Geheel van twee volgens spiegelbeeldschema gekoppelde meergezinswoningen in art-nouveaustijl, voor eigen rekening opgetrokken door de architect Jacques De Weerdt, naar een ontwerp uit 1910, uitgevoerd in 1911. Tot hetzelfde vastgoedproject behoren het café op de hoek van De Marbaixstraat en Lange Lobroekstraat en het daarbij aanpalende winkelhuis. De Weerdt realiseerde alleen al in de De Marbaixstraat vermoedelijk zestien individuele bouwprojecten, waarvan drie voor eigen rekening, goed voor in totaal vierentwintig panden. In hetzelfde bouwblok leverde hij ook meerdere ontwerpen voor percelen aan de Lange Lobroekstraat. De architect bouwde in 1912 voor rekening van Pierre Vaes twee rug aan rug aanpalende burgerhuizen met een gevelfront van hetzelfde type in de Cuperusstraat en de Zurenborgstraat.
Het vastgoedproject is representatief voor het oeuvre van Jacques De Weerdt uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde de architect alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, overwegend in art-nouveau- of neorococostijl, vaak van eenzelfde standaardtype. Deze architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvatten de volgens spiegelbeeldschema gekoppelde rijwoningen drie bouwlagen onder een pseudo-mandarde (oorspronkelijk leien). De identieke lijstgevels onderscheiden zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de bewerkte plint. In de bovenbouw evolueert de opstand naar een axiale compositie, in een vloeiende beweging bepaald door de brede bow-window met drielicht op consoles van de eerste verdieping. Hierbij sluit een balkon met een smeedijzeren borstwering aan, waarvan de gebogen postamenten de vorm aannemen van dolfijnen. Een hoefijzerboogvormige deurvenster met spitse waterlijst opent de tweede verdieping. De middenpost tussen beide panden evolueert van verdiept naar een lijstwerklisene, die wordt bekroond door hoger opgetrokken postament met een leeuwenkop als console en een vlindervormig topstuk. Het art-nouveau-karakter berust verder op de profilering, lijnvoering en vormgeving van het lijstwerk zowel boven de keldermonden, deur- en vensteropeningen, en als versiering van de erker, zijpenanten en steigergaten. Een houten kroonlijst op gekoppelde hoekconsoles vormt de gevelbeëindiging, waarboven een centrale dakkapel met gestrekte waterlijst op consoles (vernieuwd in nummer 10). Van het houten schrijnwerk zijn enkel de inkomdeur en benedenvensters met typische roeden in nummer 8 bewaard; de smeedijzeren keldertralies bleven in beide panden behouden.
De gespiegelde panden bestaan uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat een enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc. Het huurkwartier op de eerste verdieping omvat twee kamers en een keuken annex pomphuis en wc. Op de twee verdieping bevinden zich twee kamers op de derde verdieping drie mansardes.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1910#2209.
- VANHOVE B. 1978: De art-nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven verhandeling Rijksuniversiteit Gent, 93-94.