Geheel van twee woningen opgericht naar ontwerp van Stynen uit 1932-1933, op de hoek van de Camille Huysmanslaan en de Volhardingstraat. Op de hoek staat de eigen woning met atelier van Léon Stynen in nieuwe zakelijkheid (gesigneerd met naamplaatje 'LEON STYNEN ARCHITECTE'), gebouwd als architectonisch geheel met nummer 87, in opdracht van Renaat Verheyen, institut. De constructietekeningen voor het metaalskelet zijn opgemaakt door het (Naamloze Maatschappij) Technisch studiebureel Constructor, gevestigd aan de Frankrijklei te Antwerpen. De Rijck was uitvoerend aannemer. Het ontwerp van de keuken van de woning Stynen is opgemaakt door L.H. De Koninck en uitgevoerd door de firma E.J. Van De Ven.
Ten gevolge 'van raketbommen op de Vlaamsche Kunstlaan, Kolonielaan en Beschavingstraat op 3 en 16 november 1944' zijn in 1945 herstellingswerken uitgevoerd aan de woning Stynen, waarvoor het oorlogsschadedossier is opgesteld door architect James Spruyt. Gevestigd in de Volhardingstraat 18, associeerde Spruyt zich wellicht na 1945 met de architecten Léon Stynen en Paul De Meyer. In 1958 is de garage achteraan uitgebreid naar ontwerp van Stynen. In recente tijden onderging de woning restauratiewerken in opdracht van toenmalige eigenaar Willem Van Zadelhoff: het interieur in 1996 en het exterieur in 2006, beide uitgevoerd door Driesen-Meersman-Thomaes architecten (uitvoerend architect Jan Meersman).
Context
Voor de Antwerpse wereldtentoonstelling van 1930 realiseerde Stynen enkele in het oog vallende projecten die blijk geven van zijn progressieve modernistische streven. Getuige hiervan het paviljoen De Dekoratieve Kunsten, een sierlijk cluster van zuivere volumes met pakketbootallures, en het uitermate elementaire paviljoen De Beukelaer. Stynens eigen woning en de eveneens door hem ontworpen aanpalende stadswoning in het hart van de Tentoonstellingswijk spelen een scharnierrol in het nog jonge oeuvre van deze architect. Die rol is treffend verwoord door dichter en architect Albert Bontridder: 'Het lyrisme en de plastische bewogenheid die de vroegere werken beheersen, wijken in de eigen woning om plaats te ruimen voor een economische realisme en een rationele beheersing, die de architect steeds zal nastreven zonder nochtans aan de gespannenheid van rigoureus berekende verhoudingen te verzaken'.
Het ensemble sluit aan bij twee nabijgelegen architectonisch hoogstaande complexen, naar ontwerp van twee andere progressieve architecten, namelijk Volhardingstraat 70-76 van Eduard Van Steenbergen en Camille Huysmanslaan 92-94 van Geo Brosens. De drie realisaties zijn prominente getuigen van de prille ontstaansgeschiedenis van de Tentoonstellingswijk, als landmarks tegenover elkaar gelegen aan de kruising van de Camille Huysmanslaan en de Volhardingstraat. Alle drie geven ze op eigenzinnige wijze uiting aan een éénheidsstreven waarbij Brosens en Van Steenbergen een complex van (meergezins-)woningen op een groot perceel realiseren, terwijl Stynen zich meer pragmatisch inschrijft in de verkavelingslogica. Zo ontwerpt hij een ensemble van twee afzonderlijke burgerhuizen op individuele smalle percelen met voor- en achtertuinen, waarbinnen hij een maximale en efficiënte ruimtebeleving exploreert.
Anders dan de nadrukkelijke maar subtiele plastische vormgeving die de complexen van Brosens en Van Steenbergen kenmerkt, verkiest Stynen voor zijn eigen woning en buurpand een verstilde en zakelijke uitdrukking. Hij maakt weloverwogen gebruik van de verworvenheden van het zogenaamde 'nieuwe bouwen' zoals een vlakke en sobere vormgeving van de gevel, het staalskelet en de vrije planindeling, het bandraam en het dakterras. Hoewel Stynen in navolging van Le Corbusier wellicht een abstracte, witte gevelafwerking beoogde, dwongen de bouwvoorschriften in de Tentoontellingswijk hem tot een uitvoering in meer traditionele bak- en natuursteen.
