Teksten van Vroeg-modernistische villa

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6698

Vroeg-modernistische villa ()

Historiek en context

Vroeg-modernistische villa naar een ontwerp door de architect Jos Ritzen uit 1925. Bouwheer was René Peeters, medezaakvoerder van de steenkapperij Peeters te Berchem. Mogelijk ontstond dit project, zoals de aanpalende, gelijktijdig opgetrokken villa Kennes, in samenwerking met architect Stan Leurs, die op dat moment met Ritzen geassocieerd was. Zowel in het bouwdossier als op de bouwplannen ontbreekt echter elke verwijzing naar de ontwerper(s); de villa Peeters is wel opgenomen in de monografie over Jos Ritzen door Frans de Blauwe uit 1957. Aannemer was het bouwbedrijf De Graide & Edwards uit Antwerpen, die de bouw in 1926 voltooide. De broer en medezaakvoerder van Réne Peeters, Gustaaf Peeters, liet in 1928 even hogerop aan de Della Faillelaan een villa in classicerende art-decostijl optrekken naar een ontwerp door Ernest Nagels, huisarchitect van de familie Peeters.

Al in 1929 liet René Peeters de twee zijbalkons van de bovenverdieping dichten met glas. Tijdens een renovatie in 2011-2012 naar ontwerp van de architect Werner De Bondt, werd de voorgevel in oorspronkelijke staat hersteld, door verwijdering van later toegevoegde elementen als venstertralies, een portaalomlijsting en -luifel, en reconstructie van de verdwenen dwarsbalken die de vensters van de begane grond afschermen.

De van oorsprong Nederlandse architect Jos Ritzen, begon zijn carrière in 1919 te Heerlen en later Maastricht, in associatie met de architect Alphonse Jean Nicolas Boosten. Bij zijn vestiging te Antwerpen in 1923, ging hij een associatie aan met Stan Leurs, die een drietal jaar zou standhouden. Naast een reeks privéwoningen ontstonden in deze periode sociale woonwijken in Turnhout, Wuustwezel en Roosdaal, gekenmerkt door een nieuw-zakelijke baksteenarchitectuur met expressionistische inslag. Tot midden jaren 1930 zou Ritzen een toonaangevende rol spelen in de Antwerpse avant-garde, met een baksteenmodernisme dat invloeden verwerkte van zowel Hendrik Petrus Berlage en de Amsterdamse School, als Willem Marinus Dudok en Frank Lloyd Wright. Tijdens de tweede helft van zijn loopbaan wendde Ritzen zich van het modernisme af, ten gunste van een streekgebonden, veeleer traditionalistische architectuur. Een zoektocht naar de geestelijke grondslagen van de bouwkunst onder invloed van de Bossche School en Dom Hans Van Der Laan, vormde de basis voor de vroegchristelijke basilica’s die Ritzen na de Tweede Wereldoorlog tot stand bracht zoals de Sint-Margarethakerk in Knokke en de Sint-Lutgardiskerk in Tongeren. Voor Leurs betekende de samenwerking met Ritzen het begin van een kortstondige architectenpraktijk, die gaandeweg werd gecombineerd en later volledig ingeruild voor een academische loopbaan, en een radicaal engagement in het Vlaamse cultuurleven. Tijdens de jaren 1930 manifesteerde hij zich als vernieuwer in de kerken- en scholenbouw, met projecten als de Heilige Familiekerk in Dessel en de Sint-Antoniuskerk in Seraing.

