Herenhuis in art-nouveaustijl naar een ontwerp door de architect Emile Thielens uit 1900. Opdrachtgever was de Nederlander Jean Christiaan Frederik Muller (°Rotterdam, 1850), 'expert maritime' van beroep, die in 1884 vanuit zijn geboortestad naar Antwerpen was geëmigreerd. Hij huwde in 1881 te Rotterdam met Antoinette Petronille Huizer (°Rotterdam, 1858), met wie hij vier dochters kreeg geboren tussen 1882 en 1889, de jongste drie in Berchem. Het gezin nam in 1901 zijn intrek in het pand.
Het hotel Muller behoort tot het latere oeuvre van Emile Thielens, die actief was tot zijn overlijden in 1911. Hij vestigde zich pas omstreeks 1890 als zelfstandig architect, na jarenlang in dienst te hebben gewerkt van de architecten Louis en François Baeckelmans, en vervolgens van Jules Bilmeyer en Joseph Van Riel. Vooral gekend voor zijn veelal pittoreske gebouwen van de Antwerpse Zoo, zette Thielens omstreeks 1900 voorzichtige stappen richting art nouveau, om kort voor zijn overlijden terug te keren tot een klassieke beaux-artsstijl. Veruit zijn belangrijke realisatie uit deze periode is de monumentale Banque de Reports, de Fonds Publics et de Dépôts aan de Meir.
Met een gevelbreedte van vier traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband, discreet geaccentueerd met motieven uit rode baksteen op penanten en borstweringen, die tot een baksteenmozaïek zijn verwerkt in de fries. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de hoge plint, het balkon, vensterposten, hoekblokken, lateien, lekdrempels, kraagstenen en consoles. Sober van opzet, gekenmerkt door een vlakke gevelbehandeling, legt de asymmetrische compositie de klemtoon op de twee linker traveeën, die de belangrijkste vertrekken herberg. Deze worden gemarkeerd door een drielicht op de begane grond en een driezijdig balkon met balustrade op de eerste verdieping. Verder is de opstand opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen. Het art-nouveau-karakter berust naast het smeedwerk van tralies en waaiers hoofdzakelijk op de profilering en vormgeving van de souterrainvensters, en van de hardstenen gevelonderdelen met name het middenkalf van de inkomdeur en de vensterlateien op kraagstenen met een zweepslagmotiefje. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, met een houten kroonlijst op modillons en consoles. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies. Mariabeeld op een console naast de inkomdeur.
Het hotel is georganiseerd rond de traphal met bovenlicht, die een centrale inplanting kreeg in het interieur. Een enfilade van salon, eetkamer en veranda beslaat vermoedelijke over de volledige diepte de linkerflank van de begane grond. Oorspronkelijk bood het souterrain ruimte aan de keuken. In het bouwdossier ontbreken de plattegronden.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 572#835; vreemdelingendossier 481#101959.