Als één van de vroegst werkzame en meest productieve architecten van de jonge Tentoonstellingswijk realiseert hij er in de jaren 1930 niet minder dan tien woningen, die in vormgeving, materiaalgebruik en planvoering minder opvallende of vernieuwende varianten zijn op het ontwerp voor zijn eigen woning aan de Camille Huysmanslaan. Het betreft voornamelijk rijwoningen die aansluiting vinden bij de doorgaans gematigde modernistische vormgeving in de Tentoonstellingswijk.
Voorontwerp
Uit een voorontwerp van 1932 blijkt dat Stynen aanvankelijk een bouwgrond op het oog had aan de Floraliënlaan te Berchem. Meer dan bij zijn uiteindelijke woning worden in dit ontwerp de verwezenlijkingen van het ‘nieuwe bouwen’ tentoongespreid. Zo voorziet de architect hier hellingen als verbinding tussen de verschillende bouwlagen, in plaats van trappen. Naast de woning, boven de garage, tekende hij een dubbelhoog overdekt terras, geïnspireerd door Le Corbusier.
Uiteindelijk opteert Stynen voor een bouwgrond op de hoek van de Camille Huysmanslaan en de Volhardingstraat. De goedgekeurde bouwtoelating (ingediend op 22 december 1932) betreft alleen zijn woning, geconcipieerd als hoekhuis. Het ontwerpplan toont echter een architectonisch ensemble van drie huizen. Om ongekende redenen is de aanvraag voor de twee aansluitende rijwoningen nog tijdens de bouwtoelatingsprocedure opgeheven. Deze constructies, zonder kelderniveau maar met garagevoorziening, waren symmetrisch ontworpen volgens een spiegelend schema zowel wat de gevel- als de planindeling betreft. Op 22 februari 1933 diende Stynen een nieuwe bouwaanvraag in voor de naastgelegen woning Verheyen die opnieuw een architectonisch geheel vormde met zijn eigen woning waarvan het ontwerp reeds goedgekeurd was. Beide panden zijn grosso modo conform de bouwplannen uitgevoerd.
Exterieur (woningen Stynen en Verheyen)
Hoewel aan de zijde Volhardingstraat een bouwvolume tot aan de schuin lopende rooilijn werd voorgeschreven, verkiest Stynen om zijn woning op te richten als een halfvrijstaand bouwvolume op een regelmatig, nagenoeg rechthoekig grondplan. De schuine rooilijn aan de zijde Volhardingstraat wordt opgevangen door een groenstrook die overloopt in de smalle achtertuin, beide afgesloten door een laag metalen hekwerk op een hardstenen sokkel en voorzien van een breukstenen toegangspad aan de zijgevel. Het hekwerk is in 2006 vervangen naar oud model. Ook de iets later ontworpen woning Verheyen kreeg een regelmatig grondplan, maar met een beperktere bouwdiepte.
De woonhuizen omvatten drie bouwlagen onder platte bedaking, beide met privétoegang aan de Camille Huysmanslaan. Van Stynens architectenpraktijk in de hoekwoning bevindt de toegang zich centraal in de Volhardingstraat. De gevelfronten met brede bandramen veruitwendigen op heldere wijze de inwendige, vrije planindeling, mogelijk gemaakt door het gebruik van een staalskelet. De gevels zijn doorlopend ontworpen met een duidelijke tweeledige opbouw. Een bovenbouw is voorzien in een blanke baksteenparement van Sileziebrikken met horizontale (zwarte) voegen van 18 mm en verticale (witte) voegen van 3 mm, rustend op een sokkel met een rastervormige bekleding van platen in blauwe hardsteen. Als een vertaling van de pilotis (dragende betonnen pijlers) van Le Corbusier, verleent deze sokkel de bovenbouw een zwevend effect.
De klemtoon ligt op het éénvormige strakke baksteenvolume met nadrukkelijk onversierde gevels en weloverwogen geplaatste, brede bandramen in de bovenbouw die de opdeling in twee woningen verhult. Ondanks de massief uitgewerkte hoek wordt de suggestie van een doorlopend geheel geboden. Het éénheidsstreven wordt nog benadrukt in de voorgevel (Camille Huysmanslaan) waar de sokkel nagenoeg symmetrisch is ingedeeld met telkens een centrale toegangsdeur geflankeerd door twee patrijspoorten, enigszins getemperd doordat enkel de woning Verheyen een garagepoort krijgt. Toch weet Stynen zijn woning subtiel te onderscheiden door de bijzondere ligging aan de hoek te exploiteren. De zijgevel wordt sterk opengewerkt, terwijl de vrij gesloten voor- en achtergevel contrasteren met de aanpalende en regelmatig geordonneerde woning Verheyen.