Behorend tot het vroege oeuvre van Jos Ritzen, is de villa Peeters illustratief voor de invloed die de architectuur van Frank Lloyd Wright tijdens de jaren 1920 uitoefende op de architectuur in Nederland, vooral via de figuur en het oeuvre van Willem Marinus Dudok. Diens ‘romantisch kubisme’ vormde op zijn beurt een rijke voedingsbodem voor het baksteenmodernisme in Vlaanderen. Het gebouw behoort tot een groep verwante landhuizen in baksteenmodernisme met expressionistische inslag, die Ritzen tijdens de tweede helft van de jaren 1920 in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" ontwierp. Deze gebouwen worden gekenmerkt door "een koele beheersing van de vormen, klare, gave ruimten en de afwezigheid van overdreven versieringen". Andere voorbeelden zijn de reeds vermelde villa Kennes op de hoek van Kastanjelaan en Della Faillelaan, de verbouwde villa De Bock aan de Sorbenlaan, en de vijf villa's die Ritzen vanaf 1926 in opdracht van Tony Deckers tot stand bracht, als onderdeel van een speculatief vastgoedproject. Dit laatste betrof een combinatie van een villapark en 'country club', dat op twee reeds bebouwde percelen na het volledige bouwblok zou beslaan gevormd door Della Faillelaan, Dennenlaan, Ahornenlaan, Sorbenlaan en Vijverlaan. Op een termijn van zowat tien jaar plande Deckers hier de bouw van een uniform ensemble van een twintigtal villa's, alle ontworpen door Ritzen in de stijl van de villa's Kennes en Peeters, gelegen rond een gemeenschappelijke binnentuin met clubgebouw, tennisveld, serre en pergola. Behalve de vandaag verdwenen de serre met pergola en het tennishuisje, werden van dit project uiteindelijk slechts vijf villa's gerealiseerd: een verdwenen villa aan de Della Faillelaan ter hoogte van het huidige nummer 62, twee aanpalende villa's aan de Sorbenlaan, de verbouwde villa Dennenlaan 20, en de villa op de hoek van Ahornenlaan en Dennenlaan aan de tegenoverliggende straatzijde van het bouwblok. Ten slotte is er Ritzens niet gerealiseerde project uit 1928 voor een eigen woning op de hoek van Della Faillelaan en Hagedoornlaan, een meer uitgesproken modernistische villa gekenmerkt door een gestapelde, kubische volumetrie met dakterrassen. Zijn curriculum vermeldt Ritzen als laureaat van een 'prijsvraag' in 1926 voor de uitbreiding van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", waarmee vermoedelijk het vastgoedproject Deckers bedoeld werd. Qua type was de villa Peeters sterk verwant met de hoger vermelde, vandaag verdwenen villa in opdracht van Tony Deckers aan de Della Faillelaan, die van een jaar later dateerde.

Architectuur

Vrijstaand ingeplant in de breedte van het perceel, op een quasi rechthoekige plattegrond van vijf bij vier traveeën, omvat het gebouw twee bouwlagen onder een schilddak met gestrekte dakkapellen. De constructie is volledig opgetrokken uit baksteenmetselwerk in halfsteens verband, met een subtiel kleurverschil dat ook de andere villa’s van Ritzen in de wijk kenmerkt: paarsrode baksteen met grijs voegwerk voor de licht uitspringende sokkel, en donkerrode baksteen met rood voegwerk voor de bovenbouw. De bouwplannen vermelden "roode Brabantsche klopsteen (sic) diep ingevoegd". Bij de vernieuwing van de dakbedekking in 2012, werd zoals voorheen gebruik gemaakt van blauwgrijze pannen.

