Burgerhuis in neo-Lodewijk XVI-stijl gebouwd in opdracht van E. Govaerts, naar een ontwerp door Ferdinand Dermond uit 1910. De architect liet zich aan het begin van zijn loopbaan, kort na de eeuwwisseling, opmerken met enkele opvallende realisaties in art nouveau. Omstreeks 1910 keerde hij deze vernieuwende stroming echter de rug toe, voor een meer conventionele beaux-artsstijl, waarvan de woning Govaerts een representatief voorbeeld is. Ook tijdens het interbellum zou zijn architectuur gekenmerkt blijven door een behoudend karakter.
Rijhuis van vier bouwlagen en drie traveeën onder zadeldak, met een lijstgevel uit witte natuursteen op een sokkel van blauwe hardsteen. Horizontaal wordt de gevel opgedeeld in een zwaar belijnde benedenbouw die de geboste begane grond en de bel-etage omvat, en een bovenbouw met kolossale pilastergeleding. Verticaal legt de compositie legt het accent op de twee rechtertaveeën, die tot een risaliet worden gebundeld, met als accent een driezijdige erker met balusterbalkon oplopend over de benedenbouw. De sobere, classicistische ornamentatie is beperkt tot sluitstenen in de vorm van fakkels met acanthusbladeren, borstweringen met bloemenguirlandes en dropmotief, rankwerk en medaillons met chutes onder de kroonlijstconsoles. Het houten vensterschrijnwerk is behouden, de gesmeed ijzeren inkomdeur en het grootste deel van het voortuinhek werden verwijderd.
Typisch voor de klassieke typologie van het burgerhuis wordt de lage begane grond volgens de bouwplannen ingenomen door de inkom en het trappenhuis met afzonderlijke diensttrap, een spreekkamer, een kantoor en de keuken. De bel-etage omvat de woonkamer aan de straatzijde, waarachter eerder ongewoon twee slaapkamers en een badkamer. Ook de tweede en de ondiepe derde verdieping dienden vermoedelijk voor slaapkamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1910#2273 en 1911#1980.
- DE VOS-VAN KLEEF D. 1913: Huizen in en rond de stad, De Bouwgids, 5.3, 50-51.