Contrasterend met het stalen buitenschrijnwerk van de woning Verheyen kreeg die van Stynen horizontaal (schuivende) ramen in Moulmeinteak, vervaardigd door de firma G. Mylle uit Brussel. Dezelfde ramen paste Stynen toe in het eveneens naar zijn ontwerp en gelijktijdig gebouwde Résidence Elsdonck, gelegen aan de Prins Boudewijnlaan. Vandaag is het houten vensterschrijnwerk gerestaureerd, terwijl het stalen buitenschrijnwerk van de woning Verheyen vervangen is. Ter versterking van het horizontaliserende karakter zijn de vensterpartijen voorzien van doorlopende lekdrempels in blauwe hardsteen en bovendorpels uitgevoerd als bakstenen rollagen. Ook de beglaasde metalen toegangsdeur en garagepoort met opvallende horizontale roedeverdeling (woning Verheyen) dragen hiertoe bij. Een verticaal tegengewicht wordt geboden door de benadrukte vensterposten met een donkergrijs geschilderde houten beplanking (oorspronkelijk marmer), die in de zijgevel de achterliggende stalen staanders verhullen. Verder zijn de patrijspoorten geaccentueerd door spuwers in blauwe hardsteen, die ook de dakrand ritmeren. Net als het vensterschrijnwerk zijn de toegangsdeuren nog oorspronkelijk met oude handgreep en binnenin voorzien van een beschermend net bestaande uit rastervormige, gevlochten metaaldraad.
Opvallend is dat Stynen bij de uitvoering van zijn woning een nog strakkere en meer verhullende vormgeving toepast dan voorzien in het ontwerp. Zo is boven de toegangsdeur in de Camille Huysmanslaan op de eerste verdieping een smal doorlopend bandraam uitgespaard in functie van keuken en leefruimte, terwijl de bouwtoelating hier twee afzonderlijke ramen voorzag: een groot woonkamervenster met aan de rechter zijde een hoger geplaatst bandraam voor de keuken. Onder het keukenraam vervangen twee rechthoekige verluchtingsroosters een oorspronkelijk cirkelvormig exemplaar. Op de bovenliggende verdieping duidt een bescheiden patrijspoort de badkamer aan. De zijdelingse plaatsing van dit raam benadrukt de massiviteit van het gevelvlak. De woning Verheyen kreeg boven de inkom en garage op de eerste verdieping een hoog bandraam voor de leefruimte en bovenliggend een smaller exemplaar voor de slaapvertrekken.
De zijgevel van de woning Stynen is op alle niveaus geritmeerd door langgerekte bandramen, op de eerste verdieping opvallend asymmetrisch geplaatst en op het hoogste niveau smaller uitgewerkt. Slechts om de 3 meter onderbroken door de kolommen van het staalskelet, markeren de bandramen op het gelijkvloers de tekenzaal en het ontvangstbureel, toegankelijk vanaf de praktijktoegang. Aan de rechterzijde van de toegangsdeur zijn het originele naamplaatje en een oude deurbel bewaard. Op de eerste verdieping geeft een 9 meter brede raampartij van vloer tot plafond de in daglicht badende woonkamer aan, en de bovenliggende slaapvertrekken zijn gemarkeerd door smalle, meer intiem vormgegeven slaapkamervensters. Het bouwvolume is aan linkerzijde geflankeerd door een één bouwlaag hoge (openschuivende) garage (oorspronkelijk Eclipse) met bovenliggend terras aan de leefruimte, vandaag voorzien van betontegels. Beide zijn in 1958 naar achter toe uitgebreid met aangepaste poort naar oud model, die vandaag nog bewaard is, en een balustrade in teak met gerasterde ijzeren grillie. Een doorlopende bakstenen borstwering maakt een visuele verbinding tussen huis, garage en terras.
In de achtergevels van zijn eigen woning laat Stynen de bekleding met Silezische parementsteen doorlopen in de borstwering van het terras en de achtergevel van zijn hoekwoning. Bij de uitbreiding van de garage zijn drie oorspronkelijke patrijspoortjes op de begane grond opgeofferd. Op de bel-etage is het nagenoeg gevelbrede houten schuifraam bekroond door een betonnen luifel. De achtergevel van de woning Verheyen, minder zichtbaar vanuit de Volhardingstraat, kreeg een afwijkende geelbruine parementbekleding doorbroken met open inpandige terrassen.
