Voornaam herenhuis in neo-Lodewijk XVI-stijl, gebouwd in opdracht van Joseph Spruyt, naar een ontwerp van architect Edouard Van Opstal (inscriptie in de pui) uit 1910. Het gebouw behoort tot de grotere en meest prestigieuze hotels aan de Jan Van Rijswijcklaan, die in dit bouwblok bovendien over ruime tuinen beschikken. Naar omvang en typologie is het hotel sterk verwant met het aanpalende hotel Coveliers, dat kort voordien werd ontworpen door architect Frans Van Dijk. Van Opstal ontwierp vóór de Eerste Wereldoorlog nog twee herenhuizen van een afwijkend type aan de Jan Van Rijswijcklaan, het hotel Deckers en het gesloopte hotel Schul (voorheen nummer 158). Deze drie hotels behoren tot het latere oeuvre van de architect, wiens loopbaan omstreeks 1880 van start ging. In opdracht van een bemiddeld cliënteel, realiseerde hij talrijke burger- en herenhuizen in de betere wijken van de stad, overwegend in conventionele neoclassicistische stijl. In 1912 werd door architect Adolphe Van Coppernolle in de tuin van het hotel Spruyt een garagepaviljoen voor een automobiel opgetrokken.
Deze brede en diepe rijwoning in halfopen bebouwing, omvat een souterrain en drie bouwlagen onder plat dak. De statige voorgevel van vijf traveeën heeft een verzorgd parement van natuursteen, en een regelmatige ordonnantie van rechthoekige muuropeningen. Geïnspireerd op het classicistische Petit Trianon in Versailles, wordt de symmetrische compositie gekenmerkt door een nadrukkelijk verticale geleding. Hoofdmotief is het drie traveeën brede middenrisaliet in composiete orde, vanaf de sokkel geritmeerd door gegroefde kolossale pilasters, en afgewerkt met een klassiek hoofdgestel en een attiekbalustrade. In de flankerende zijtraveeën, die doorlopen in een monumentaal dakvenster met gebogen pseudo-fronton, beklemtonen een balkon en een driehoekig fronton het bovenvenster. Het eenvoudige zijportaal heeft een oculus als bovenlicht; de bovenste verdieping is uitgewerkt als een terugwijkende attiek. Typische neo-Lodewijk XVI-ornamenten die de horizontale registers onderscheiden zijn, de maskerkopsleutels en entrelacs-fries van de begane grond, de rozetborstweringen van de bovenverdieping, en de chutes met strik op de penanten van de attiek. Het gevernist houten schrijnwerk van de fraai bewerkte vleugeldeur en vensters, en het smeedijzer van het voortuinhek zijn integraal bewaard; de initialen RS in de inrijpoort naar de garage verwijzen vermoedelijk naar latere eigenaars de familie Roevens-Simon. De zij- en achtergevel zijn eenvoudiger uit bak- en natuursteen opgetrokken.
De plattegrond vertoont de typologische kenmerken van een woning voor de vermogende burgerij, met een opdeling in ontvangst- en privé-vertrekken, dienstlokalen en -circulatie. Een vestibule leidt vanaf de straat naar de grote hal met staatsietrap, die de centrale ruimte van het hotel vormt. De bel-etage wordt volledig ingenomen door de ontvangstruimten, met een salon aan de straatzijde, en een ruime eetzaal en veranda over de volledige diepte van het gebouw. Deze suite sluit via een rotonde aan op een gebogen bordes met tuintrap. De eerste verdieping bood volgens de bouwplannen ruimte aan een suite van fumoir en salon vooraan, en de grote slaapkamer met balkon en 'cabinet de toilette' achteraan. De tweede verdieping omvatte de overige slaapkamers en vermoedelijk meidenkamers. In het souterrain met dienstingang bevonden zich naast de gebruikelijke voorraad-, wijn-, kolenkelders en stookinstallatie, een 'état domestique', een washuis en de grote keuken. De diensttrap en -gang, verbonden met de vestiaire en office, verzekerden de bediening door het personeel. Vlak achter het hotel bevindt zich de garage met een dakbalustrade en oculi, die van bij de bouw was uitgerust met een draaischijf; het souterrain doet vandaag bijkomend dienst als ondergrondse garage.
Het vrij gaaf bewaarde interieur vertoont dezelfde neo-Lodewijk XVI-stijlkenmerken als de gevel, met parketvloeren, sober stucwerkdecor op wanden en plafonds, en rijke marmeren schouwen. Tot de belangrijkste vertrekken behoren de monumentale grote hal met een zuilengalerij, glas-in-looddrielichten en een bordestrap met eiken leuning. Op de benedenverdieping is het gelambrizeerde salon ingericht als bibliotheek, en worden de grote eetzaal en de veranda opgedeeld door een pilasterarcade.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2011: Neo-Lodewijk XVI-herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135905 (geraadpleegd op ).
Statig neo-Lodewijk XVI-herenhuis van vijf traveeën en drie bouwlagen naar ontwerp van E. Van Opstal (gevelsteen), van circa 1910. Lijstgevel met natuurstenen parement op arduinen sokkel, groot balkon gevormd door achteruitwijkende middentravee van derde bouwlaag, attiekvormende balustrade. Ritmerende en gegroefde kolossale pilasters met composietkapiteel onder klassieke gevelbeëindiging. Uiterste travee gemarkeerd door balkon waarvan deurvensters bekroond met driehoekig fronton, hogerop rondboogvensters. Voorts rechthoekige vensters in bandomlijstingen, op benedenverdieping met maskerkopsleutels. Rechthoekige deur in geriemde omlijsting met gestrekte waterlijst, hogerop radvenster in brede omlijsting. IJzeren hek links naast het huis.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Neo-Lodewijk XVI-herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6954 (geraadpleegd op ).