Teksten van Hoekcomplex in art-nouveaustijl

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6680

Hoekcomplex in art-nouveaustijl ()

Geheel gevormd door een meergezinswoning met winkel of café, en twee flankerende burgerhuizen in art-nouveaustijl, gelegen op de hoek van De Boeystraat en Provinciestraat. Architect Jacques De Weerdt tekende in 1912 voor het ontwerp, opdrachtgever was Adolf Korpes, vermoedelijk een café-uitbater van Nederlands-Joodse origine. Deze laatste zette kort na elkaar meerdere bouwprojecten op in de wijk, telkens met De Weerdt als architect: in 1911 als eerste een geheel van drie meergezinswoningen op de hoek van Plantin en Moretuslei en Provinciestraat, in 1912 gevolgd door een daarbij aanpalende meergezinswoning en het hoekcomplex van De Boeystraat en Provinciestraat, en in 1914 door een meergezinswoning met winkel Provinciestraat 260 naast het hoekcomplex, en nog eens twee gekoppelde meergezinswoningen aan de Plantin en Moretuslei. Uit 1912 dateert eveneens het project voor een vandaag verdwenen 'lusthof' met café, melkerij-feestzaal, kiosk en koetshuis in cottagestijl, gelegen in de Kruishofstraat nabij de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt".

Met een uitbundige vormgeving laverend tussen beaux-arts en art nouveau, is het vastgoedproject Korpes representatief voor het oeuvre van Jacques De Weerdt uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde de architect alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, vaak van eenzelfde standaardtype. Zijn architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.

Hoekpand

Het afgeschuinde hoekpand (De Boeystraat 16), met een gevelbreedte van zeven traveeën, omvat vier bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband gecombineerd met bepleisterde gevelpartijen, gebruik van blauwe hardsteen voor de geprofileerde plint en witte natuursteen voor sluitstenen, hoekblokken, postamenten, kraagstenen en consoles. Opmerkelijk is de nagenoeg gevelbrede, over twee verdiepingen oplopende erkerpartij, bedoeld om de woonruimte van de huurkwartieren te vergroten. Deze heeft een zichtbare draagstructuur uit geklinknagelde ijzeren I-profielen met rozetten, wordt opgevangen door ijzeren vakwerkconsoles op kraagstenen, en bekroond door een smeedijzeren borstwering. Op de bouwplannen zijn de borstweringen versierd met rankwerkprofielen uit stucwerk, een decor dat enkel nog bewaard is aan de onderzijde van de erker, en heeft de bekronende fries een doorlopend rankwerkdecor, oorspronkelijk eveneens uitgevoerd in stuc of wellicht sgraffito. Een gebogen pseudo-fronton tussen postamenten legt de klemtoon op de afgeschuinde hoekpartij met het winkel- of caféportaal, daar waar de uiterst rechter travee met het privé-portaal en het trappenhuis als tweezijdige erker is geaccentueerd, in het ontwerp bekroond met een torenhelm. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van steekboogopeningen in de winkel- of cafépui en korfboogvensters in de topgeleding, die is afgewerkt met een houten kroonlijst. Het houten schrijnwerk van de winkel- of cafépui en de bovenvensters, oorspronkelijk met typische art-nouveauroeden, is vernieuwd; enkel de privé-inkomdeur bleef behouden.

Volgens de bouwplannen beslaat de winkel- of caféruimte met keuken en toilet de volledige begane grond, met ondergronds onder meer een bierkelder. De drie bovenverdiepingen, ontsloten door de gemeenschappelijke inkom- en traphal, vormen elk een bescheiden huurkwartier van drie kamers met keuken en wc.

Burgerhuizen

Beide flankerende burgerhuizen, die een gelijkaardig opzet volgen qua opstand en plattegrond, zijn drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog, met een souterrain en een leien pseudo-mansarde. De lijstgevel van het rechter pand (De Boeystraat 14) heeft een parement uit witte natuursteen op een plint uit blauwe hardsteen. Het linker pand (Provinciestraat 258), waarvan de begane grond later werd verbouwd tot winkelpui, kreeg afwijkend van de bouwplannen een bepleisterde en beschilderde gevelafwerking. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de zijtraveeën met dakvenster, waarvan de bovenverdiepingen gemarkeerd worden door medaillons of pilasters, brede raampartijen, twee- of drielichten en ondiepe balkons met smeedijzeren borstwering. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig schema met registers van al of niet ingesnoerde korfboogopeningen, een dakvenster en –kapel met entablement.

Het rechter pand onderscheidt zich door een meer uitgesproken art-nouveaukarakter, dat tot uiting komt in de vloeiende lijnvoering van de balkons, het typisch vormgegeven schrijnwerk van de vensters en kroonlijst, de gebogen lekdrempels met spuwers, en het smeedwerk van de keldertralies en inkomdeur, fraai versierd met een bloementuil en guirlandes. Deze is toe te schrijven aan de Lierse kunstsmid Lodewijk Van Boeckel, die wel vaker met Jacques De Weerdt lijkt te hebben samengewerkt. Het linker pand is eenvoudiger van opzet, met een ingehouden decor van klassiek aandoende chutes, waterlijsten en een kroonlijst met tandlijst.

De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond van beide panden ruimte aan de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda; de keukens bevinden zich daarbij in het souterrain. Het rechter pand, dat als enige gelijkvloers over een office beschikt, omvat op de twee bovenverdiepingen twee slaapkamers, een badkamer en een achterkamer, en op het dakniveau twee mansardes en één extra kamer. De bovenverdiepingen van het linker pand bestaan uit vier kamers, ook geschikt als huurkwartieren, en het dakniveau uit een mansarde en twee kamers.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#2478 (hoekcomplex De Boeystraat-Provinciestraat), 1912#2060 (lusthof Kruishofstraat), 1914#5584 (Provinciestraat 260).
  • VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 96.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoekcomplex in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/183862 (geraadpleegd op ).


Hoekhuis met de Provinciestraat ()

Nummer 16. Hoekhuis Provinciestraat van drie en drie traveeën, een afgeschuinde hoek en vier bouwlagen onder plat dak. Eclectische stijl met art-nouveau-inslag naar ontwerp van J. De Weerdt, van 1912. Lijstgevels, ter hoogte van de begane grond, de vierde bouwlaag en de ingangstravee uiterst rechts opgetrokken uit gele baksteen en natuursteen; de muuropeningen in deze gevelpartijen zijn licht getoogd. Tweede en derde bouwlaag voorzien van een kolossale erker: metaalconstructie op dito opengewerkte consoles met balkon ter hoogte van de vierde bouwlaag.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1912#2478.
  • VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede,onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 96.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoekcomplex in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6680 (geraadpleegd op ).


Eclectisch pand ()

Nummer 14. Enkelhuis in eclectische stijl met art-nouveau-inslag naar ontwerp van J. De Weerdt, van 1912; ongelijk aantal traveeën en drie bouwlagen onder pseudo-mansardedak (leien), de dakkapellen in entablement met neo-Lodewijk XVI-ornament. Lijstgevel met parement van witte natuursteen op sokkel van arduin. Art-nouveau-inslag in de verschillende boogvormen van vensters en deur, de vormgeving der balkons, het typisch geometrisch smeedwerk van de leuningen, het floraal uitgewerkte hekwerk van de deur (vermoedelijk door L. Van Boeckel) en de originele roedeverdeling.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1912#2478.
  • VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 96.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoekcomplex in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/182300 (geraadpleegd op ).