De architectuur ontleent haar karakter aan het compacte silhouet in combinatie met een dynamische volumetrie, gedomineerd door het massieve, overkragende schilddak met steile helling en bijna rechtopstaande zijvlakken. Bepalend is de gesloten, vlakke expressie en de messcherpe definitie van de muurmassieven, opgetrokken uit sober, doorlopend metselwerk zonder enige profilering. De compositie berust op de abstracte geometrie en het subtiele evenwicht tussen openheid en geslotenheid, horizontaliteit en verticaliteit in volumeopbouw, ordonnantie en lijnvoering, doorgetrokken tot in de detaillering van het schrijn- en smeedwerk. Nadrukkelijk horizontaal van opbouw beantwoordt de opstand aan een drieledige, getrapte structuur, waarbij sokkel, hoofdverdieping en topgeleding naar boven toe telkens een fractie terugwijken. Binnen dit schema genereren in- en uitspringende of afgeschuinde gevelvlakken een discrete verticale ritmiek. De breed vooruitspringende kroonlijst lijnt naar het voorbeeld van Wright en Dudok met een krachtige secuur opstand en dakstructuur van elkaar af. Volkomen symmetrisch van opzet, legt de compositie van de voorgevel de klemtoon op de middenas, geklemd binnen afgeschuinde zijmassieven. De zijlichten en hoekvensters die in een doorlopende strook het brede portaal met trappenbordes flankeren, worden opvallend afgeschermd door claustra's van parallelle dwarsbalken uit natuursteen of beton. De venstertjes van het bovenste register zijn gegroepeerd tot een doorlopend bandraam, met slanke tussenstijlen ter breedte van een kop. In de noordelijke zijgevel tekenen zich de schoorsteen en de rondbogige dienstingang met uitwaaierende ontlastingsboog af. De houten inkomdeur met typisch geblokt patroon en smeedijzeren tralies in rastervorm is bewaard, evenals het schrijnwerk van de kozijnvensters en dakkapellen. Fraai van vormgeving is het metalen voortuinhek, met een patroon van parallelle banden en bolmotieven, onderverdeeld door slanke postamenten; enkel de poortjes, oorspronkelijk in de vorm van een dubbele L, zijn vernieuwd.

De plattegrond beantwoordt aan een vooruitstrevende opvatting van het wonen, die ingaat tegen de burgerlijke conventies waaraan de landhuisbouw destijds nog in grote mate onderhevig was. Rekening houdend met de privacy en de oriëntatie van het perceel, worden de circulatieruimtes en dienstlokalen aan de straatzijde gegroepeerd, en de woonvertrekken aan de tuinzijde, gunstig georiënteerd op het westen en zuiden. Het interieur is georganiseerd rond de ruime traphal, die op de begane grond in de langsrichting van het gebouw werd ingeplant, en op de bovenverdieping een kwartslag gedraaid in de dwarsrichting. Gelijkvloers sluiten het inkomportaal en de vestiaire bij de traphal aan. Over de volledige breedte van het gebouw, palend aan de tuin, strekken zich in de westelijke helft de ruime woonkamer met terras en de eetkamer uit. Deze laatste staat via de office in verbinding met de keuken die ten noorden aan de traphal paalt, en over een berging en dienstingang beschikt. De eerste verdieping groepeert rondom de traphal drie slaapkamers, een speelkamer en de badkamer. Slechts bereikbaar via de zoldertrap, herbergt het dakniveau twee mansardekamers, een linnenkamer, een bergkamer, een zolder, en een doka voor het ontwikkelen van foto’s. Het interieur kenmerkt zich door een rijke afwerking, met onder meer een bewaarde, volledig marmeren badkamer.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1925#20464, 1926#22905 en 1929#33857; foto GP#4967.
  • Archives d'Architecture Moderne, Archief Jos Ritzen, foto-album.
  • WATTJES J.G. 1930: Moderne villa's en landhuizen in Europa en Amerika, Amsterdam, pl. 318.
  • DE BLAUWE F. 1957: Jos Ritzen, Antwerpen, plaat 4.
  • CARPENTIER F. 2011: Between style and modernity: the architecture of Jos Ritzen (Heerlen 1896-Antwerp 1961) near the Nachtegalenpark in Antwerp 1924-1934, onuitgegeven verhandeling Maastricht University-Arts and Culture, Maastricht.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Vroeg-modernistische villa [online], https://id.erfgoed.net/teksten/160257 (geraadpleegd op ).


Landhuis ()

Landhuis naar ontwerp van J. Ritzen, van omstreeks 1925. Behouden plattegrond, inspringende bovenverdieping en schilddak. De oorspronkelijke karakteristieke vormgeving van vensters en deur werd teniet gedaan. Originele tuinafsluiting.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Vroeg-modernistische villa [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6698 (geraadpleegd op ).