Herenhuis in beaux-artsstijl naar een ontwerp door de architect Frans Stuyck uit 1904. Opdrachtgever was Joseph Neefs (1866-1921), vermoedelijk als zaakvoerder verbonden aan de likeur- en jeneverstokerij Jacques Neefs. Gehuwd met Gabrielle Corstiaens in 1898, was hij vader van één zoon, Raymond Neefs (1899-1979). De stokerij Jacques Neefs gevestigd in de Keizerstraat, produceerde onder meer Elixir De Kempenaar, jenever 't Wit Stoopke, Vermouth Jaccobino, Samson Kina, Amer of Bitter Jacques, Heraldine Grande Liqueur, aperitief Bitter Charlot en Porto Don Carlos. Als kunstliefhebber was Joseph Neefs lid van de Société royale d'encouragement des beaux-arts d'Anvers en de kunstkring Kunst van Heden. Het hotel Neefs is representatief voor het latere oeuvre van Stuyck, die omstreeks 1875 als architect debuteerde, en zijn carrière kort na de Eerste Wereldoorlog afsloot. Veeleer conventioneel van aard, volgt zijn residentiële architectuur in gematigde vorm de heersende stijlstromingen. Tot zijn belangrijkste gekende realisaties behoort de verdwenen neogotische Sint-Anna en Joachimkerk uit 1903-1905 op Linkeroever.
De rijwoning met een gevelbreedte van vier traveeën, omvat een souterrain, drie bouwlagen en een mansardedak (leien). De statige lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit natuursteen, op een hardstenen plint. Op te merken valt dat het gevelontwerp uit het bouwdossier in spiegelbeeld is opgemaakt. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en het klassieke hoofdgestel, is de opstand opgebouwd uit een lage geblokte pui, een bel-etage en een tweede verdieping van dezelfde hoogte. De asymmetrische compositie legt de klemtoon op het bredere poortrisaliet, dat wordt gemarkeerd door een driezijdige erker met smeedijzeren neorégence-balkon en een monumentaal oeil-de-boeuf met voluten, waterlijst en sluitsteen. Verder volgt de opstand een regelmatig schema, met registers van deur- en vensteropeningen, spiegelbogig in de pui en getoogd op de verdiepingen. De bovenvensters zijn gevat in een geriemde omlijsting met sluitsteen, waterlijst en een extra onderdorpel op de bel-etage. Ontleend aan de rococostijl bestaat de ornamentatie uit een rocailledecor, dat sluitstenen, borstweringen, de fries van het hoofdgestel en - meest opvallend - de basis van de erker siert. De smeedijzeren inkompoort is bewaard, evenals het houten schrijnwerk van de vensters met kleine roeden in het bovenlicht en de dakkapellen.
De plattegrond vertoont de typologische kenmerken van de woning voor de vermogende burgerij, met een opdeling in ontvangst- en privé-vertrekken, dienstlokalen en -circulatie. Van het bel-etagetype met koetspoort, is het interieur georganiseerd rond de monumentale traphal, die over de volledige breedte het centrum van de woning inneemt. Daarbij bood de begane grond oorspronkelijk ruimte aan een kantoor of spreekkamer en de keuken. Salons, eetkamer en veranda, namen de bel-etage in, de privé- en slaapvertrekken de tweede verdieping, de gasten- en meidenkamers de mansarde. Het interieur werd na 1981 gerenoveerd, met een ingrijpende aanpak van vooral de achterbouw en -gevel.
Van het interieur is de ruime traphal intact bewaard, gekenmerkt door een rood marmeren vloer, een stucplafond en een rijk gesculpteerde eiken eretrap, waarin hergebruikte balusters in régencestijl en een trappaal met wapenschild in rococostijl zijn verwerkt, vermoedelijk te dateren in het midden van de 18de eeuw. Het wapenschild is door professor Luc Duerloo geïdentificeerd met de families van Beughem en Vecquemans. Hieruit kan worden afgeleid het om het alliantiewapen gaat van Jean Dominique Hyacinthe van Beughem (1713-1779), markgraaf van het land van Ryen, en Marie Régine Thérèse Vecquemans (1712-1772), kleindochter van Antwerps burgemeester Jean Joseph Vecquemans, baron de la Verre. Hun huwelijk werd voltrokken in 1746, terminus post quem voor de trappaal, waarvan verder onderzoek de herkomst moet bepalen.
De meeste aandacht gaat evenwel naar de monumentale suite wand- en plafondschilderingen door de schilder Emile Vloors (1871-1952), gedateerd 1923. Dit uitzonderlijke ensemble rond het thema van de Uren, bestaat uit vier wanddoeken van groot formaat, vier kleinere doeken boven en tussen de deuren van de overloop, en een rond plafonddoek. De grote wanddoeken stellen Ochtend, Dag, Avond en Nacht voor, het plafonddoek de Aarde omgeven door de Vier Jaargetijden, de kleinere doeken Dageraad en Deemstering. In symbolistische stijl wordt de thematische cyclus verbeeldt door vrouwenfiguren in dromerige landschappen, die zowel de vier delen van het etmaal als de jaargetijden vertegenwoordigen. Het ensemble behoort tot de belangrijkste monumentale realisaties van de schilder, aquarellist en beeldhouwer, naast de plafondschildering van het foyer van de Vlaamse Opera, en zijn bijdrage aan het tussen 1921 en 1926 ontworpen mozaïekdecor in de zuilengang van het Jubelpark te Brussel. Vloors behoorde in 1920 met Jean Delville, Emile Fabry, Albert Ciamberlani en Constant Montald tot de medeoprichters van de Société de l'Art Monumental, een kunstenaarsgroep die een decoratieve monumentale, met de architectuur verbonden kunst voorstond.
Op de bel-etage zijn verder aan de straatzijde een groot en een klein salon in neorococostijl bewaard, met ingelegd parket en een stucplafond, een eiken lambrisering met radiatorkasten, wandbespanning, deurschrijnwerk met gebrandschilderd glas, en gordijnkasten in ajour. De monumentale schouwen hebben een imposante marmeren mantel, een houten boezem geschilderd in marmerimitatie en voorzien van een vergulde spiegel, en gietijzeren haardplaten. De gebeeldhouwde supraporta boven de deur van het groot salon verbeeldt een bucolisch tafereel. Voor het overige is het interieur verbouwd of van minder belang.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2013: Hotel Neefs [online], https://id.erfgoed.net/teksten/144868 (geraadpleegd op ).
Breed enkelhuis van vier traveeën en drie bouwlagen onder mansardedak met dakvensters en groot oeil-de-boeuf, neo-Lodewijk XV-stijl, uit eerste kwart 20ste eeuw. Lijstgevel met natuurstenen parement op arduinen sokkel, lage geblokte begane grond, gekorniste kordons en sobere gevelbeëindiging. Licht uitspringende ingangstravee met erker op bel-etage. Schouderboogvensters in geriemde omlijsting met rocaillesleutel onder gebogen waterlijst. Gedrukte schouderboogdeur.
Interieur met bewaarde schilderijen op doek: voorstelling van "De vier seizoenen" en "De vier jaargetijden" door E. Vloors van 1923.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Hotel Neefs [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6780 (geraadpleegd op ).