Herenhuis in cottagestijl naar een ontwerp van de architecten Florent Vaes en Joan Coninck Westenberg uit 1911. Opdrachtgever was Pierre Jean Maurice van der Groen (°Den Haag, 1871), die in 1888 vanuit zijn geboortestad naar Antwerpern emigreerde met zijn moeder de weduwe Paulina Sophia van der Groen-Falck (°Bergen op Zoom, 1840), en twee jongere broers Jean Pierre (°Den Haag, 1875) en Hendrik (°Den Haag, 1877). De bouwheer was vennoot van de Antwerpse drukkerij De Vos & Van der Groen, uitgever van onder meer het architectuurtijdschrift De Bouwgids, gevestigd in de Apostelstraat en later in de Rodestraat. Deze rijwoning in halfopen bebouwing beantwoordt aan het type van de stadsvilla, dat in de Bosmanslei en de Van Putlei het merendeel van de bebouwing uitmaakt.
In oktober 1919 werd het herenhuis betrokken door Camille Birden (Heisdorf, 1879-Antwerpen, 1956), een van oorsprong Luxemburgse makelaar-handelaar in landbouwproducten, vetten en granen. Hij werd in oktober 1900 voor het eerst in Antwerpen ingeschreven als student, en huwde na zijn terugkeer naar het Groothertogdom Luxemburg op 21 juli 1906 te Steinsel met Léontine Schumacher (Esch-sur-Alzette, 1888-Brecht, 1975). Met hun twee dochters Jeanne Emilie (Helmsange, 1907-Berchem, 1982) en Emilie Renée (°Ettelbrück, 1918), emigreerde het echtpaar na de Eerste Wereldoorlog naar Antwerpen. Birden liet in 1925 de vroegere dienstingang in het souterrain verbouwen tot garage, naar een ontwerp door de architect Léon Stynen uit eind 1924. In de voortuin kwam een toegangshelling met smeedijzeren tuinpoortje, en de dienstingang werd verplaatst naar de aanpalende keuken. Birden had in 1923 door Stynen en Victor Gorlé al een geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in cottagestijl laten bouwen aan de Elisabethlaan 109-111 in Berchem.
De schoonbroers Florent Vaes en Joan Coninck Westenberg waren vóór de Eerste Wereldoorlog geassocieerd in een gezamenlijke praktijk, die een kantoor in de Bosmanslei deelde met vader Richard Vaes. De pittoreske architectuur onder invloed van de Engelse 'Old English'-stijl, die traditionele en regionalistische stijlkenmerken koppelt aan een op huiselijkheid gerichte vernieuwing van de wooncultuur, is één van de hoofdstromingen in het werk van de jonge Vaes en Coninck Westenberg, naast het meer klassieke beaux-arts-burgerhuis. Vergelijkbaar zijn de hotels Marsily, Magée en Engeringh in de Bosmanslei en de Van Putlei.
Het gebouw dat een souterrain en twee bouwlagen omvat onder een complex zadeldak (pannen), is halfvrijstaand ingeplant op een ondiep, ingesloten perceel. Een voortuin leidt met getrapte bordessen naar het portaal in de zijgevel, en mondt achteraan uit in een houten pergola. Dirk De Vos-Van Kleef wijst in De Bouwgids op het voorname uiterlijk en de grote allure van deze woning: "Het is een der weinige goede huizen sedert kort in dit nieuwe stadsgedeelte opgetrokken, en verdient de aandacht om den gelukkigen keus der materialen, de flinke gevelspitsen en dakbedekking, en ten slotte om de zorg waarmede al de 'détails'’ behandeld zijn." Opgetrokken in een sobere baksteenbouw schaars verwerkt met natuursteen en oorspronkelijk in 'grès' geschilderd houtwerk, wordt het volume in grote mate bepaald door de dubbele puntgevel die de hoekpartij bekroont. Deze geschakelde geveltoppen met houten windborden, die zich onderscheiden door een individuele behandeling van het gevelveld, zijn onderdeel van een eerder informele, asymmetrische compositie, die over een achttal traveeën evolueert en verder de klemtoon legt op de driezijdige erker en het inkomrisaliet van de zijgevel.
Anders dan bij het merendeel van de cottagevilla's door Vaes en Westenberg, is het gebruik van houten stijl- en regelwerk in de topgeleding hier tot een minimum herleid. De architectuur, die zich eerder op de classicerende Engelse landhuizen uit het Edwardian lijkt te inspireren, wordt vooral gekenmerkt door de gebeeldhouwde natuurstenen ornamentatie in renaissancestijl. Meest opmerkelijk zijn de Serliaanse drielichten in de voor- en zijgevel, de typische vormgeving van een driehoekig fronton met sluitsteen en boogveld boven het smalle zijvenster, de hoekpostamenten met voluten, de bolornamenten van de tuintrappen en de balkonbalustrade, en de getrapte schoorsteen. Zonder al te veel regelmaat weerspiegelt de vensterordonnantie de indeling van het interieur, gericht op een doelmatige verlichting van de vertrekken. Opvallend is de verscheidenheid in afmeting en vorm van de deur en vensters - van grote veellichten tot kleine oculi, en de verzorgde detaillering van het houten schrijnwerk met kleine roedeverdeling. Ook het smeedijzeren voortuinhek is nagenoeg volledig bewaard.
De korfbogige garagepoort in het souterrain, omlijst door een natuurstenen hanenkam, dateert van de ingreep door Léon Stynen 1925; behouden houten garagepoort met siersmeedwerk.
Volgens de bouwplannen is de plattegrond georganiseerd rond de ruime traphal met bovenlicht, die op de begane grond integraal deel uitmaakt van een doorlopende suite van woonvertrekken. De hal met open trap in het centrum van de woning, vormt een geheel met de woonkamer aan de straatzijde, en staat via het inkomportaal in verbinding met de eetkamer aan de tuinzijde. De bovenverdiepingen worden ingenomen door de slaapkamers, de badkamer, de meidenkamer en de zolder. Behalve de kelders en de latere garage biedt het souterrain ruimte aan de keuken met diensttrap en keukenlift vooraan, en de wasplaats achteraan.
De doorsnede uit de bouwplannen en een eigentijdse beschrijving wijzen op een smaakvol, vermoedelijk art-nouveaugetint interieur met verzorgd schrijnwerk, ingebouwd meubilair zoals een cosy-corner en haarden, en parketvloeren. Voor de bemeubeling stond de firma De Ridder & Zonen in.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2011: Herenhuis in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/139300 (geraadpleegd op ).
Half-vrijstaand burgerhuis onder pannen zadeldaken in eclectische stijl, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw (voor 1913) naar ontwerp van F. Vaes en J. Westenberg. Bakstenen lijst- en puntgevels met verspringende gevellijn, gebruik van natuursteen voor omlijstingen, balkonleuningen en kordons. Zij-ingang met steektrappen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Herenhuis in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6550 (geraadpleegd op ).