Villa Neefs ()

Villa in vroeg-modernistische stijl gebouwd in opdracht van de industrieel Raymond Neefs, naar een ontwerp door de architect Paul Smekens uit 1926. De villa Neefs behoort met de groep landhuizen door de architect Jos Ritzen, tot de zeldzame, vroege uitingen van progressieve architectuur uit de jaren 1920 in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", die tijdens dit decennium werd gedomineerd door de Engelse cottagestijl.

Historiek en context

Raymond Neefs (Antwerpen, 1899-Antwerpen, 1979), was als enige zoon van Joseph Neefs (Antwerpen, 1866-Antwerpen, 1921) vermoedelijk zaakvoerder van de likeur- en jeneverstokerij Jacques Neefs. Gehuwd met Marie-Thérèse Stilmant (Aalst, 1902-Antwerpen, 1978) in 1925, kreeg het echtpaar zes kinderen, vier dochters en twee zonen. De familiale stokerij in de Keizerstraat, produceerde onder meer Elixir De Kempenaar, jenever 't Wit Stoopke, Vermouth Jaccobino, Samson Kina, Amer of Bitter Jacques, Heraldine Grande Liqueur, aperitief Bitter Charlot en Porto Don Carlos. Zoals zijn vader was Raymond Neefs actief in het Antwerpse artistieke milieu en lid van Kunst van Heden, de Antwerpse vereniging van beeldend kunstenaars en kunstmecenassen. De bouw van het landhuis door de aannemer Gebroeders Suetens uit Berchem, ging in de loop van 1926 van start, om vermoedelijk begin 1927 te worden voltooid. Oorspronkelijk ontworpen met een veeleer traditioneel ogend, geknikt schilddak, werd tijdens de opbouw eind 1926 besloten het gebouw meer eigentijds af te werken met een extra attiekverdieping onder een plat dak. Beide bouwaanvragen en de bijhorende bouwplannen vermelden uitsluitend Smekens als ontwerper. De architect Carlos Van der Voodt, die in de literatuur als medeontwerper wordt geciteerd, lijkt niet bij het project betrokken te zijn geweest. Zijn associatie met Smekens ging vermoedelijk pas begin 1927 van start, en hield stand tot midden 1931.

De villa Neefs werd in 1929 bekroond met de Prijs Van de Ven, pas de tweede editie van deze prestigieuze architectuurprijs. Uit 53 inzendingen kreeg het project van Smekens de voorkeur boven onder meer de woning Verwée-Lefébure door Jean-Jules Eggericx, Solbossquare 14 te Elsene, en de kunstenaarswoning Lenglet door Louis Herman De Koninck, Vronerodeaan 103 te Ukkel. Uit het rapport van de jury, onder meer samengesteld uit de architecten Frank Blockx, Gaston Brunfaut en Antoine Pompe, valt vooral af te leiden dat Smekens’ vormbeheersing en materiaalexpressie het haalden van De Koninck's radicale purisme: "L’oeuvre classé première s’est imposée par ses qualités de composition, de balancement pondéré des masses, d’originalité dans les détails, tant du plan que des façades. Malgré une belle unité de style, cette oeuvre n’exclut pas une certaine imagination qui adoucit la rigueur qu’apporterait une solution intransigeante rabotée et telle une épure."

De villa Neefs behoort tot het vroege oeuvre van Paul Smekens, die zich pas in 1921, na het beëindigen van zijn studies aan de Ecole des Beaux-Arts te Parijs, als zelfstandig architect vestigde, en aanvankelijk kortstondig geassocieerd was met de architect Jan Jacobs. In de loop van de jaren 1920 ontwikkelde de architect, een eigentijdse 'kubistische' vormentaal met kenmerken van de art deco, die vooral invloeden incorporeerde van de Amsterdamse School en Willem Marinus Dudok, opgedaan tijdens zijn verblijf in Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog. Hij toonde zich daarmee een pragmatisch modernist, met een kritische reserve ten overstaan van de puristische avant-garde. Nochtans was Smekens op hetzelfde moment als uitvoerend architect verantwoordelijk voor de bouw van de atelierwoning Guiette in de Populierenlaan, de enige realisatie van Le Corbusier in België. Daar hield hij zich evenwel niet aan de vooropgestelde constructiemethode in gewapend beton, volgens het principe van het gestandaardiseerde 'Citrohan'-type.

