtbaden; de tweede verdieping omvatte elf ziekenkamers.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1539#885, 1927#28885 en 18#26874.
  • Archives d'Architecture Moderne, Archief Jos. Bascourt, dossier Nottebohm Kliniek.
  • CLOOSTERMANS M., LAENEN H., RENARD A., VAN HAUTE R. & VAN IMPE S. (red.) 2011: Nottebohm revisited, Antwerpen, 173-179.
  • S.n. 1904: Hôpital Dermatologique Nottebohm, L’Emulation 29.3, kol. 17-19, pl. 13-15.
  • VAN HOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede , onuitgegeven verhandeling Rijksuniversiteit Gent, 42.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Nottebohm Kliniek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169624 (geraadpleegd op ).


Instituut Nottebohm ()

"Instituut Nottebohm". Dermatologisch ziekenhuis naar ontwerp van J. Bascourt van 1900; ingehuldigd in 1901. Nu home en ziekenhuis (latere vleugel). Sobere baksteenbouw met art-nouveau-elementen (vensterdorpels) en neorenaissancetrekken (geveltop, doorlopende banden, ornamenten). Plattegrond aansluitend bij doorsneehospitaalbouw van die tijd. Het middendeel met de centrale diensten wordt geflankeerd door T-vormige vleugels, oorspronkelijk resp. voor mannen en vrouwen; ruime gangen aan de binnentuinzijde.

Drie bouwlagen onder complexe leien bedaking met dakkapellen, 80 m lange straatgevel, uitspringende zijtraveeën met vierkante hoektravee onder leien spits. Risalietvormende ingangstravee met puntgevel geflankeerd door vierkante torentjes onder leien spits. Getoogde vensters en keldervensters, derde bouwlaag met rechthoekige vensters. Rechthoekige deur; groot rechthoekig betralied bovenlicht in een natuurstenen omlijsting geflankeerd door driekwartzuiltjes op consooltjes onder entablement met opschrift "Hôpital Nottebohm".

Sobere achtergevels van baksteen met getoogde en rechthoekige muuropeningen. Interieur recent aangepast bij de inrichting van het bejaardenhome.

Rechts naast het hoofdgebouw: voormalige directeurswoning in zelfde stijl, zeven traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddak.

Links latere vleugel in art-decostijl (tweede kwart van de 20ste eeuw), baksteenbouw van drie bouwlagen onder plat dak (loodrecht op de straat). Zijgevel geritmeerd door lisenen met art-decomotieven. Straatzijde met vooruitspringende uitgewerkte middenpartij en recente voorbouw. Recente technische verdieping.

  • Archief Berchem, 0.1./5, doss.10, 3 februari 1900.
  • L'Emulation, 1904, kol. 16-19, Pl. 13-15.
  • VANHOVE B., De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede onuitgegeven licentiaatsverhandeling R.U.G., 1978, p. 42.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Nottebohm Kliniek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6527 (geraadpleegd op ).