Interieur woning Stynen
De plattegrond van de eigen woning van Stynen getuigt van een vooruitstrevend architecturaal denken, dat mogelijk gemaakt werd door het constructieprincipe, namelijk een inwendig staalskelet met tussenruimten van 3 meter en een overspanning van 7 meter. Dat is vergelijkbaar met de woning Jacobs in de Vlaamsekunstlaan. In voor- en achtergevel voorziet de architect draagelementen in gewapend beton. De staalconstructie liet de architect toe om op iedere bouwlaag een individuele en dynamische circulatie te voorzien, waarbij de plattegrond zich lijkt los te breken uit de beperkingen van het rechthoekige perceel. Daartoe wisselde de architect rechte met gebogen binnenmuren af. Na 1945 heeft Stynen de indeling meermaals gewijzigd, in de geest van de vrije planindeling die het staalskelet mogelijk maakte.
Vandaag beantwoordt de plattegrond nog aan de typologie van de bel-etagewoning, zoals in 1937 verwoord in het maandschrift der Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen: Bedrijf (gelijkvloers), Familieleven (eerste verdieping) en Rust (tweede verdieping). De bijhorende plattegronden tonen een gewijzigde uitvoering van de ontwerpplannen. Zo is de wenteltrap, die de kelder, het gelijkvloers en de bel-etage ontsluit, niet vrijstaand maar tegen de scheimuur ingeplant, waardoor de ruimtelijke beleving enigszins getemperd werd. Het houten binnenschrijnwerk is voorzien in limba, waarvan getuige de relatief smalle, witgeschilderde binnendeuren met laag aangebrachte klinken (waardoor deuren hoger lijken). De oude parketvloeren, direct op de roostering genageld, zijn niet overal behouden.
Praktijkruimte
Het huidige interieur vermengt elementen van het oorspronkelijke interieur uit de jaren 1930 met die van de aanpassingen uit de jaren 1950 en 1960 volgens de visie van Léon Stynen, Op het gelijkvloers dirigeren de afzonderlijke toegangen in voor- en zijgevel de ruimte-indeling, waarbij de L-vormige circulatieruimte (privé- en diensttoegang en in de kruising de traphal) de voormalige ontvangstruimte in de hoek scheidt van het achterliggende ruime tekenbureau van Stynen. Anno 2012 waren ze nog in gebruik als burelen van de eigenaars. De ontvangstruimte geeft volgens de bouwplannen uit op de traphal middels een kamerhoge glazen schuifpui.
Bewaard uit de vroegste fase ('30) is de ingebouwde kast in de voormalige ontvangstruimte met ingewerkte postbus (oorspronkelijk gefineerd met Franse notelaar). In de inkomhal bevindt zich tegenover de deur een wandschildering van René Guiette uit 1937, waarschijnlijk direct op de bestaande bezetting aangebracht en nadien gereinigd en hersteld door lijm tussen de verflaag en de wand te injecteren. De oorspronkelijke keramische vloertegels (10x10 centimeter) zijn verdwenen, alsook de authentieke wandafwerking in plastiek met olieverf overschilderd.
Een gaaf bewaard ensemble uit de jaren 1950 is de traphal met marmeren vloer, wandbezetting (Pronto) en de ijzeren trapleuning, die de oorspronkelijke leuning uit gebronzeerd koperen buismateriaal met vakken van gevlochten koperdraad verving. In 1954 verhuisde Stynen zijn architectenbureau naar het appartement De Zonnewijzer aan de Mechelsesteenweg, waarna de praktijkruimten in zijn eigen woning werden aangepast. Rond 1960 werd bij de verbreding van de garage het voormalig tekenbureau met een meter versmald en omgebouwd tot conciërgewoning. De ruimte werd in functie hiervan opgedeeld in slaap-, woon- en badkamer middels houten tussenwanden, die later terug zijn uitgebroken. Een oorspronkelijke, 1 meter diepe (plannen)kast tegen de achterwand van zijn atelier is wellicht toen uitgebroken. Anno 2012 waren nog oorspronkelijke lichtarmaturen behouden.
Familieleven
Op de bel-etage geeft de wenteltrap uit op een nog oorspronkelijke maar gedeeltelijk aangepaste keuken (Cubex) rechts aan straatzijde. Hier zijn de oorspronkelijke kunststoftegels vervangen door keramische exemplaren. De witte wandtegels en het doorgeefluik (Franse notelaar) zijn nog bewaard. Voor het overige is de ruimte nagenoeg volledig opengewerkt in functie van de eetkamer met en-suite woonkamer, die met schuifdeuren (geleverd door de Brusselse werkhuizen Mylle) uitgeeft op een ruim, op het zuiden gericht terras.