Behalve de villa Neefs behoren tot deze 'kubistische’ fase het woningcomplex Smekens-De Vos uit hetzelfde jaar in de Kruishofstraat, en de dubbelwoning Verswijver uit 1927 aan de Arthur Goemaerelei. In de Nieuw-Parkwijk “Den Brandt” tekende de architect eerder al voor zijn eigen villa uit 1922 hogerop aan de Della Faillelaan, en vier projecten aan de Cederlaan, de meergezinswoning Van Berckelaer en de verdwenen villa Nicolas van Laten uit 1924 (voorheen nummer 8), en twee vandaag verbouwde meergezinswoningen waarvan één (nummer 38-38A) voor eigen rekening uit 1925, en één (nummer 36) voor rekening van Madeleine Picard - verwante van zijn echtgenote - uit 1926. Vanaf de vroege jaren 1930 evolueerde Smekens’ architectuur naar een gematigd, zakelijk baksteenmodernisme, waarvan de villa Van Osselaer uit 1936 hogerop aan de Della Faillelaan, en de minder gave villa Smit-Van Laer uit 1940 aan de Sorbenlaan 36, representatieve voorbeelden zijn. In die periode was de architect vooral actief in de Tentoonstellingswijk, waar hij tussen 1932 en 1935 niet minder dan veertien bouwprojecten tot stand bracht, enkele voor eigen rekening. Op twee eengezinswoningen na, betrof het uitsluitend opbrengsteigendommen, van bescheiden meergezinswoningen tot grotere appartementsgebouwen zoals het appartementsgebouw op de hoek van Camille Huysmanslaan, Generaal Cabrastraat en Van Varickstraat, waar Smekens van 1936 tot 1980 resideerde. Tijdens de laatste, naoorlogse fase van zijn loopbaan – de architect zette in 1965 een punt achter zijn praktijk - verdween het modernistische engagement zoals bij zo vele generatiegenoten vrijwel volledig naar de achtergrond. Zijn belangrijkste realisatie uit deze periode was het recent gesloopte Internationaal Zeemanshuis, ontworpen en opgetrokken in 1950-1954.

In 1952-1953 liet Raymond Neefs door zijn schoonzoon Georges Baines, sinds kort gehuwd met oudste dochter Anne Neefs, een zwembad aanleggen en een 'pool house' optrekken in de tuin. Het vandaag verdwenen ‘pool house’, een volledig houten paviljoen met bar, zitruimte en kleedcabines, dat tot de allereerste realisaties van de pas afgestudeerde architect behoorde, werd in 1955 onderscheiden met een speciale vermelding in de eerste nationale architectuurwedstrijd van het Nationale Houtvoorlichtingsbureau.

Architectuur

De villa Neefs is illustratief voor de sterke invloed die de architectuur van vooral Willem Marinus Dudok, en via hem ook Frank Lloyd Wright, midden jaren 1920 uitoefende op het werk van Paul Smekens. Deze volgde daarmee het voorbeeld van meerdere generatiegenoten in België, die tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de indruk waren gekomen van het progressieve architectuurklimaat in Nederland. In meer eigentijdse vorm voortbouwend op het model van de eigen villa uit 1922, oogde het ontwerp aanvankelijk nochtans veeleer hybride en onvolkomen. Pas door af te stappen van de wat anachronistische dakconstructie, en veel sterker de nadruk te leggen op de orthogonaliteit en de plastische volumetrie van de bouwmassa, bereikte het gebouw de intrinsieke kwaliteiten waarvoor het later door de jury van de Prijs Van de Ven terecht zou worden geroemd. Doorslaggevend was het hoger optrekken van de eerste verdieping, die het volume zijn zo kenmerkende kubische karakter verleende. Tegelijk werd de horizontale positionering van de raampartijen versterkt, wat dan weer de expressie van de gesloten muurmassieven, dominant in verhouding tot de open geveldelen, ten goede kwam. Door de attiek te laten terugwijken en door middel van een geribde textuur te accentueren, verkreeg het gebouw ten slotte zijn rijzige silhouet en gearticuleerde bekroning, krachtig afgewerkt door de breed uitkragende kroonlijst. De ordonnantie beantwoordt verder aan een haast klassieke drieledigheid, met een onderbouw bepaald door het dynamische ritme en de orthogonale asymmetrie van in- en uitspringende gevelpartijen en luifels, hogerop een vlak behandeld en door harmonische regelmaat beheerst register, en ten slotte de topgeleding opgebouwd volgens een volkomen axiaal schema met bandramen.

Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een rechthoekige plattegrond van drie bij vier traveeën, omvat het gebouw een souterrain en drie bouwlagen onder een plat dak. Het gevelparement is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in een verzorgd kettingverband, met uitzondering van de licht terugwijkende attiek die een meer expressieve behandeling kreeg in typisch geribde reliëfstroken. Dorpels, waterlijsten, luifels, dekstenen en de breed uitkragende daklijst, zijn vermoedelijk uitgevoerd in beton, volgens de bouwplannen voorzien van een ‘Granilis’-bezetting. In plaats van het oorspronkelijk geplande metalen schrijnwerk, werden houten kozijnvensters toegepast, zonder dagkanten in het vlak van de gevel geplaatst, met een contrasterende kleurstelling voor de raamvleugels. De voorgevel wordt bepaald door het uit de as geplaatste inkomportaal met trappenbordes, dat een plastische compositie vormt met de flankerende toegangshelling van de ondergrondse garage en de erkerpartij van de eetkamer, gemarkeerd door verticale muurdammen, horizontale luifels, een spuwer en bloembakken in getrapte constellatie. Het huidige venster van de spreekkamer boven de garage, is tijdens een latere verbouwing ingebracht; de oorspronkelijke raampartij met smalle zijlichten in de zijgevel, waarvan enkel de beschermende luifel is overgebleven, werd daarbij gedicht. In de westelijke zijgevel legt het hoge drielicht van de traphal de klemtoon op de middenas; tegen de oostelijke zijgevel tekent zich de dienstingang af. De houten inkomdeur met smeedijzeren traliewerk bleef behouden, ook het vensterschrijnwerk is mogelijk bewaard of naar oorspronkelijk model vernieuwd. Het smeedijzeren voortuinhek, met een sober orthogonaal patroon en hardstenen postamenten is dan weer verdwenen.

