Teksten van Meesterwoning Plouvier

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6595

Meesterwoning Plouvier ()

Halfvrijstaande meesterwoning in nieuwe zakelijkheid, opgericht in 1938 in opdracht van de Antwerpse reder Désiré Plouvier naar een ontwerp van Jan Jacobs uit 1937. Het 24 meter brede perceel werd in 1937 na samenvoeging van twee percelen gekocht van de Stad Antwerpen.

Het ontwerp voor Désiré Plouviers meesterwoning is een latere realisatie van Jacobs in de Tentoonstellingswijk. Jan Jacobs (1880-1964) was een veelzijdig architect wiens oeuvre onder meer burgerhuizen, villa’s, flatgebouwen, scholen, en gebouwen voor infrastructuur en nijverheid omvat. In het begin van zijn loopbaan liet de omstreeks 1900 debuterende Jacobs zich opmerken met woningen in een sobere art-nouveaustijl. Tijdens de jaren 1920 bracht de architect, aanvankelijk in associatie met Paul Smekens, in zijn ontwerpen een zakelijke art-decostijl tot ontwikkeling. Vanaf de jaren 1930 zette Jacobs, die vermoedelijk tot in de jaren 1950 actief bleef, ook de stap naar een meer uitgesproken modernisme. In de Tentoonstellingswijk realiseerde Jacobs enkele gebouwen in een zakelijk modernistische stijl. Tot Jacobs’ ontwerpen in de nieuwe wijk behoren onder meer een flatgebouw voor huisarts M. Cools aan de Camille Huysmanslaan 73 (1933), een meergezinswoning in de Volhardingstraat 20 (1934) en zijn eigen woning op de hoek van Camille Huysmanslaan met de Ryckmansstraat (1935).

In 1937 werd Jacobs, net als onder meer Paul Smekens, Huib Hoste en Eduard van Steenbergen lid van de interdisciplinaire groep Antwerpen 1937. Aan het hoofd stonden kunstcriticus Roger Avermaete en architect Léon Stynen. De groep richtte zich enerzijds tegen kwaliteitsloze massaproductie en anderzijds tegen een individuele kunst-om-de-kunst. Alle aangesloten architecten werden verzocht samen te werken met kunstenaars én met de industrie. Velen van hen waren in de jaren 1930 actief in de Tentoonstellingswijk en vaak werd er samengewerkt. Zo tekenen Jacobs en Smekens in 1937 samen twee meergezinswoningen in de Camille Huysmanslaan 57 en 59 in gematigd modernisme, waarbij ook de woning Plouvier aansluiting vindt.

Opdrachtgever Désiré Plouvier (1890-1967) leidde vanaf 1936 met zijn oudere broer Prosper G.A. (1882-1947) de Antwerpse rederij Plouvier & Co, opgericht door hun vader Prosper P.E. (1851-1936). Vóór de Eerste Wereldoorlog en tijdens het interbellum was de rederij hoofdzakelijk actief op de binnenvaart, met filialen in Duitsland en Nederland geleid door de zonen Plouvier. Na de Tweede Wereldoorlog zou de vloot van Plouvier & Co haar grootste expansie kennen, tot ruim 500 schepen in de jaren 1950, inclusief vrachtschepen voor de zeevaart. Plouvier Transport NV is tot op vandaag actief als bevrachter in de Europese binnentankvaart.

De bouw van de riante meesterwoning aan de Camille Huysmanslaan moet in verband worden gebracht met het overlijden van vader Prosper P.E. in 1936 en met Désirés nieuwe positie als bedrijfsleider. Overigens liet ook Prosper Plouvier junior zich in het somptueuze bouwen niet onbetuigd. Zijn villa in cottagestijl op de hoek van Della Faillelaan en Hagedoornlaan behoorde tot de meest imposante landhuizen in het oeuvre van architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié. Deze laatsten stonden ook in voor het ontwerp en de realisatie van het kantoorgebouw van de rederij Plouvier & Co op de hoek van Minderbroedersrui, Pottenbrug en Kleine Goddaard, dat nog in twee fasen werd uitgebreid in 1930 en 1936.

De oorspronkelijke meesterwoning is vandaag omgevormd tot dubbelwoning waardoor de oorspronkelijke plattegrond wijzigingen onderging.

Exterieur

De halfvrijstaande woning met zijdelingse toegang tot de tuin met een laag metalen afsluithek, is opgericht aan de rooilijn op een rechthoekig, achteraan afgeschuind perceel, met grote stadstuin. Aan straatzijde voorziet Jacobs een drie bouwlagen hoog gevelfront onder platte bedaking dat zich, met de lager ontworpen straathoek als scharnier, langs de zijgevel ontwikkelt als een trapsgewijs verlagend volume, met brede terrassen die op de ruime tuin uitgeven. De vloer- en dakplaten van de constructie zijn uitgevoerd in gewapend beton terwijl het muurwerk in baksteen is opgetrokken.