De interieurinrichting van de woonvertrekken toont bij uitstek de progressieve visie van Stynen. Hiervan getuigt de sinds 1939 aangebrachte kleurstelling voor de wanden door middel van getamponeerde verf op basis van lijnolie, ter vervanging van de oorspronkelijke muurbekleding in gele jute. In overeenstemming met de kleurstelling van de leefruimte van het door Le Corbusier gebouwde huis voor René Guiette opteert Stynen voor donkerbruin (gebrande omber, tête de nègre) in de eethoek en lichtblauw voor de lange wand, vandaag in combinatie met een witgeschilderd plafond. Ook de haaks op de zijgevel geplaatste radiatoren in functie van een optimale verlichting zijn behouden, met nog gedeeltelijk oorspronkelijke expressieve gele platen in travertijn, ook gebruikt ter afdekking van de bibliotheekkasten.
Ook behouden zijn de eiken parketvloer, een aantal ingebouwde houten meubelen (buffet, bibliotheekkasten in limbahout en gefineerd met Franse notelaar). Verdwenen zijn de vier oorspronkelijke PH lampen van Deense ontwerper Poul Hennings.
Rust
De bovenliggende verdieping herbergt de slaapvertrekken, die alle op het oosten gericht zijn in functie van de ochtendzon. Volgens het oorlogsschadedossier uit 1944 waren de vier ruimten in die periode ingericht als een meiden-, logeer-, kinder- en grote slaapkamer. Verder nog een toilet en badkamer respectievelijk voor- en achteraan in de binnenhoeken, met tussen de traphal en de badkamer een nachtgang onder plat licht, voorzien van bergruimten. In de jaren 1960 wijzigde Stynen de indeling van vier naar drie kamers, waarbij de gastenkamer een eigen badkamer kreeg, en de ouderslaapkamer werd uitgebreid met inbreng van ingebouwde kasten. Verder nog deels bewaarde eiken vloeren direct op de roostering bevestigd. De badkamer had oorspronkelijk een douchecabine uit granito en groene (majoliek) tegels met wanden voorzien van platen in hardboard met een tegelmotief.
Interieur woning Verheyen
Net als de woning Stynen is de woning Verheyen opgevat als bel-etagewoning met dienstvertrekken op de begane grond, leefkamers op de bel-etage en slaapvertrekken op de bovenliggende verdieping. Stynen opteert hier voor een minder doorgedreven constructiemethode met gemengd gebruik van dragende baksteenmuren met gewapende betonelementen in voor- en achtergevel en inwendig gebruik van stalen liggers.
Op de begane grond leidt de inkom naast de garage via een ruime hal naar een gevelbrede circulatiezone op het middenplan, waarbij aan linkerzijde een wenteltrap de woon- en slaapvertrekken bedient terwijl aan rechterzijde een steektrap de kelder ontsluit. Achteraan liggen de keuken (links) met hoekraam en aanpalend de eetplaats, samen uitgevend op een koer en kleine stadstuin. De eerste verdieping herbergt een grote L-vormige ruimte met bureau aan straatzijde en en-suite eetplaats. Links achteraan is nog een speelkamer die samen met de eetplaats uitgeeft op een inpandig terras. De bovenste verdieping heeft telkens twee kamers aan straat- en tuinzijde, gescheiden door de traphal en gemeenschappelijke badkamer op het middenplan.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Borne S. 2016: Architectenwoning Léon Stynen en woning Verheyen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194457 (geraadpleegd op ).
Hoekhuis met de Volhardingsstraat. Eigen woning van en door L. Stynen, nieuwe zakelijkheid, van 1932-34.
Rechthoekig gebouw van drie bouwlagen met kleine westelijk gerichte voortuin (zijde Volhardingsstraat). Aan zuidzijde, toegevoegde garage met terras ter hoogte van de tweede bouwlaag. Vlakke lijstgevels van gele baksteen met parement van natuursteen op de begane grond. Rechthoekige vensterregisters. Privé-inkom zijde Camille Huysmanslaan met daarnaast ronde venstertjes, zie patrijspoorten in de scheepsbouw; ingang kantoor zijde Volhardingsstraat.
De plattegrond vertoont op het gelijkvloers een ontvangstkamer en een architectenbureau, respectievelijk rechts en links van de gang met een spiltrap naar de verdieping op het einde; op de tweede bouwlaag doorlopende woonvertrekken met aansluitend zuidterras, op de derde bouwlaag slaapvertrekken.
Nummer 87 van 1933, eveneens naar ontwerp van J.L. Stynen; aansluitend bij nummer 85 doch met stalen ramen en deur.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Architectenwoning Léon Stynen en woning Verheyen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6597 (geraadpleegd op ).