Ziekenhuis in art-decostijl naar een ontwerp door de architect Alfried Defever uit december 1927, opgetrokken na het verkrijgen van de bouwvergunning in juni 1928. Opdrachtgever was de Société Coopérative Hôpitaux & Cliniques. De naam Eeuwfeestkliniek verwijst naar het eeuwfeest van de Belgische onafhankelijkheid in 1930, het jaar waarin het ziekenhuis werd geopend.
Het gebouw behoort tot de allerlaatste realisaties van Alfried Defever, die nog voor de voltooiing kwam te overlijden. Van 1899 tot minstens 1912 voerde hij gezamenlijke praktijk met August Cols, die zich liet opmerken door een opvallende reeks burgerhuizen in Zurenborg, alle voor rekening van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier, waarbij zowel de art-nouveau-, neo-Grec- als neorococostijl op uitbundige wijze werden toegepast. Ook ontwierpen zij het kantoorgebouw in de Grotehondstraat waar de bouwmaatschappij zich vanaf 1902 vestigde. Over het zelfstandige oeuvre van Defever uit het interbellum, is minder bekend.
Het oorspronkelijke gebouw met rechthoekige plattegrond, dat uit een souterrain, vijf bouwlagen en een pseudo-mansarde bestond, stemt overeen met de tien linker traveeën van het huidige complex. De drie rechter traveeën en de bovenste twee verdiepingen werden tijdens de naoorlogse periode door de zusters augustinessen van Maria Middelares toegevoegd, zo ook de achterliggende kapel en klooster. Daarbij werd het ordonnantieschema van het oorspronkelijke gevelfront doorgetrokken over de uitbreidingen.
De gecementeerde lijstgevel in simili-natuursteen, vandaag overschilderd, rust op een sokkel uit blauwe hardsteen. Een repetitief verticaal ritme bepaald de opstand, die beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema. Opgebouwd uit registers van brede, rechthoekige vensteropeningen, worden de traveeën gemarkeerd door oplopende vensteromlijstingen, met een geometrisch art-decoreliëf op de borstweringen. Het hoge, rechthoekige portaal in geprofileerde omlijsting, geeft de uiterste travee van het oorspronkelijke gebouw aan. Het werd bekroond met een klassiek hoofdgestel, een houten kroonlijst op klossen, en een leien pseudomansarde met rechthoekige dakkapellen. Een opmerkelijk detail is het twee traveeën breed balkon op de vijfde verdieping, oorspronkelijk de topgeleding. In de sokkel is het smeedijzeren art-deco-traliewerk bewaard.
Volgens de bouwplannen werd de plattegrond over de volledige breedte van het gebouw opgedeeld door een centrale gang, ontsloten door de grote traphal met lift in de noordwesthoek. De begane grond bood ruimte aan de inkomhal, directie- en administratiekantoren, de 'groote spreekzaal' en de kapel. Het souterrain herbergde de ziekenkeuken en de refter van het verplegend personeel.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1928#28947.