Zes ongelijke traveeën tellend met lager uitgevoerde hoek, sluit de voorgevel als geheel harmonisch aan bij het aanpalend flatgebouw (nummer 73) van vier bouwlagen, een andere realisatie van Jacobs, uit 1933. Het gebouw is opgetrokken uit bezand bruin baksteenmetselwerk in halfsteens verband met dieperliggende lintvoegen, waarbij gebruik gemaakt is van witte natuursteen (Euville) voor de als sokkel uitgewerkte begane grond, en blauwe hardsteen voor de plint. Het gevelschema volgt de klassieke driedeling in een sokkel, een bovenbouw en een blinde attiek.

Verder veruitwendigt de gevelindeling de interne structuur van woon- en dienstvertrekken. De bovenbouw is ingedeeld met horizontaal geordonneerde vensterpartijen, bestaande uit smalle tweelichten voor de dienstruimten en breder uitgewerkte exemplaren voor de privé-vertrekken (bureau, slaap- en badkamer). Deze rechthoekige vensterpartijen krijgen een tegengewicht in twee verspringende traplichten, oorspronkelijk mogelijk voorzien van glas in lood, die de inwendige structuur van wonen op het gelijkvloers en de eerste verdieping, en de slaapvertrekken van het inwonend personeel op de tweede verdieping aangeven. Alle rechthoekige vensteropeningen in de bovenbouw kregen een omkadering in (witte) natuursteen.

Afgelijnd door gemetste verluchtingsgaten brengt de blinde attiek met ontdubbelde natuurstenen kroonlijst evenwicht in de horizontale geleding van de gevel en verzacht de overgang naar de kroonlijst van het aangrenzende flatgebouw. Deze overgang wordt herhaald in de lagergelegen, opengewerkte hoek onder een benadrukte, overstekende dakrand, waarbij het achterliggende dakterras wordt aangegeven door de brede vensters aan voor- en zijgevel. De hoekvensters, die zijn geflankeerd door een patrijspoort met natuurstenen waterspuwer, waren oorspronkelijk voorzien van smeedijzeren ramen met een typische rastervormige roedeverdeling. De horizontale werking van de gevel komt verder tot stand door de licht uitkragende puilijst in witte natuursteen, enkel centraal onderbroken in functie van het traplicht en flankerend bovenlicht van de hoofdtoegang.

De benadrukte centrale hoofdtoegang, en de lager en sober uitgewerkte diensttoegang, met tussenliggend drielicht (vestiaire), markeren de inkomzone in de sokkel, die zich verder onderscheidt door brede gevelopeningen aan weerszijden: rechts een garagepoort met vijfdelige scharnierdeuren en links het venster van het bureau-fumoir, dat wellicht vóór 1987 verlaagd is. De hoge plaatsing van de vensteropeningen en de verdiept aangebrachte toegangs- en garagedeuren met volle panelen en smalle glasstroken geven de sokkel een besloten karakter. Ornamentele detaillering in natuursteen zijn de expressieve omlijsting van het ondiep deurportaal met posten in travertijn, een deurkalf in lijn met de puilijst, en een laag bovenlicht met entablement, uitgevoerd in beton en bekleed met stroken witte natuursteen.

Bij de zijgevel ligt de nadruk op het rijzige schouwmassief in de gesloten centrale travee, dat de achterliggende woon-eetkamer markeert. Aan rechter zijde hiervan is het gevelfront onregelmatig geordonneerd met op de begane grond een bijkomend breed venster voor het bureau-fumoir en op de eerste verdieping een smal toilette-raam. Aan linkerzijde van het blinde middendeel verspringt de gevel naar een één bouwlaag hoge achterbouw opengewerkt met venster in functie van een overdekt terras. De opvulling van dit venster met glasdallen is wellicht gelijktijdig uitgevoerd als dat van de traplichten.

De achtergevel, voorzien van hetzelfde baksteenparement als de straatgevel, is tweedelig opgevat met aan linker zijde een drie bouwlagen hoog volume, dat de keuken en bovenliggende slaapkamers omvat, en een uitgesproken horizontaliserend rechter deel met langgerekte terrassen en brede vensters, uitgevend op een ruime stadstuin.

Samen met de meesterwoning werd op de achterste perceelgrens en over de volledige breedte van de tuin een ondiepe pergola gebouwd, bestaand uit tien 2,5 meter hoge gemetselde kolommen, waarvan twee dubbele, onder een platte houten roostering.

