Herenhuis in neorégencestijl gebouwd in opdracht van de dagbladeigenaar Camille de Cauwer, naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1912. Het voorname hotel op de hoek van de Frankrijklei en de Lange Leemstraat, verving een bestaand neoclassicistisch pand uit de jaren 1870. Camille de Cauwer (1865-1924), verruilde in 1889 een kortstondige militaire carrière voor de co-directie van de vroegere dagbladdrukkerij Louis Legros in de Oude Beurs. In 1894, aan de vooravond van de Wereldtentoonstelling, richtte hij de ochtendkrant "Le Matin" op, de spreekbuis van de liberale Franstalige bourgeoisie in Antwerpen. Het dagblad waarvan de Cauwer directeur en eigenaar bleef tot 1923, en dat na zijn overlijden geleid werd door zoon Paul de Cauwer, zou pas in 1974 ophouden te bestaan.
Het hotel de Cauwer werd door een latere eigenaar Robert Schreurs omgevormd tot restaurant, genaamd "Le Périgord". De binnenplaats en de oorspronkelijke garage maakten in 1955 plaats voor een uitbreiding naar ontwerp van de ingenieur-architect Roger de Langhe, bestaande uit de nieuwe garage, de keuken en een winkel met woonst. De architect L. Cloots voegde hier in 1963 nog een verdieping aan toe, met een extra salon voor het restaurant.
Met zijn versoberde beaux-arts-vormentaal, is het hotel de Cauwer representatief voor het latere oeuvre van Hertogs, uit het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog. Een van de belangrijkste realisaties uit deze periode is het hotel Thys - later Smidt van Gelder in de Belgiëlei uit 1905, waarvan de klassieke ordonnantie aan het Parijse Lodewijk XIV-hotel is ontleend. Tot de vergelijkbare neorégence-voorbeelden behoren het hotel Müller in de Markgravelei en de hotels Fester in de Van Putlei. Hertogs geldt als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen, met een loopbaan in dienst van de mercantiele burgerij die bijna een halve eeuw omspande, en een vijfhonderdtal woningen en openbare gebouwen opleverde.
De hoekwoning met een gevelbreedte van drie bij vier traveeën, omvat een souterrain, drie bouwlagen en een mezzanine, onder een plat dak. Volledig opgetrokken uit natuursteen, beantwoordt het statige, op de hoek afgeronde gevelfront aan de klassieke driedeling naar Frans 18de-eeuws patroon, bekroond door een attiekbalustrade. Daarbij worden de pui, de twee hoofdverdiepingen en de mezzanine geleed door geprofileerde kordons en de houten kroonlijst. In de voorgevel legt een licht gebogen erker met consoles en bekronend balkon de klemtoon op de middenas. Ook het hoge rondboogportaal trekt de aandacht, gevat in een brede, kwarthol geprofileerde omlijsting, met een zware cartouchesleutel tussen guirlandes. De zijgevel wordt gearticuleerd door een twee traveeën breed middenrisaliet. Steekboogvensters in een vlakke omlijsting met oren, alternerend verrijkt met een cartouchesleutel of een waterlijst, vormen regelmatige registers over beide gevelzijden. De mezzanine onderscheidt zich door verdiepte spiegelboogvelden en vlak omlijste ronde oculi met eenzelfde sluitsteen. Net als het sobere geveldecor is het fraaie smeedijzer van de vleugeldeur, de borstweringen en het traliewerk ontleend aan régencemodellen. Het houten vensterschrijnwerk met typische roedeverdeling is bewaard.
De latere uitbreiding onttrekt de oorspronkelijk half blinde achtergevel grotendeels aan het zicht. Oorspronkelijk paalde deze aan de door een ijzeren hek afgesloten binnenplaats, met de garage. Al omstreeks 1900 in het bezit van een Wilford, behoorde Camille de Cauwer tot de eerste automobilisten in Antwerpen. Ontworpen in aangepaste stijl omvat de aanbouw een lage pui met garagepoort en winkel in het verlengde van het souterrain, en twee verdiepingen, met een drielicht in de middenas.
De plattegrond van het herenhuis vertoont de typologische kenmerken van een woning voor de vermogende burgerij, met een opdeling in ontvangst- en privé-vertrekken, dienstlokalen en -circulatie. Het interieur is georganiseerd rond de centrale traphal met bovenlicht, bereikbaar via de vestibule en ontdubbeld door de diensttrap. Deze wordt op het ‘schoon verdiep’ geflankeerd door de enfilade van salon, eetkamer en veranda. Volgens de bouwplannen deelde de keuken het souterrain met een naai- of spreekkamer en de voorraadkelders. Privé- en slaapvertrekken nemen de bovenverdiepingen in, de meidenkamers de mezzanine.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2013: Herenhuis in neorégencestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/144929 (geraadpleegd op ).
Hoekhuis (Lange Leemstraat) in sobere neorococostijl, uit derde en vierde kwart 19de eeuw. Lijstgevels met natuurstenen parement van drie en vier traveeën en drie en een halve bouwlagen; omlopende gekorniste puilijst en kordon, bekronende attiek met balusters. Voorgevel met enkelhuisopstand, erker op zware consoles met bekronende ijzeren balkonleuning. Rechthoekige keldervensters en segmentboogvensters in bandomlijsting, laatstgenoemde met oren en op derde verdieping met rocaillesleutels; fraai ijzersmeedwerk; halve verdieping met oculi in bandomlijsting. Rondboogdeur in brede omlijsting met rocaillesleutel en festoenen, smeedijzeren vleugeldeur en waaier.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Herenhuis in neorégencestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6785 (geraadpleegd op ).