Twee gekoppelde appartementsgebouwen in art-decostijl, naar ontwerp van architect Louis Van Rijmenant (inscriptie op pui) uit 1928. Het complex werd opgetrokken door aannemer Jozef Taeymans, nummer 29 in opdracht voor Armand Perreman, nummer 31 voor eigen rekening van Van Rijmenant die er zelf ook een appartement betrok. Eerder in 1928 had Perreman op zijn perceel een bouwaanvraag ingediend voor een gelijkaardig zij het enkelvoudig appartementsgebouw, eveneens ontworpen door Van Rijmenant, die echter was ingetrokken voor de realisatie van hun gezamenlijke bouwproject. Het complex is representatief voor de architectuurproductie uit de late jaren 1920 van Van Rijmenant, destijds allicht op het hoogtepunt van zijn carrière, en vergelijkbaar met het gelijktijdige flatgebouwen Berger en Rosenblum aan de Charlottalei.

Het complex omvat een souterrain en zes bouwlagen onder plat dak, met een gevelbreedte van zes ongelijke traveeën. De sobere voorgevel is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk met knipvoegen, ruim verwerkt met natuursteen op een arduinen plint. Symmetrisch van opbouw in spiegelbeeld, weerspiegelt de gevelcompositie de achterliggende plattegrond. De verticale geleding wordt bepaald door twee zijrisalieten met een rondboogportaal en oplopende erkers van een ingebogen driezijdige vorm, een geprononceerde middenpijler op de scheiding, en oplopende tweelichten in de tussenliggende traveeën. Erkers en middenpijler lopen boven de kroonlijst door in een getrapt topstuk. Verder is het decor beperkt tot rozetten, sierlijsten, cannelures en de cartouchesleutels van de portalen, met een bladornamentatie die ook terugkeert in het verzorgde smeedijzerwerk van de deurvleugels en vensterleuningen. Van het sierhek resten enkel de arduinen sokkel en posten.

Beide appartementsgebouwen beschikken over een afzonderlijk trappenhuis met lift aansluitend bij het portaal, en vertonen een L-vormige plattegrond symmetrisch opgesteld rond een binnenplaats en -tuin. De indeling van de appartementen is identiek en omvat een doorlopende woon-eetkamer en hal in L-vorm aan de straatzijde, een centrale groepering van keuken, badkamer en toilet met terrasje, en drie zowel onderling als door een lange gang verbonden slaapkamers in de achterbouw. Behalve de hal wordt de benedenverdieping ingenomen door de conciërgewoning en zes meidenkamers, het souterrain door een garage, en kelders. Het interieur van de inkom- en traphallen onderscheidt zich door de verzorgde marmerbekleding in contrasterende tinten van wanden, vloer en trap, sierlijke smeedijzeren trapleuningen en markante, kleurrijke glas-in-loodramen met bloemmotieven. Bewaarde lift van de Antwerpse constructeur E. Thiéry, met eiken liftkooi en metalen harmonicadeuren.