Burgerhuis in eclectische stijl naar een ontwerp door de architect François Dens uit 1906 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was Jan Massart, landmeter bij het kadaster en broer van Dens’ echtgenote Berthe Massart, met wie hij datzelfde jaar in het huwelijk trad.
De woning Massart is slechts het tweede bouwproject dat François Dens als zelfstandig architect tot stand bracht. Het werd datzelfde jaar voorafgegaan door het vastgoedproject Korpes (Simonsstraat 16 en Van Leriusstraat 4-6, verbouwd), en gevolgd door het hotel Dembitzer uit 1906 in de Lange Herentalsestraat. Hij past in deze vroege ontwerpen een klassiek architectuuridioom toe, met kenmerken ontleend aan de Italiaanse renaissance en het neo-Grec. Na de Eerste Wereldoorlog ontplooide de architect een succesvolle loopbaan in dienst van de burgerij en het bedrijfsleven. Daarbij legde Dens zich zoals zijn generatiegenoot Alfred Portielje in het bijzonder toe op de ontwikkeling van de typologie van het standingvolle appartementsgebouw. Zijn realisaties op dat vlak evolueerden tijdens de jaren 1920 en 1930 in stijl van beaux-arts, over art deco naar een zakelijk modernisme. De architect bleef actief tot begin jaren 1950.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit roomkleurige Silezische brikken, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, puilijst en lekdrempels, en witte natuursteen voor bossage, hoekblokken, postamenten, consoles, kolommen, de bewerkte fries en architraaf. Axiaal van opzet en geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op de eerste verdieping. Rondbogen en bossage accentueren de pui als sokkel, kolossale geblokte hoekpilasters bepalen de bovenverdiepingen, beëindigd door een klassiek hoofdgestel met architraaf, trigliefenfries en een houten kroonlijst op klossen. De eerste verdieping wordt gemarkeerd door een drielicht met ondiep balkon, guirlandefries en entablement. Opvallende details zijn de voluutvormige balkonconsoles/sluitstenen met acanthusblad, de postamenten met palmet, de maskerkopspuwers en de smeedijzeren balkonborstwering. Een vierlicht met composiete deelzuiltjes doorbreekt de tweede verdieping. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en bovenvensters is bewaard; de benedenvensters werden onder imposthoogte verbouwd tot garagepoort.
De woning beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Zoals gebruikelijk besloeg de enfilade van salon, eetkamer en terras oorspronkelijk de begane grond, met de keuken in de achterbouw. In het bouwdossier ontbreken de bouwplannen.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1906#1184.