Geheel van drie gekoppelde burgerhuizen in eclectische stijl, volgens de bouwaanvraag uit 1903 opgetrokken in opdracht van L. Koninckx-Boelens. Ontwerper noch aannemer vallen uit het bouwdossier af te leiden. Het linker pand (nummer 15) werd in 1923-1924 verbouwd, met een nieuwe indeling van de pui en toevoeging van een pseudo-mansarde.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. Gekoppeld volgens spiegelbeeld- en repeterend schema, kreeg het gevelfront een uniforme behandeling, met verspringende kroonlijsthogte. De lijstgevels hebben een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en witte natuursteen voor speklagen, waterlijsten, lateien, balustraden en gevelreliëfs. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie telkens de klemtoon op het brede, door lisenen gemarkeerde zijrisaliet. Een rondbogig spaarveld met sluitsteen en een balustrade accentueren de eerste verdieping. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema met registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen. Decoratieve reliëfs met rolwerkcartouches, medaillons, guirlandes en rankwerk, sieren de borstweringen, friezen, boogvelden en -zwikken; friezen van cementtegels verrijken het middenpand. Een gekorniste houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. De houten inkomdeur van nummer 19, en de benedenvensters met driehoekig fronton van de nummers 17 en 19 zijn bewaard. Van nummer 15 werden in de pui de lisenen verwijderd, de deur versmald en het venster ontdubbeld.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1903#548, 1923#16484 en 1924#17833.