De plattegrond beantwoordt aan een vooruitstrevende opvatting van het wonen, die ingaat tegen de conventionele typologie van het burgerhuis. Zoals in de eigen woning van Smekens vier jaar eerder, eist de ruime woonkamer voor het gezin de hoofdrol op in het interieur. Deze is ook hier in weerwil van de minder gunstige noordelijke oriëntatie aan de tuinzijde gesitueerd, met een open zicht op Park Den Brandt, beschikkend over een overvloedige lichtinval en een terras als verlengstuk. Volgens de bouwplannen is het interieur georganiseerd rond de traphal, die een centrale inplanting kreeg in de westelijke helft van het gebouw. Op de begane grond wordt de inkomhal met vestiaire aan straatzijde geflankeerd door de spreekkamer en de eetkamer. Deze laatste staat via de office in verbinding met de achterliggende, met een keukenlift uitgeruste keuken, die volledig van de aanpalende woonkamer is afgezonderd, en over een dienstingang beschikt. De woonkamer met haard en geïntegreerde bibliotheek beslaat de overige twee derden van de tuinzijde, met toegang tot het driezijdige terras dat aan de blinde achterwand van de keuken grenst. De eerste verdieping omvat drie slaapkamers, elk voorzien van een ondiep balkon, een kinderkamer, een gastenkamer, een linnenkamer en een badkamer. Op de tweede verdieping, slechts bereikbaar via de zoldertrap bevinden zich nog eens vijf kamers. Het souterrain herbergt behalve, voorraad-, wijn-, stook- en kolenkelders, de garage en de wasplaats.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1926#24431, 1926#25356, 18#25561, 18#29737 en 18#31127; foto GP#4958.
  • Architectuurarchief Vlaanderen, archief Paul Smekens, dossier woning Neefs.
  • DE LIGNE J. 1929: L’architecture cubique en Belgique, L’Emulation 49.3, 21-28.
  • DE VOS D. 1929: Nieuwe Bouwkunst in België XI. Jaarlijkse Bouwkunstprijs Van de Ven, Brussel, De Bouwgids 21.6, 139-143.
  • VAN DE VEN E.J. (ed.) 1929: Prix d’architecture Van de Ven 1929, Brussel.
  • DINET P. 1979: Paul Smekens opleiding en architektuur tot 1940, onuitgegeven verhandeling Hoger Instituut Sint-Lukas, Gent, 40-44.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa Neefs [online], https://id.erfgoed.net/teksten/160601 (geraadpleegd op ).


Woning Neefs in modernistische stijl ()

Zogenaamde "woning Neefs" in modernistische stijl naar ontwerp van Paul Smekens in samenwerking met C. Van der Voodt, van 1926; bekroond met de architectuurprijs Van de Ven in 1929.

Landhuis met vrijwel vierkant grondplan, ongelijk aantal traveeën en twee en een halve bouwlaag, oorspronkelijk onder schilddak, heden onder plat dak. De hoofdconstructie blijft een vlakke kubus, zij het met toegevoegde volumes. Centrale toegang naar straatzijde met links van de hal een bureau, rechts een eetkamer, achteraan links de woonkamer en rechts de keuken, laatstgenoemde met terras naar tuin. Tweede verdieping met vier slaapkamers, linnen- en badkamer en onder het dak meidenkamer, speel-, droog- en werkruimten.

Lijstgevels van ruwe baksteen met horizontaliserende borstweringen en een aangepaste, verdiepte bovenste bouwlaag met brede kroonlijst. Portaal met kubistische vormgeving. Rechthoekig horizontaal gegroepeerde vernieuwde houten ramen.

Zijgevel met langgerokken vensters van traphal met gekleurd glas in lood.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1926#24431.
  • DE LIGNE J. 1929: L'architecture cubique en Belgique, L'Emulation, 3, 21-28.
  • DINET P. 1979: Paul Smekens opleiding en architectuur tot 1940, onuitgegeven verhandeling Architectuur, Hoger Instituut Sint-Lukas, Gent, 40-44.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa Neefs [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6697 (geraadpleegd op ).