Geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in beaux-artsstijl op de hoek van Helenalei en Marialei, naar een ontwerp door de architect Max Winders uit 1911 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was de Société Anonyme Briqueteries de Notre-Dame, waarvoor de bankier Jos. Opdebeeck als ‘administrateur’ of afgevaardigd beheerder optrad. Deze in Brecht gevestigde steenbakkerij had eerder al meerdere vastgoedprojecten opgezet in Antwerpen telkens met een café of winkel op het hoekperceel, waaronder in 1909 een complex van vijf panden op de hoek van Jan Van Rijswijcklaan en Markgravelei, en in 1910 een gelijkaardig complex van tien panden op de hoek van Betogingstraat en Sterlingerstraat te Borgerhout, beide naar ontwerp van de architect Edward Van Not. Winders ontwierp in 1912 nog een tweede vastgoedproject voor de Briqueteries de Notre-Dame, een neogotisch complex op de hoek van Markgravelei en Robert Molsstraat, dat echter geen doorgang vond. In 1913 kreeg hij van bankier Opdebeeck opdracht voor het ontwerp van zijn privé-hotel in neorococostijl aan de Jan Van Rijswijcklaan.
Het vastgoedproject van de Briqueteries de Notre-Dame behoort tot het vroege oeuvre van Max Winders, die tot 1907 voor zijn vader architect Jean-Jacques Winders had gewerkt. Vanaf het begin werd zijn loopbaan gekenmerkt door het grote aantal ontwerpen voor bankgebouwen, met name in Antwerpen. Hierbij ontwikkelde hij vóór de Eerste Wereldoorlog een monumentale beaux-artsstijl naar Frans model. Zijn belangrijkste realisaties uit deze periode zijn de diamantbeurs "Fortunia" op de hoek van Pelikaanstraat en Vestingstraat, de Banque de l'Union Anversoise aan de Graanmarkt en de Banque Centrale Anversoise in de Lange Gasthuisstraat.
Met een gevelbreedte van in totaal tien traveeën, omvat het afgeschuinde hoekcomplex een souterrain en drie bouwlagen onder een mansardedak. Het gevelfront onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen (Savonnière), met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, en leien als dakbedekking. Geleed door de puilijst en het klassieke hoofdgestel, is de opstand opgebouwd uit een met schijnvoegen belijnde pui, en een door kolossale pilasters geritmeerde bovenbouw. Symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de hoger opgetrokken hoektravee, en de bredere voorlaatste travee. De hoektravee wordt op de eerste verdieping geaccentueerd door een rechthoekige erker met zware consoles, cartouches, een gebogen waterlijst en smeedijzeren balkon, en boven de kroonlijst door een attiek met voluten en oeil-de-boeuf, en een opvallende koepel met bewerkte loden ribben, een geajoureerd topstuk en een vuurvaas als bekroning. Registers van getoogde deur- en vensteropeningen met sluitsteen, op de bovenverdiepingen in vlakke omlijsting, bepalen de regelmaat van de compositie. Daarbij zijn de portalen met bovenlicht verrijkt met een bewerkt entablement, en de vensters van de eerste verdieping met cartouchesleutels en een smeedijzeren borstwering. Het geveldecor en het door symmetrie beheerste patroon van het smeedwerk gaan terug op de 18de-eeuwse régence- en de Lodewijk XVI-stijl. Het gevernist houten schrijnwerk van de bewerkte inkomdeuren, en de vensters met kleine roedeverdeling is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk van het souterrain; de zinken oeils-de-boeuf van de mansarde, drie zijde Marialei en vijf zijde Helenalei zijn verdwenen.
De ondiepe voortuin is afgezet met een sierlijk gesmeed ijzeren hek, waarbij de inkompoortjes worden gemarkeerd door verjongende postamenten met chutes en een bolornament als topstuk.
Beide woningen beslaan de volledige oppervlakte van het perceel, met uitzondering van een lichtschacht tegen de gemene muur van het buurpand zijde Marialei. Gelijkwaardig wat oppervlakte en indeling betreft, neemt het linker pand de zijde Marialei in met inbegrip van de hoekpartij, en strekt het rechter pand zich zijde Helenalei uit, elk met een afzonderlijke inkom- en traphal in de uiterste traveeën. De plattegrond omvat telkens een L-vormige suite van salon, eetkamer en veranda op de begane grond, twee slaapkamers en een badkamer op de eerste verdieping, en drie slaapkamers - met extra linnenkamer in het pand Helenalei – op de tweede verdieping. Het souterrain biedt ruimte aan de keukens met office en ‘monte plats’, de mansarde aan de meidenkamers en zolders.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Hoekcomplex in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181707 (geraadpleegd op ).
Hoekhuis met flats, respectievelijk vier traveeën, een afgeschuinde hoek en vijf traveeën en drie bouwlagen onder mansardedak (leien); neo-Lodewijk XVI-stijl naar ontwerp van Max Winders (cf. inscriptie), te dateren circa 1910.
Lijstgevels met parement van natuursteen op hoge sokkel met keldervensters. Geblokte begane grond onder markante puilijst. Hoektravee met erker en balkon; bekronende koepel met fronton, ribben en topstuk van natuursteen.
Segmentboogvensters in vlakke of platte bandomlijsting, op de bel-etage met cartouchesleutel en ijzeren leuningen. Uiterste, risalietvormende ingangstravee met rechthoekige deur en bovenlicht in omlopende omlijsting. Voortuin met ijzeren hek en postamenten van natuursteen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Hoekcomplex in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6861 (geraadpleegd op ).