Burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl samen met het rechts aanpalende neogotische burgerhuis gebouwd naar een ontwerp door de architect Albert Delrue uit 1881. Opdrachtgever was Joseph Hubert Kockx, een handelaar in confectiekleding uit de Schippersstraat, die vervolgens zijn intrek nam in het linker pand (nummer 19). In 1872 had hij op het hoekperceel van De Coninckplein en Van Arteveldestraat al twee gekoppelde neoclassicistische burgerhuizen laten bouwen. Op de aanpalende percelen zijde Van Arteveldestraat volgden in 1879 en 1880 de neo-Vlaamserenaissance-huizen “In den Arend” en “Jacob van Artevelde”, waarvoor Kockx een eerste maal beroep deed op Delrue.
De burgerhuizen Kockx behoren tot het vroege oeuvre van Jan Delrue, van wie een vijfentwintig nieuwbouwprojecten zijn geïdentificeerd uit de jaren 1877 tot 1894. Hij paste voor zijn burgerhuizen zowel de conventionele neoclassicistische stijl toe, als een rijk geornamenteerde tot pittoreske neo-Vlaamserenaissance, neobarokke of neogotische vormentaal. De architect was aanvankelijk vooral actief in de Stationswijk, en vanaf midden jaren 1880 ook in Zurenborg, waar hij enkele huizengroepen tot stand bracht voor de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier. De laatste tien jaar van zijn leven – hij overleed op vijfenveertigjarige leeftijd – lijkt Delrue niet meer actief te zijn geweest.
Rijwoning oorspronkelijk met enkelhuisopstand van drie traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat). De verhoogde halsgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen (beschilderd) voor waterlijsten, platte banden, diamantkoppen, balkons, balustraden, diamantkoppen en ornamenten, oorspronkelijk op een plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten, legt de compositie de klemtoon op de middenas. De opstand is opgebouwd uit gesuperposeerde registers van overwegend rechthoekige muuropeningen, gemarkeerd door pilasters en entablementen. De bel-etage onderscheidt zich door rondboogvensters met een diamantkopsleutel en een geprofileerde booglijsten op imposten. Balkons met voluut- of stafwerkconsoles, postamenten waarop bolornamenten of siervazen, en doorgetrokken balustraden accentueren de middenas. Van de tweeledige, door voluten, pilasters, wortelmotieven en waterlijsten gemarkeerde geveltop, is de bekroning vermoedelijk kort na de Tweede Wereldoorlog vereenvoudigd. In de eerste geleding wordt het venster met een latei op kraagstenen geflankeerd door rondboognissen met waterlijst, sluitsteen en sokkel, waarop beeldjes van meisjesfiguren. Van de topgeleding zijn enkel de voluten, pilasters en het balkon met voluutconsoles en balustrade bewaard. Het rondboogvenster met waterlijst en sluitsteen is gewijzigd, en het bekronende topstuk met oculus, gebogen fronton, obelisken en siervaas verwijderd. De begane grond is verbouwd tot winkelpui.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1881#822, 1872#268.