Van de voor- en zijgevel is het oorspronkelijke stalen vensterschrijnwerk vervangen door schrijnwerk in pvc. Andere aanpassingen in dit materiaal zijn de ramen met melkglas die de niet oorspronkelijke glasstenen van de traplichten vervangen. De vijfledige houten harmonicapoort van de garage is eveneens vernieuwd. De houten dubbele voordeur en de lage houten deur van de dienstingang bleven bewaard. Het typisch metalen tuinhek dat aansloot op de kwarthol uitgesneden tuinmuur van gele parementsteen en gedekt met blauwe hardsteen was bij eerdere inventarisaties nog aanwezig, maar is vandaag verdwenen en vervangen door een eenvoudige hoge spijlenpoort.

Interieur

De plattegrond van de meesterwoning beantwoordt aan de levensstijl van de gegoede burgerij, met een strikte opdeling in ontvangst- en privévertrekken, en met voorzieningen voor gasten en inwonend huispersoneel. De ruime perceelbreedte biedt de architect de mogelijkheid de plattegrond in de breedte te ontvouwen, waardoor de indeling volledig los staat van de traditionele enkel- of dubbelhuisplattegronden die sinds de 19de eeuw de woningbouw domineerden.

Op de begane grond leidt de centrale hoofdtoegang naar een achterliggende brede hal van waaruit de centrale traphal met wenteltrap de private woon- en slaapvertrekken op de begane grond en de eerste verdieping bedient. De zijdelingse diensttoegang ontsluit op haar beurt de keldertrap, de keuken en de dienstruimten op de tweede verdieping.

Volgens de bouwplannen komt de kelderplattegrond ongeveer overeen met die van de ontvangstvertrekken op de begane grond. De kelder omvat een kolen-, CV-, hout- en wijnkelder en drie grote onbestemde ruimten.

De hoofd- en diensttoegang vertalen de tweeledige indeling van de begane grond, met in de rechter helft de garage en de dienstvertrekken, en links de groots uitgewerkte ontvangstruimtes. Deze laatste zijn georganiseerd rond een centraal ingeplante vestibule en een hal met trappenhuis, vestiaire en gastentoilet. De linkerhelft van de benedenverdieping wordt ingenomen door een L-vormige suite, gevormd door een bureau-fumoir in de hoek en een riante open woon- en eetkamer aan tuinzijde die deels met een halfronde erker uitgeeft op een overdekt terras in flagstones. Het terras sluit onmiddellijk aan op de twee treden lager liggende tuin. Het rechter deel van de begane grond, grenzend aan het naastgelegen flatgebouw, omvat een dienstingang met eigen trappenhuis, een dubbele garage met smeer- en werkput, de keldertoegang, een doorgang met kastenwand en diensttoilet, de keuken met office of voorbereidingskeuken (aan de tuinzijde), en een afgezonderde dienstkoer.

Op de eerste verdieping beslaan drie grote slaapkamers met en suite badkamer de tuinzijde. Van deze drie slaapkamers heeft de grootste toegang tot een open terras, aangelegd boven de erker en het terras van de benedenverdieping. Deze laatste is voorzien van een balustrade bestaand uit een dwarswerk van gietijzeren buizen gevat in smeedijzeren spijlen. Aan de straatzijde liggen de trappenhuizen, een toiletruimte, een linnenkamer en een vierde slaapkamer met en suite badkamer.

Via de diensttrap is de tweede verdieping bereikbaar. Deze herbergt de dienstvertrekken zoals een wasplaats, een droogkamer, twee meidenkamers, een zitkamer en een toilet. Dit niveau wordt verder grotendeels ingenomen door een ruim dakterras en solarium met dezelfde contour als de L-vormige suite op de begane grond. Aan de tuinzijde is het terras beëindigd met een gemetselde borstwering met een gietijzeren buis als handlijst. Het voorste deel van het dakterras achter de opengewerkte hoek is in een latere fase in het bouwvolume opgenomen.

  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier, 18#9187.

Auteurs:  Van den Borne, Steven; Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van den Borne S. & Bisschops T. 2016: Meesterwoning Plouvier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194326 (geraadpleegd op ).


Tweegezinswoning in nieuwe zakelijkheid ()

Half vrijstaande tweegezinswoning, nieuwe zakelijkheid, van 1933 naar ontwerp van Jan Jacobs. Rechthoekige volumes met lagere hoekpartij. Begane grond met parement van natuursteen; licht uitkragende bovenbouw van baksteen. Rechthoekige verticaal of horizontaal aangebrachte vensters in natuurstenen omlijsting met metalen ramen. Typisch metalen tuinhek.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Meesterwoning Plouvier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6595 (geraadpleegd op ).