Eclectisch burgerhuis met een vermenging van Engelse cottage-invloeden en neorenaissance-elementen, gebouwd in opdracht van René Peeters, naar een ontwerp uit 1910. Uit het bouwdossier vallen de ontwerper noch aannemer af te leiden.

Deze rijwoning van eerder bescheiden afmetingen, telt drie bouwlagen onder een complex zadel- en wolfsdak. De indeling van de plattegrond wijst op een progressieve visie op het wonen, die afwijkt af van de klassieke typologie van de burgerwoning. De woonkamer met een typische gebogen erker wordt daarbij opmerkelijk in een halfvrijstaande uitbouw aan de tuinzijde van de begane grond ondergebracht. Hierbij sluit de traphal in de voorbouw aan, die wordt geflankeerd door een spreekkamer aan de straat, en de keuken met pomphuis. De eerste verdieping biedt ruimte aan twee slaapkamers en een badkamer, de ondiepe tweede verdieping aan twee kleinere kamers en een zolder onder het steil aflopende wolfsdak van de uitbouw. Na een eerdere toevoeging van een kleine annex, werd de woonkamer in 1937 verlengd.

Ook de horizontaal gelede lijstgevel beantwoordt aan een pittoreske architectuuropvatting, zowel door het materiaalgebruik - natuursteen op een plint van rode breuksteen en arduin, als door het geaccentueerde reliëf van in- en uitspringende delen. Een driezijdige erker over de eerste twee bouwlagen markeert de bredere hoofdtravee, het balkon op gedrongen hoekzuiltjes dat hierbij aansluit vormt een ondiep portaal in de linkertravee. Een loggia met vier gelijkaardige zuiltjes tegen een bakstenen achterwand, geeft de tweede verdieping het uitzicht van een attiek. Verder is de ornamentatie beperkt tot voluutcartouches en kleine rozetsleutels. Bewaard schrijnwerk van deur en vensters met kleine roedeverdeling, en integraal behouden gesmeed ijzeren voortuinhek met art-nouveau-inslag.