Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van Louis De Weerdt, naar een ontwerp door de architect Jacques De Weerdt uit 1910. Louis De Weerdt (°Mechelen, 1878), van beroep 'tourneur en fer' was de op één na jongste broer van de architect. Hij huwde op 28 januari 1899 te Mechelen met Maria Elisabeth Mathys (°Mechelen, 1878). Jacques De Weerdt realiseerde alleen al in de De Marbaixstraat vermoedelijk zestien individuele bouwprojecten, waarvan drie voor eigen rekening, goed voor in totaal vierentwintig panden. In hetzelfde bouwblok leverde hij ook meerdere ontwerpen voor percelen aan de Lange Lobroekstraat. Een volgende eigenaar P.L.H. Moeneclaey liet het pand in 1926 verbouwen door de architect Frans Matthijssens, vermoedelijk om het burgerhuis om te vormen tot meergezinswoning. De vierde bouwlaag en pseudo-mansarde werden toegevoegd en ook de achterbouw kreeg twee extra verdiepingen.
De woning Louis De Weerdt is representatief voor het oeuvre van Jacques De Weerdt uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde de architect alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, overwegend in art-nouveau- of neorococostijl, vaak van eenzelfde standaardtype. Deze architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvatte de rijwoning oorspronkelijk drie bouwlagen onder een zadeldak, en sinds 1926 vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde (kunstleien). De lijstgevel onderscheidt zich door een parement uit witte natuursteen op een bewerkte plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de geprofileerde puilijst, beantwoordt de opstand aan tweeledig schema opgebouwd uit de pui en de bovenbouw in kolossale orde. Axiaal van opzet legt de compositie de klemtoon op de middenas, die op de bel-etage wordt gemarkeerd door een balkon met consoles en een gebuikte gietijzeren borstwering. De pui wordt geopend door een korfboogdeur en vensters met doorgetrokken lekdrempels. Gevat tussen ingediepte lisenen met een bloemenkorf op de basis, doorbreken rechthoekige drielichten met een breder middenvenster op individuele lekdrempels de bovenverdiepingen. Veeleer klassiek van opzet, berust het art-nouveau-karakter op de profilering, lijnvoering en vormgeving van het lijstwerk, de balkonconsoles en gebogen lekdrempels met spuwers. Een houten kroonlijst, gekornist op gekoppelde consoles, vormt de gevelbeëindiging; twee dakkapellen met gebogen waterlijst. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur met siersmeedwerk en de vensters is bewaard.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, in de achterbouw geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc. De eerste verdieping omvat drie slaapkamers, een terras en badkamer, de tweede verdieping twee slaapkamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1910#1813, 1926#24326.
- VANHOVE B. 1978: De art-nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven verhandeling Rijksuniversiteit Gent, 93.